http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=424580
---
Ministerie van Ministerie van
Buitenlandse Zaken Defensie
Postbus 20061 Postbus 20701
2500 EB 's-Gravenhage 2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon 070-3486486 Telefoon 070-3188188
Aan:
de Voorzitter van de
Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Plein 2
's-Gravenhage
I.a.a.:
de Voorzitter van de
Eerste Kamer der
Staten-Generaal
Binnenhof 22
's-Gravenhage
Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum
DVB/CV-405/01 21 december 2001
Onderwerp: Nederlandse deelneming aan de VN-gemandateerde "International
Security Assistance Force" in Afghanistan.
Zeer geachte Voorzitter,
Op dinsdag 11 december jl. heeft de minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de minister van Defensie, het parlement geïnformeerd over het
voornemen van de regering om deelneming aan een veiligheidsmacht in
Afghanistan te onderzoeken (27 925, nr. 32). Mede met het oog op nader
overleg met de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie
informeren wij u hierbij, op grond van artikel 100 van de Grondwet vooraf,
aan de hand van het Toetsingskader 2001, over het besluit van regering d.d.
21 december jl. tot deelneming van Nederlandse militaire eenheden aan de op
handen zijnde VN-gemandateerde "International Security Assistance Force"
(ISAF) in Afghanistan.
Kern van het besluit
Het besluit tot deelneming aan de ISAF-operatie in Afghanistan is gebaseerd
op zes gronden:
de resultaten van de Petersberg-conferentie te Bonn over de toekomst van
Afghanistan ("agreement on provisional arrangements in Afghanistan pending
the re-establishment of permanent government institutions"; verder te noemen
het akkoord van Bonn), waarover de Kamer is geïnformeerd bij brief van de
minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 december 2001 (27 925, nr. 33);
het verzoek tot bijstand door de internationale gemeenschap van de
deelnemers aan deze conferentie;
de verwelkoming van de resultaten van de Petersberg-conferentie door de VN
Veiligheidsraad in resolutie 1383 d.d. 6 december jl. (bijlage I);
de brieven d.d. 14 respectievelijk 19 december jl. (bijlage II) waarin de
beoogde Afghaanse minister van Buitenlandse Zaken Abdullah, mede namens de
Afghaanse interim-regering, onder verwijzing naar Annex I van het akkoord
van Bonn, akkoord gaat met de ontplooiing van een multinationale
veiligheidsmacht in Afghanistan;
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk
d.d. 19 december jl. (bijlage III), waarin het Verenigd Koninkrijk de
bereidheid uitspreekt om voor een initiële periode van ongeveer drie maanden
de leiding te nemen in de organisatie en de bevelvoering van de
veiligheidsmacht;
de daaropvolgende resolutie van de VN Veiligheidsraad 1386 d.d. 20 december
2001 (bijlage IV) waarin onder verwijzing naar Hoofdstuk VII van het
VN-Handvest het mandaat wordt verleend tot ontplooiing van een
veiligheidsmacht in Afghanistan.
De veiligheidsmacht wordt derhalve ontplooid op uitdrukkelijk verzoek van de
in VN-kader erkende nieuwe Afghaanse autoriteiten, en heeft tot doel de
interim-regering van Afghanistan, die zich per 22 december a.s. in Kaboel
zal vestigen, bij te staan bij het scheppen van een veilige omgeving in
Kaboel en omstreken. De regering acht spoedige ontplooiing van de
veiligheidsmacht cruciaal voor het scheppen van voorwaarden voor een meer
algemene stabilisering van de situatie in Afghanistan en daarmee het bieden
van een perspectief op een betere toekomst aan de inwoners van het land.
Op grond van artikel 100 van de Grondwet delen wij u mede dat de regering heden besloten heeft een versterkte luchtmobiele infanteriecompagnie van circa 200 militairen ter beschikking te stellen voor deelneming aan de veiligheidsmacht. De huidige planning voorziet erin dat eind december een verkenningsmissie naar Kaboel reist, waaraan Nederland zal deelnemen.
De regering heeft het besluit tot deelneming aan de veiligheidsmacht genomen na zorgvuldige afweging van de aandachtspunten van het Toetsingskader 2001, dat u op 19 juli 2001 toeging (23 591/26 454, nr. 7). In zijn militair advies heeft de Chef Defensiestaf, mede op basis van een risico- en dreigingsanalyse van de Militaire Inlichtingen Dienst, geconcludeerd dat de militaire risico's in deze gecompliceerde operatie weliswaar aanzienlijk zijn, maar dat de inzet van Nederlandse militairen, gelet op de met deze operatie gemoeide belangen, het mandaat, de overige deelnemende landen en de betrokkenheid van de VS, verantwoord is. In het onderstaande wordt nader op de aandachtspunten van het Toetsingskader ingegaan.
Tevens gaat deze brief in op het besluit van de regering om in te gaan op
het bijgestelde Amerikaanse verzoek inzake de inzet van F-16's die, in nauwe
samenwerking met Denemarken en Noorwegen, zullen worden ingezet voor "Close
Air Support", hetgeen mede van belang is voor de veiligheid van de
veiligheidsmacht.
De gronden voor deelneming
Het akkoord van Bonn kan een keerpunt betekenen in de recente politieke
geschiedenis van Afghanistan. Het vormt de weerslag van de unieke
bijeenkomst van vertegenwoordigers van het Afghaanse volk die, moe van jaren
van honger en oorlog, tot overeenstemming zijn gekomen over een raamwerk
voor de toekomstige politieke structuur van Afghanistan, en zich gezamenlijk
wenden tot de internationale gemeenschap voor hulp. In Annex I bij de
overeenkomst van Bonn wordt de VN-Veiligheidsraad onder andere gevraagd het
mandaat te verlenen tot de ontplooiing van een veiligheidsmacht in
Afghanistan.
In VN-Veiligheidsraadsresolutie 1386 d.d. 20 december 2001, waarin onder
verwijzing naar Hoofdstuk VII van het VN Handvest het mandaat van de
veiligheidsmacht wordt gegeven, roept de VN lidstaten op om bij te dragen
aan deze veiligheidsmacht met personeel, materieel en andere middelen. De
Veiligheidsraad beschouwt de situatie in Afghanistan nog steeds als een
bedreiging van de internationale vrede en veiligheid.
Volgens deze resolutie dient de veiligheidsmacht de Afghanen te assisteren
bij handhaving van de veiligheid in Kaboel en omstreken. De
verantwoordelijkheid voor de handhaving van orde en gezag in het gehele land
wordt bij de Afghanen zelf gelegd. De ontplooiing van de eerste (Britse)
eenheden van de veiligheidsmacht vangt aan op 22 december 2001, de dag van
aantreden van de Afghaanse interim-regering.
Op 19 december jl. verklaarde de beoogde minister van Buitenlandse Zaken,
Abdullah, zich namens de Afghaanse interim-regering akkoord met de
ontplooiing van een multinationale veiligheidsmacht in Afghanistan. Eveneens
op 19 december jl. stelde de minister van Buitenlandse Zaken van het
Verenigd Koninkrijk de Secretaris-Generaal van de VN op de hoogte van de
bereidheid van het Verenigd Koninkrijk de leiding te nemen in de organisatie
en de bevelvoering van de veiligheidsmacht.
De VN-Veiligheidsraad heeft vervolgens besloten tot mandatering van de
internationale militaire presentie in Afghanistan. De regering acht deze
internationale presentie van cruciaal belang voor de stabilisering van de
situatie in Afghanistan. Primair gaat het erom dat het de Afghaanse
interim-regering mogelijk wordt gemaakt zich in Kaboel te vestigen en in
veiligheid een aanvang te maken met haar werkzaamheden. Dit is van speciaal
belang voor de leden van de interim-regering die geen deel uitmaken van de
Noordelijke Alliantie.
De regering is van mening dat de internationale rechtsorde wordt bevorderd
door de Nederlandse participatie aan deze internationale militaire
presentie. Aldus kan in de eerste plaats een bijdrage worden geleverd aan
het proces van verzoening en wederopbouw van Afghanistan. In de tweede
plaats kunnen hierdoor de spanningen in de regio verminderen en kan de
recent op gang gekomen politieke toenadering tussen de landen in de regio
gestimuleerd worden. Een goed functionerend Afghaanse bestuur bevordert
daarnaast de mogelijkheden voor samenwerking met relevante internationale
gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties, waar VN
Veiligheidsraadresolutie 1386 toe oproept. Een democratisch verkozen,
multi-etnische en internationaal erkende regering van een stabiel
Afghanistan zal tevens van belang zijn voor de internationale opstelling van
dat land.
In Bonn hebben de Afghanen zich bereid verklaard tot samenwerking met de
internationale gemeenschap in de strijd tegen het terrorisme, de drugshandel
en de georganiseerde misdaad. Voorts hebben zij toegezegd het internationaal
recht te respecteren en te streven naar goede betrekkingen met de
buurlanden. De internationale militaire presentie in Afghanistan draagt
daarmee tevens bij tot de internationale strijd tegen het terrorisme.
Nederland behoort tot de belangrijkste donoren van Afghanistan (in de afgelopen jaren ongeveer 20 miljoen gulden per jaar), en stond aan de basis van de 'Afghanistan Support Group', het coördinatie-platform van de donorgemeenschap voor Afghanistan. Sinds oktober reserveerde de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bovendien 75 miljoen gulden voor humanitaire hulp voor het VN Donor Alert voor Afghanistan, dat eind september uitkwam. Tevens werden enkele miljoenen US dollars toegezegd ten behoeve van politieke wederopbouw. Nederland is ook bereid op langere termijn in multilateraal verband (VN en Wereldbank) ruimhartig bij te dragen aan de humanitaire hulp, en aan de duurzame politieke en economische wederopbouw van een vreedzaam Afghanistan. Dit zal naar verwachting leiden tot een afname van de vluchtelingenproblematiek in de regio en in Europa. Nederland huisvest circa 30.000 vluchtelingen uit Afghanistan.
Politieke aspecten
Politieke en militaire achtergronden van de huidige situatie in Afghanistan
De geschiedenis van Afghanistan kenmerkt zich door wisselende coalities tussen de diverse etnische groeperingen, facties en clans, die zich in een gezamenlijke inspanning richtten tegen bedreigingen van gedeelde belangen. Met het verdwijnen van de bedreigingen verviel doorgaans tevens de noodzaak voor deze gelegenheidscoalities. In het recente verleden vormde de aanleiding voor een dergelijke gezamenlijke inspanning de Sovjet-invasie van 1979. De mujahedeen slaagden er met de hulp van de Verenigde Staten tenslotte in het Rode Leger in de verdediging te dringen. Pakistan diende tijdens de oorlog als aanvoerroute. In 1989 trok de Sovjet Unie zich terug en liet een haar welgevallige regering achter die tot 1992 stand hield. Daarna ontstond een strijd van allen tegen allen waarin de verschillende facties onverzoenbaar bleken. Tussen 1992 en 1996 werd Afghanistan beheerst door elkaar bestrijdende partijen. De strijd kenmerkte zich door snel wisselende coalities en ernstige mensenrechtenschendingen.
In 1994 manifesteerde zich onverwachts een nieuwe militaire macht, de
Taliban (meervoud van Talib, hetgeen zoveel betekent als "religieus
student"). Het betreft hier hoofdzakelijk jonge Pathanen, veelal afkomstig
van koranscholen (madrassa's) in Pakistan. Hun leider is mullah Omar. Na
wisselende militaire successen en mislukte onderhandelingen met de door Iran
gesteunde president Rabbani veroverden de Taliban steeds grotere delen van
Afghanistan. Nadat in september 1996 de hoofdstad Kaboel in hun handen was
gevallen ontvluchtten de toenmalige president Rabbani en zijn
opperbevelhebber Massoud de stad en trok het regeringsleger zich terug in
het noorden. De Taliban zetten hun opmars voort en ook de etnisch Oezbeekse
krijgsheer generaal Dostum, die in het noordwesten van Afghanistan stand had
gehouden, moest uitwijken naar het buitenland.
De puriteinse Taliban drongen de bevolking in de door hen veroverde gebieden
een rechtlijnige versie van de islamitische shari'a wetgeving op, waarbij
ondermeer een stringente segregatie van vrouwen in de samenleving werd
afgedwongen. De Taliban verleenden gastvrijheid en trainingsmogelijkheden
aan een terroristisch netwerk, Al-Qaeda geheten, rond Osama bin Laden. Dit
netwerk werd als belangrijkste verdachte gezien achter onder meer de
bomaanslagen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania.
Veiligheidsraadsresoluties 1267 (d.d. 15 oktober 1999) en 1333 d.d. 19 december 2000; bijlage V) die voorzagen in sancties tegen de Taliban wanneer Osama bin Laden niet zou worden uitgeleverd, sorteerden geen effect.
De tegenstanders van de Taliban verenigden zich in de Noordelijke Alliantie,
een gelegenheidscoalitie van facties die elkaar eerder bestreden. Politiek
leider van de Alliantie was Burhanuddin Rabbani, de verdreven president.
Militair leider was de charismatische generaal Massoud die bij een aanslag
in september jl. om het leven kwam.
De Noordelijke Alliantie werd vooral gesteund door Rusland, Iran, de
Centraal-Aziatische republieken en India. De Iraanse steun was en is met
name gericht op de shi'itische facties binnen de Noordelijke Alliantie.
Tadzjikistan, Oezbekistan en ook Rusland steunen vooral de etnische
Oezbeekse en Tadzjiekse facties. Pakistan erkende en steunde het
Taliban-regime.
In de afgelopen jaren is sprake geweest van een groot aantal uiteenlopende
vredesinitiatieven, geïnitieerd door o.a. de Afghaanse diaspora en de
Organisatie van de Islamitische Conferentie. Het bekendste vredesinitiatief
vond plaats onder auspiciën van de Verenigde Naties in het kader van de "6 +
2", de 6 buurlanden van Afghanistan plus de VS en Rusland. Het ontbrak de
strijdende partijen echter aan politieke wil om tot overeenstemming te
komen.
Economische situatie
De burgeroorlog in Afghanistan heeft ernstige schade toegebracht aan alle
sectoren van de economie, die ook voor de inval van de Sovjet-Unie in l979
al werd gezien als een van de zwakste ter wereld. Veel landbouwgebieden zijn
verwoest of door mijnen ontoegankelijk geworden. Een groot deel van de
agrarische infrastructuur is vernield. De opbrengsten van landbouw en
veeteelt zijn thans de helft van die in 1978. De kleine industriële sector
werd weggevaagd. Gebrekkige transport- en communicatiemogelijkheden
belemmeren de groei. De deels gecriminaliseerde economie biedt de Afghaanse
bevolking weinig mogelijkheden om een behoorlijk bestaan op te bouwen. Een
belangrijke economische activiteit in Afghanistan was de papaverteelt.
Smokkel vormt een andere belangrijke bron van inkomsten.
De sociaal-economische wederopbouw zal een zaak van lange adem zijn. Het
ligt voor de hand dat UNDP of Wereldbank, of beiden, aan de kant van de
internationale gemeenschap het voortouw nemen. Inmiddels hebben
verschillende conferenties plaatsgevonden waarbij de wederopbouw van
Afghanistan aan de orde is geweest. In januari a.s. zullen te Tokio, op
basis van een door UNDP opgestelde inventarisatie van de behoeften,
besprekingen tussen donoren plaatsvinden, waarbij deze geacht worden geld
toe te zeggen voor de wederopbouw. Nederlandse inzet is daarbij dat in Tokio
de Afghanen een duidelijke eigen verantwoordelijkheid zullen krijgen. Ten
tweede, dat overeenstemming wordt bereikt over de instelling van een VN
"trust fund" waaraan de donoren geacht worden hun bijdrage te leveren, zodat
een proliferatie kan worden voorkomen van bilaterale programma's. Anders
dreigt een verdere overbelasting van de zwakke institutionele Afghaanse
structuren.
Humanitaire situatie; vluchtelingen
De Afghanen lijden al 22 jaar onder de voortdurende conflicten in hun land.
Door de droogte van de afgelopen drie jaar zijn de mogelijkheden van de
Afghanen om zichzelf in leven te houden nog meer afgenomen. Er bevinden zich
al jaren ongeveer 3,5 miljoen Afghaanse vluchtelingen in Pakistan en Iran.
In Afghanistan waren er voor het begin van de militaire acties tegen de
Taliban en Al-Qaeda zo'n 900.000 ontheemden. Sindsdien zijn er naar ruwe
schattingen van UNOCHA en UNHCR zo'n 200.000 ontheemden en 60.000
vluchtelingen bijgekomen. Het grootste probleem voor de humanitaire
hulpverlening vormt de instabiele veiligheidssituatie. Hierdoor kunnen
hulpbehoevenden slecht worden bereikt.
De internationale veiligheidsmacht zal taken uitvoeren op het gebied van
bescherming van VN-personeel in Kaboel (zie ook hieronder onder 'Militaire
opdracht'). Verder zal ter plaatse een adequate overlegstructuur moeten
worden opgezet tussen de ISAF enerzijds en NGO's en internationale
organisaties anderzijds.
Regionale dimensie
Ontegenzeggelijk hebben buurlanden een negatieve invloed gehad op het
voortduren van de strijd in Afghanistan. Eind 1999 oefende de Secretaris
Generaal van de Verenigde Naties scherpe kritiek uit op enige leden van de
"6 plus 2", die "hoofdzakelijk lippendienst bewijzen aan de door hen
afgegeven verklaringen". Hij waarschuwde voor een uitgebreider en
vernietigend regionaal conflict. De Speciale Afgezant voor Afghanistan van
de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties, Lakhdar Brahimi, gooide na
zijn vergeefse inspanningen voor een vredesakkoord eind 1999 - naar later
bleek tijdelijk - de handdoek in de ring.
Hoewel de Taliban-beweging steeds benadrukte geen territoriale aspiraties te
hebben richting Centraal-Azië, werd de aanwezigheid van Taliban-eenheden aan
de zuidelijke grenzen van Centraal-Azië door de betrokken staten gevreesd
vanwege de mogelijke destabiliserende effecten daarvan op hun grotendeels
islamitische bevolking.
Het shi'itische Iran heeft steeds de Noordelijke Alliantie gesteund in de
strijd tegen de Taliban. Deze steun heeft de bilaterale relatie tussen Iran
en Pakistan, beide voor de regio belangrijke islamitische landen, zeer onder
druk gezet.
Hoewel Pakistan werd beschouwd als een belangrijke motor achter de
Taliban-beweging, kleefden aan de militaire successen van de Taliban in het
buurland Afghanistan ook negatieve aspecten voor dit land. De Taliban vindt
zijn oorsprong in de Pathanen, de grootste etnische groep in Afghanistan,
die de soennitische tak van de islam aanhangt. Ook Pakistan is een
soennitisch land met een grote groep Pathanen onder de eigen inwoners,
vooral geconcentreerd langs de grens met Afghanistan. Deze grens is in de
Britse koloniale periode opgelegd en vormt tot nu toe een twistappel tussen
beide landen. Bij veel Pathaanse stamhoofden is het streven naar een
gemeenschappelijk thuisland, Pashtunistan, nog niet gedoofd.
Thans lijkt bij de landen in de regio de politieke wil te bestaan bij te dragen aan een oplossing van het Afghaanse conflict. Deze landen moeten betrokken blijven bij het proces omdat zonder hen geen duurzame oplossing mogelijk is. Middel daartoe is onder meer G-21, die door Brahimi wordt gezien als klankbord voor zijn inspanningen. Vermeldenswaard is dat de relatie tussen Pakistan en Iran recent aanmerkelijk lijkt te verbeteren.
Operatie Enduring Freedom
In vervolg op de weigering van de Taliban te voldoen aan de eisen, zoals
vastgelegd in VN-Veiligheidsraadsresoluties 1368 van 12 september 2001 en
1373 van 28 september 2001 (bijlage VI), startten de Verenigde Staten op 7
oktober jl. operatie "Enduring Freedom" tegen militaire installaties van de
Taliban en tegen trainingskampen van Al-Qaeda. De Noordelijke Alliantie, de
gelegenheidscoalitie van tegenstanders van de Taliban, maakte gebruik van de
voortdurende luchtacties en behaalde sneller dan verwacht grote militaire
successen.
Zowel in internationaal als Europees verband richtte de aandacht zich
spoedig na aanvang van de militaire acties op de toekomst van Afghanistan na
de val van de Taliban. De leidende gedachte daarbij was dat geen politiek-
en veiligheidsvacuüm in het land mocht ontstaan en dat zo spoedig mogelijk
met de wederopbouw moest worden begonnen. In VN Veiligheidsraad resolutie
1378 van 14 november jl. (bijlage VII) werd tot uitdrukking gebracht dat
internationaal brede overeenstemming bestond over de doelstelling van een
brede, representatieve en stabiele regering en politieke structuur in
Afghanistan. Afghaans "ownership" werd van cruciaal belang geacht.
Conferentie van Afghaanse partijen in Bonn
Om deze doelstelling te bereiken vond eind november en begin december jl. te
Bonn een door de VN geïnitieerde vergadering plaats. Aan deze vergadering
werd onder de leiding van Brahimi deelgenomen door delegaties van de
Noordelijke Alliantie, de Rome-groep (gelieerd aan ex-koning Zahir Shah), de
Cyprus-groep (shi'itisch/Iran) en de Peshawar-groep (Pathaans/Pakistan).
Nederland was als waarnemer aanwezig bij de conferentie, en beschouwt deze
als geslaagd.
De belangrijkste elementen uit het te Bonn gesloten akkoord zijn:
Overeenstemming over de benoeming van een interim-regering, bestaande uit
een president, 5 vice-presidenten (waarvan 1 vrouw) en 23 leden. Deze
regering zal op 22 december a.s. aantreden, en moet in ca. 6 maanden een
'Loya Jirga' (grote vergadering van traditionele leiders) gaan voorbereiden.
De 'Loya Jirga' moet resulteren in een transitieregering, die uiteindelijk
in 2004 verkiezingen zal organiseren.
Het premierschap zal worden vervuld door Hamid Karzai, Pathaan, en geen lid
van de Noordelijke Alliantie. Belangrijke posten gaan naar de Noordelijke
Alliantie (Defensie, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken). De rol van de
ex-koning zal voornamelijk een symbolische en ceremoniële zijn.
Er is ingestemd met de komst van een vredesmacht, mits deze beperkt van omvang is, en tijdelijk van aard. Dientengevolge is de VN-Veiligheidsraad in annex I van het akkoord verzocht 'to consider authorizing the early deployment to Afghanistan of a United Nations mandated force'.
De politieke situatie en politieke risico-analyse
Het akkoord van Bonn kan rekenen op een breed draagvlak; onder Afghanen,
binnen en buiten Afghanistan, lijkt de wens tot vrede en stabiliteit nu de
overhand te hebben gekregen. Het akkoord kan, zoals gezegd, een keerpunt
vormen voor Afghanistan. De resultaten van Bonn zijn mede het gevolg van de
intensieve bemoeienis van de internationale gemeenschap en de in het
vooruitzicht gestelde hulp en ondersteuning in het post-Talibantijdperk. De
leidende rol bij de uitvoering van het akkoord is echter duidelijk bij de
Afghanen zelf gelegd. De VN zal een ondersteunende rol spelen. De
vooruitzichten voor een duurzame verbetering van de situatie in Afghanistan
zijn op dit moment beter dan decennia lang het geval is geweest en de
Nederlandse regering is van mening dat het huidige momentum ten volle benut
dient te worden.
Dit neemt niet weg dat het nieuwe Afghaanse bestuur een zware taak wacht.
Het bewerkstelligen van een nieuw evenwicht tussen de diverse etnische
groeperingen, facties en clans is een uitdaging van formaat. Het zal geruime
tijd duren voordat het land geheel gestabiliseerd is en zeker in een
beginperiode dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat
resterende Taliban-eenheden en Al-Qaeda-cellen het veiligheidsklimaat verder
negatief zullen beïnvloeden. Daarnaast hebben leiders van belangrijke
Afghaanse facties om uiteenlopende redenen vraagtekens gezet achter de
resultaten van Bonn. Lokale krijgsheren in en rond Kaboel vrezen voor
verlies van invloed als gevolg van de aanwezigheid van de veiligheidsmacht.
Ondanks deze kritiek heeft echter geen van de leiders zich tegenstander
verklaard van de aanwezigheid van de internationale veiligheidsmacht.
Een effectieve centrale regering is voor Afghanistan een onbekend begrip. Het werk van het nieuwe bestuur zal tevens bemoeilijkt worden door de relatieve onbekendheid van het nieuwe bestuur onder de Afghaanse bevolking, de beperkte beschikbaarheid van communicatiemiddelen en het feit dat het merendeel van de Afghanen niet kan lezen of schrijven. In de ogen van de Afghanen zal de geloofwaardigheid van het nieuwe bestuur staan of vallen met op korte termijn te realiseren verbeteringen van de levensomstandigheden en concrete voortgang op het terrein van orde, rust en goed bestuur.
Een eerste vereiste daarvoor is dat de veiligheid van de interim-regering
zoveel mogelijk wordt verzekerd. Een tweede vereiste is dat de
interim-regering beschikt over de middelen om haar werk te kunnen
verrichten. Voor dat doel stelde Nederland tijdens de bijeenkomst van de
Afghanistan Support Group te Berlijn in december een bedrag van 1 miljoen US
dollar beschikbaar. Krachtige ondersteuning door de internationale
gemeenschap van de inspanningen van het nieuwe Afghaanse bestuur is naar
mening van de Nederlandse regering noodzakelijk.
Rol van de "International Security Assistance Force" in het politieke proces
Zoals gesteld wordt de veiligheidsmacht ontplooid op uitdrukkelijk verzoek
van de in VN-kader erkende nieuwe Afghaanse autoriteiten. Een voor alle
partijen aanvaardbare oplossing voor het bewerkstelligen van de veiligheid
in Kaboel en omgeving is zonder internationale ondersteuning niet voorhanden
in Afghanistan. Alle partijen kunnen echter instemmen met een neutrale,
internationale troepenmacht die deze taak op zich neemt. Van belang in dezen
is de Afghaanse toezegging, vastgelegd in het akkoord van Bonn, tot
terugtrekking van alle militaire eenheden in Kaboel en omstreken op het
moment van de ontplooiing van de veiligheidsmacht. Voorkomen moet worden dat
de hoofdstad Kaboel, zoals in het verleden, opnieuw het strijdtoneel wordt
van elkaar bevechtende Afghaanse facties. De veiligheidsmacht dient 22
december a.s. een begin te hebben gemaakt met ontplooiing omdat op die dag
de interim-regering in Kaboel zal aantreden.
Mandaat
Het mandaat voor de International Security Assistance Force is vastgelegd in
de Veiligheidsraadresolutie 1386. Het houdt in: het assisteren van de
Afghaanse interim-regering bij het handhaven van de veiligheid in Kaboel en
omstreken, opdat de Afghaanse interim-regering alsmede VN-personeel in een
veilige omgeving kunnen opereren.
Hoewel de operatie de instemming heeft van de beoogde Afghaanse
interim-regering, is gekozen voor een zo robuust mogelijk mandaat van de
veiligheidsmacht door dit te baseren op Hoofdstuk VII van het Handvest van
de Verenigde Naties. Het mandaat verschaft de veiligheidsmacht de
mogelijkheid alle maatregelen te treffen die noodzakelijk worden geacht voor
de uitvoering van de gegeven opdracht. Dit houdt in dat de veiligheidsmacht
desnoods met militair geweld kan optreden om de veiligheid in Kaboel te
handhaven. De Nederlandse regering is van oordeel dat sprake is van een
krachtig en helder mandaat.
Het mandaat roept de veiligheidsmacht op zijn opdracht uit te voeren in nauw
overleg met de Afghaanse interim-regering en de Speciaal Vertegenwoordiger
van de SGVN. Voorts worden de Afghanen opgeroepen samen te werken met de
veiligheidsmacht en met alle relevante internationale gouvernementele en
non-gouvernementele organisaties. In verband daarmee wordt in de resolutie
gewezen op de toezeggingen van de partijen bij het akkoord van Bonn om al
het mogelijke te doen om de veiligheid te waarborgen, ook voor VN-personeel
en personeel van internationale gouvernementele en non-gouvernementele
organisaties in Afghanistan.
Lidstaten die deelnemen aan de veiligheidsmacht worden opgeroepen steun te
verlenen aan de Afghaanse interim-regering bij het helpen opzetten en
trainen van het nieuwe politie-apparaat en de strijdkrachten van
Afghanistan.
De duur van de operatie is vastgesteld op 6 maanden.
Invloed op de besluitvorming
Het betreft hier niet een operatie onder leiding van een internationale
organisatie. Het is daarom van belang dat de troepenleverende landen
voldoende betrokken zijn bij de algemene politiek-militaire beleidsbepaling
van de veiligheidsmacht en de informatie-uitwisseling. Hiervoor zal een
"Coalition Coordination Group" onder voorzitterschap van de "lead nation"
bijeenkomen, die een nauwe consultatie tussen vertegenwoordigers van
regeringen mogelijk zal maken, zoals ook reeds bij de voorbereiding van deze
troepenmacht het geval is geweest. Troepenleverende landen zullen via
nationale vertegenwoordigers in het operationele hoofdkwartier betrokken
zijn bij de militaire commandovoering.
Haalbaarheid
Opstelling van de partijen
De krijgsheren binnen de Noordelijke Alliantie verschillen van mening over
de directe toekomst van Afghanistan en zijn vooral uit op behartiging van
hun eigen belangen. Diverse factieleiders hebben hun ontevredenheid over het
akkoord van Bonn uitgesproken. Zo vond de etnisch-Oezbeeks krijgsheer Dostam
in een eerste reactie dat zijn groepering onvoldoende was vertegenwoordigd
in de interim-regering. Hij weigerde derhalve samen te werken met deze
regering. Hij heeft echter later verklaard zijn ontevredenheid niet met
wapens kracht bij te zullen zetten. Ook andere krijgsheren hebben kritiek
geuit op de regelingen van Bonn. Maar ook zij voegden daar aan toe zich niet
met geweld te zullen verzetten tegen het te installeren bestuur in Kaboel.
Discussies over de nadere invulling en uitwerking van het Bonn-akkoord
zullen stellig deel blijven uitmaken van het politieke proces in
Afghanistan. Hoewel de interim-regering het voordeel van de twijfel lijkt te
krijgen van de verschillende krijgsheren, is het welslagen van deze regering
mede afhankelijk van de vraag hoe de verhoudingen tussen de facties zich
zullen ontwikkelen.
Weer en terrein
Afghanistan kent een extreem landklimaat, met strenge winters. Vanwege de
uitgestrekte woestijnen, steppen en bergketens en het beperkte en vaak in
slechte staat verkerende wegennet zijn grote delen van het land moeilijk
toegankelijk. Voor de watervoorziening zijn onvoldoende bronnen aanwezig;
water zal derhalve via de logistieke lijnen moeten worden aangevoerd.
Voor de ontplooiing van de veiligheidsmacht kunnen de vliegvelden van Bagram
en Kaboel Internationaal, die beide redelijk zijn hersteld, gebruikt worden
als 'point of entry'. Er wordt thans hard gewerkt aan het verdere herstel
van de vliegvelden. De VS gebruiken thans voor hun operaties het vliegveld
van Bagram, dat alleen geschikt is voor kleine transportvliegtuigen. Op het
vliegveld van Kaboel kunnen wel C130 transportvliegtuigen landen, maar
vooralsnog geen zwaardere vliegtuigen.
Vanwege de terreinomstandigheden en de staat van de infrastructuur vergt de
operatie in logistiek opzicht een enorme inspanning. De logistieke
instandhouding van de operatie zal, bij gebrek aan bruikbare
landverbindingen, volledig door de lucht moeten plaatsvinden.
Militaire opdracht
De militaire opdracht van de ISAF, zoals verwoord in VN
Veiligheidsraadsresolutie 1386 en de uitwerking daarvan in het voorziene
"concept of operations" van het Verenigd Koninkrijk, is helder en
uitvoerbaar. Het doel van de operatie is de Afghaanse interim-regering te
assisteren in het scheppen en handhaven van de veiligheid in Kaboel en
omstreken. Volgens het mandaat van de Veiligheidsraad kan de ISAF alle
noodzakelijk geachte maatregelen treffen om zijn opdracht uit te voeren.
De beoogde Force Commander heeft de volgende hoofdtaken in het
operatiegebied vastgesteld:
beveiligen van tevoren aangewezen gebieden, gebouwen en routes,
beschermen VN-staf,
uitbrengen van liaison met de interim-regering en de Speciale
Vertegenwoordiger van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties,
adviseren van de Afghaanse interim-regering over toekomstige
veiligheidsstructuren,
uitbrengen van liaison met de Afghaanse politie,
het adviseren en, waar mogelijk, ondersteunen van wederopbouw,
het adviseren van de interim-regering over de toekomstige structuur van een
Afghaanse krijgsmacht,
zorgdragen voor eigen veiligheid.
De Force Commander heeft in zijn "concept of operations" met nadruk ook de
beperkingen van de veiligheidsmacht vermeld. De veiligheidsmacht rekent het
niet tot zijn taak om:
strijdende partijen te scheiden,
persoonsbeveiliging voor Afghaanse en internationale VIPS te leveren,
toezicht te houden op de aanwezigheid van zware wapens,
zorg te dragen voor de openbare orde in het operatiegebied,
non-VN humanitaire hulporganisaties te beschermen,
de operatie Enduring Freedom tegen de Taliban en Al-Qaeda te ondersteunen
(zie verder onder 'Bevelstructuur'),
mijnen en ongesprongen explosieven te ruimen anders dan voor het eigen
optreden,
de Afghaanse burgerbevolking te beschermen,
op te treden tegen criminaliteit en drugshandel.
Wijze van optreden
Het Verenigd Koninkrijk zal als "lead nation" een Military Technical
Agreement (MTA) afsluiten met de Afghaanse interim-regering. In het MTA
zullen de modaliteiten voor de uitvoering van de operationele taken, zoals
de samenwerking met de Afghaanse autoriteiten, worden vastgelegd. Naar
verwachting zal de MTA op 22 december, of kort daarna, worden afgesloten.
Het tactisch concept van de Force Commander gaat uit van het ontplooien van
de ISAF via vooruitgeschoven bases in landen rond Afghanistan. Vanaf deze
bases zal de ISAF met tactisch luchttransport, zoals de C-130 Hercules, zich
gefaseerd naar Kaboel verplaatsen. Ontplooiing over de weg is geen
uitvoerbare optie. De ISAF zal niet eerder ontplooien dan na ondertekening
van het MTA. Naar verwachting zullen de eerste eenheden nog voor de
jaarwisseling in Kaboel arriveren.
De ISAF zal ontplooien in en rond Kaboel. Een verkenningsmissie zal de
precieze locaties van de eenheden vaststellen. De infanteriebataljons zullen
vanuit hun bases belangrijke punten in en rond de stad beveiligen,
patrouilles uitvoeren en de route tussen het vliegveld Bagram en Kaboel
beveiligen. Voorts houdt de Force Commander er rekening mee dat zodra de
ISAF zijn primaire taak van het bijdragen aan een veilige omgeving in Kaboel
heeft gerealiseerd, hij daarnaast een aanvang zal maken met het leveren van
steun aan de wederopbouw.
Vereist militair vermogen
De veiligheidsmacht zal bestaan uit ongeveer 3000 militairen. De ISAF zal
beschikken over twee versterkte infanteriebataljons, een
verkenningscompagnie, twee beveiligingscompagnieën voor de twee
hoofdkwartieren van de veiligheidsmacht, een geniebataljon, een Explosieven
Opruimings Dienst (EOD) compagnie, een artilleriebatterij, een
transporthelikoptereenheid en geneeskundige en logistieke ondersteuning. In
deze samenstelling beschikt de veiligheidsmacht over de juiste middelen om
op verantwoorde en geloofwaardige wijze zijn taken uit te voeren.
Geweldsinstructie (Rules of Engagement)
Het Verenigd Koninkrijk, als de eerste "lead nation" van de operatie, zal in
overleg met de andere troepenleverende landen de Rules of Engagement (RoE)
bepalen. Hoewel de RoE heden nog niet definitief zijn vastgesteld, gaat de
regering er van uit dat deze, gelet op het Hoofdstuk VII-karakter van de
missie, robuust zullen zijn. We gaan hier te meer van uit omdat de beoogde
partners grotendeels NAVO-bondgenoten zijn met ruime ervaring met robuust
militair optreden in vredesoperaties.
Bevelstructuur
De Verenigde Naties hebben voor de uitvoering van de operatie mandaat
verleend aan een nader samen te stellen internationale veiligheidsmacht.
VN-functionarissen zullen geen directe zeggenschap hebben over deze
veiligheidsmacht. De "lead nation", in eerste instantie het Verenigd
Koninkrijk, zal het bevel voeren over de ISAF. De eerste Force Commander is
de Britse generaal-majoor McColl. Met betrekking tot de relatie tussen de
ISAF en de militaire eenheden die in Afghanistan opereren in operatie
"Enduring Freedom" zal US Central Command (CENTCOM) de bevoegdheid hebben om
te voorkomen dat de activiteiten van beide operaties met elkaar in strijd
komen ("authority to deconflict"). In dit opzicht heeft CENTCOM dus
uiteindelijk 'operational control' over de veiligheidsmacht.
Op deze manier wordt een bevelstructuur bewerkstelligd zonder dubbele sleutels. De Britten hebben, met instemming van de overige beoogde deelnemers aan de ISAF, voor deze opzet gekozen om een goede coördinatie tussen beide operaties mogelijk te maken. Dit zal van het grootste belang zijn in het geval de ISAF de hulp nodig heeft van Amerikaanse militaire eenheden in de regio (zie verder 'Voortijdige beëindiging van de missie').
Nederland behoudt overigens te allen tijde het "full command" over de
Nederlandse militairen. Voor Nederland zal de Chef Defensiestaf, via de
Nederlandse Senior National Representative ter plekke, het mandaat en de
militaire opdracht van de Nederlandse militairen bewaken. Indien nodig zal
hij, namens de minister van Defensie, ingrijpen.
Risico's
In zijn militair advies heeft de Chef Defensiestaf, mede op basis van een
risico- en dreigingsanalyse van de Militaire Inlichtingen Dienst (MID),
geconcludeerd dat de militaire risico's in deze gecompliceerde operatie
weliswaar aanzienlijk zijn, maar dat de inzet van Nederlandse militairen,
gelet op de met deze operatie gemoeide belangen, het mandaat, de overige
deelnemende landen en de betrokkenheid van de VS, verantwoord is. De MID
heeft de risico's op basis van een breed scala aan informatie, onder meer
uit contacten met zusterdiensten, in kaart gebracht. De conclusies van deze
risicoanalyse corresponderen met die van de voornaamste andere deelnemers
aan de ISAF. Vanzelfsprekend zal het risicobeeld voortdurend worden
geactualiseerd, onder meer op basis van inlichtingen die zusterdiensten
beschikbaar zullen stellen.
De militaire situatie in Afghanistan
Sinds de val van het Taliban-regime is de situatie in Afghanistan
veranderlijk en diffuus. In grote delen van het land lijkt de situatie zich
te stabiliseren, terwijl op andere plaatsen de strijd tegen achtergebleven
verzetshaarden van de Taliban en Al-Qaeda wordt voortgezet. De Noordelijke
Alliantie heeft nog geen volledige controle over het veroverde territoir.
Naar schatting bevinden zich nog ongeveer 6000 strijders van de Taliban en
ongeveer 4000 buitenlandse strijders in Afghanistan. De mogelijkheid bestaat
dat vluchtende strijders zich in de traditionele Pathaanse gebieden langs de
grens met Pakistan (en mogelijk in Pakistan) hergroeperen om daar te
overwinteren en zich voor te bereiden op het voeren van een guerrillaoorlog.
Het op de Taliban veroverde gebied is grotendeels verdeeld tussen de
verschillende facties, over het algemeen volgens van oudsher bestaande,
deels etnisch bepaalde lijnen. Zo beheersen eenheden van de etnische
Tadzjiek Fahim het noordoosten, die van de etnische Oezbeek Dostam het
noorden, de etnische Tadzjiek Ismael het noordwesten en de sji'itische
Hazara-eenheden het centrale deel van het land. In een aantal op de Taliban
veroverde steden, waaronder Kaboel, hebben de partijen de wijken onderling
verdeeld. Na het wegvallen van de Taliban als gemeenschappelijke vijand is
het onderlinge wantrouwen en de wederzijdse afgunst tussen de verschillende
facties blijven bestaan. Het is dan ook niet uitgesloten dat de
verschillende groeperingen en elkaar beconcurrerende lokale krijgsheren, net
als in de periode voor de komst van de Taliban, met elkaar slaags raken. Er
hebben zich enkele gewapende confrontaties tussen rivaliserende krijgsheren
voorgedaan.
In Kaboel heerst thans een gespannen rust. Het openbare leven in de stad is
weer op gang gekomen. Winkels zijn geopend en veel producten die tijdens het
bewind van de Taliban waren verboden, worden opnieuw verhandeld.
Hulpverleningsinstanties zijn in de stad weer volop actief en de
voedseldistributie is op gang gekomen.
In Kaboel en omgeving bevinden zich een groot aantal strijders van
verschillende facties van de Noordelijke Alliantie. In het akkoord van Bonn
en de Veiligheidsraadsresolutie is voorzien dat deze strijders zich zullen
terugtrekken. De belangrijkste krijgsheren Fahim Kahn, Bismullah Kahn en
Sayyaf hebben de stad in gebieden van invloed verdeeld. In en om de stad
wedijveren zij (vooralsnog redelijk geweldloos) om de macht en de verdeling
van de (politieke) buit. Om de openbare veiligheid te kunnen waarborgen, en
hun invloed in de omgeving van de stad te kunnen vergroten, heeft de
Noordelijke Alliantie inmiddels checkpoints ingericht tussen Kaboel en
Bagram. In deze gebieden buiten Kaboel neemt de spanning licht toe. Lokale
Pathaanse commandanten willen namelijk de invloed van commandanten van de
Noordelijke Alliantie (die een andere etnische achtergrond hebben) beperken,
in het bijzonder met het oog op de rol van de zuidelijke Pathaanseleider
Hamid Karzai als minister-president van de interim-regering.
Factoren die van invloed zullen zijn op de veiligheid van de ISAF
Een belangrijke factor die van invloed zal op de veiligheid van de ISAF is
de naleving van het akkoord van Bonn door alle betrokken Afghaanse partijen.
Gelet op de gevoeligheden en belangen van de facties lijkt het realistisch
ervan uit te gaan dat sommige krijgsheren zich niet volledig zullen houden
aan de gemaakte afspraken. Dat kan ertoe leiden dat zij de werkzaamheden van
de veiligheidsmacht zullen trachten te bemoeilijken. Vooral de terugtrekking
van de Afghaanse lokale troepen uit Kaboel, zoals overeengekomen in Bonn,
zal met de nodige problemen gepaard gaan. Het mandaat van de ISAF is
voldoende robuust om hier op adequate wijze mee om te gaan. Voortdurende
druk van de internationale gemeenschap is nodig om de facties tot
medewerking te bewegen.
Een andere factor die van invloed zal zijn op de veiligheid van de ISAF, is
de manier waarop de verschillende facties met elkaar om zullen gaan. Indien
de facties overgaan tot het gebruik van geweld om een meningsverschil of
concurrentieslag te beslechten, dan verslechtert daardoor de
veiligheidssituatie voor de ISAF. Niet alleen kunnen militairen
geconfronteerd worden met slaags geraakte strijders, ook kunnen facties van
de aanwezigheid van de ISAF trachten te profiteren. De zichtbare
aanwezigheid van de veiligheidsmacht, in combinatie van voortdurende druk
van de internationale gemeenschap, kan echter ook remmend werken op
eventuele onenigheden tussen de facties.
De houding van de Afghaanse bevolking ten opzichte van de komst van
buitenlandse militairen, een volgende factor die van invloed zal zijn op de
veiligheid, is op voorhand moeilijk in te schatten. Enerzijds bestaat er bij
vrijwel de gehele Afghaanse bevolking traditioneel een afkeer tegen de
aanwezigheid van vreemde troepen. Anderzijds lijkt de bevolking na jaren van
oorlog en onderdrukking door de Taliban toe aan een normalisering en
stabilisering van het dagelijks leven. De veiligheidsmacht zal moeten
uitdragen dat hij, op uitnodiging van de interim-regering, slechts tijdelijk
in Afghanistan zal verblijven en noodzakelijk is voor de politieke
wederopbouw van het land.
Voorts zal er voortdurend een dreiging uitgaan van anti-Westerse
extremisten, waaronder overgebleven Al-Qaeda-cellen en Taliban-elementen.
Ook in de 'veroverde' gebieden blijkt dat dergelijke groeperingen nog niet
geheel zijn uitgeschakeld. Tevens bestaat de mogelijkheid dat voormalige
Taliban- of Al-Qaeda-strijders zijn opgegaan in de bevolking of zijn
ondergedoken in vluchtelingenstromen. Dit betekent dat de veiligheidsmacht
terdege rekening zal moeten houden met gerichte agressie en terroristische
acties. De luchtverdedigingssystemen bij deze groeperingen vormen een
bedreiging voor vliegtuigen die op lagere hoogte vliegen. De kans dat
groeperingen nucleaire, radiologische, biologische of chemische middelen
zullen inzetten wordt laag ingeschat. Door middel van goede inlichtingen,
zelfbeschermingsmaatregelen en de wijze van optreden kan de dreiging van
anti-westerse extremisten worden geminimaliseerd.
In verband hiermee is het tevens relevant dat, zoals eerder beschreven, de
veiligheidsmacht zal ontplooien en aanvangen met zijn missie, terwijl
tegelijkertijd nog offensieve activiteiten in het kader van de operatie
'Enduring Freedom' worden ondernomen. Dit brengt het risico met zich mee dat
de activiteiten van de ene operatie negatief uitwerken op die van de andere
operatie. Door middel van de bevoegdheid van CENTCOM om strijdigheid tussen
beide operaties te vermijden, zal dit risico geminimaliseerd worden.
In geheel Afghanistan is sprake van een grote mijnendreiging. De afgelopen
twintig jaar zijn tijdens de oorlog met de Sovjet-Unie en de daaropvolgende
burgeroorlog willekeurig mijnenvelden gelegd die meestal niet in kaart zijn
gebracht. Bovendien dient in grote delen van Afghanistan met de aanwezigheid
van ongesprongen projectielen en booby traps rekening te worden gehouden. De
veiligheidsmacht beschikt over een beperkte EOD- en geniecapaciteit om voor
operationele doeleinden mijnen te ruimen. Grootschalige (humanitaire)
mijnenruiming zal echter door anderen ter hand genomen moeten worden.
Daarnaast is er het risico van verkeersongelukken en de reacties van de
plaatselijke bevolking hierop. De Nederlandse militairen zijn zich van de
risico's bewust en zullen in de uitvoering van de operatie de gebruikelijke
vereiste voorzorgsmaatregelen toepassen.
Tevens komen er met enige regelmaat meldingen van gewelddadigheden en
berovingen op de wegen in en rondom Kaboel. De veiligheidsmacht zal hiermee,
vooral bij de logistieke aanvoer, rekening mee moeten houden.
De hygiëne- en gezondheidsrisico's zijn, als voorzorgsmaatregelen strikt
worden nageleefd, beperkt. Een hygiëne en preventieve
gezondheidszorg-specialist, die deel uit zal maken van het Nederlandse
contingent, kan ter plekke aanvullende maatregelen voorstellen. In het
gebied zijn nauwelijks medische voorzieningen aanwezig, maar de
veiligheidsmacht zal beschikken over een veldhospitaal dat in staat is
levensreddende handelingen te verrichten en helikopters om zieken of
gewonden snel af te kunnen voeren.
Voortijdige beëindiging van de missie
Voortijdige beëindiging van de ISAF-operatie kan noodzakelijk zijn wanneer
bij voortdurende weigering van de partijen het akkoord van Bonn na te komen,
uiteindelijk de grond aan de missie vervalt. De ISAF zal dan naar
verwachting zonder tegenwerking van de partijen de missie beëindigen. Een
andere mogelijkheid is dat de veiligheidssituatie dusdanig verslechtert dat
het niet langer verantwoord is de missie onder die omstandigheden voort te
zetten. Voor het afbreken van de operatie onder tegenwerking van de partijen
wordt ook wel de term extractie gebruikt. De commandant van de ISAF zal
daartoe een afzonderlijk plan ontwikkelen waarin hij de omstandigheden
schetst waaronder hij tot beëindiging van de missie overgaat en hoe dit zal
worden uitgevoerd.
Voor de uitvoering van het extractieplan zal de bijstand van de VS
noodzakelijk zijn. De Amerikaanse militaire capaciteit en presentie in de
regio in het kader van "Enduring Freedom" zijn in dit verband van groot
belang. Gezien de afspraken ter zake tussen de VS en het VK en de rol van
CENTCOM in de aansturing van de ISAF meent de regering dat de Amerikaanse
bijstand verzekerd is.
F-16's
In het licht van het bovenstaan de is het van belang dat de regering heeft
besloten in te gaan op het Amerikaans verzoek om maximaal zes F-16
jachtvliegtuigen naar het gebied te zenden die, als dat nodig is, zullen
worden ingezet voor "close air support". Hiermee komt de aanvankelijk in het
kader van "Enduring Freedom" aan deze vliegtuigen toegewezen verkenningstaak
te vervallen. De Nederlandse bijdrage aan de voor dit doel in het kader van
"Enduring Freedom" beschikbare Amerikaanse luchteenheden wordt geleverd in
nauwe samenwerking met Denemarken en Noorwegen, die eveneens F-16's
uitzenden. De Nederlandse vliegtuigen zullen, nadat de voor de stationering
noodzakelijke voorzieningen zijn getroffen, waarschijnlijk eind januari in
de regio arriveren.
Geschiktheid en beschikbaarheid
De krijgsmacht heeft eenheden die zowel geschikt als beschikbaar zijn voor
een eventuele deelneming aan deze operatie. De Koninklijke Landmacht kan
bijdragen met goed getrainde en uitgeruste eenheden van de luchtmobiele
brigade en het Korps Commandotroepen. De luchtmobiele brigade stelt een
compagnie met Patria-pantservoertuigen gereed voor deelname aan de operatie.
Het is echter mogelijk dat de Patria's pas later kunnen worden ingevlogen,
zolang de vliegvelden rond Kaboel niet geschikt zijn voor zwaardere
transportvliegtuigen die ze zouden moeten vervoeren. Dat betekent dat de
operationele commandant rekening houdt met de beperkingen die dit oplegt aan
de uitvoering van bepaalde taken, zoals colonnebeveiliging. Daarover zijn
goede afspraken met de Duitsers gemaakt. De compagnie beschikt echter over
voldoende middelen en ervaring om ook zonder Patria's aan de missie deel te
kunnen nemen. De bewapening van de compagnie bestaat naast de persoonlijke
wapens uit diverse soorten anti-tankwapens, mortieren en machinegeweren.
Voorts stelt het Korps Commandotroepen een peloton ter beschikking. Deze
eenheid zal worden ingezet voor het verzamelen van inlichtingen binnen het
gehele gebied van verantwoordelijkheid van de Duits-Nederlandse eenheid.
De eenheden zullen worden ondersteund door een geniecomponent voor
mobiliteitsbevordering en opbouw van de compound. Nederland zal zijn
militaire bijdrage, die in totaal ongeveer 200 militairen omvat, integreren
in het Duitse versterkte bataljon. De logistieke ondersteuning zal in nauwe
samenwerking met de Duitse eenheid worden afgestemd. Duitsland zal voor de
geneeskundige ondersteuning zorgdragen.
Duur van de deelneming
Nederland zal zijn eenheden voor een duur van zes maanden beschikbaar
stellen. Na de eerste drie maanden zal een stand van zaken worden opgemaakt
en zal de eenheid worden afgelost door een nieuwe Nederlandse eenheid. Deze
aflossing vindt plaats gezien de bijzondere aard, intensiteit en zwaarte van
de operatie, en vanwege het feit dat er in dit geval in aflossing kan worden
voorzien. Uiteraard zal nauw contact worden gehouden met de Duitse regering,
die zelf ook elke drie maanden de voortgang van de operatie evalueert.
Financiën
De raming van de additionele uitgaven als gevolg van de in deze brief
omschreven Nederlandse bijdragen kan op dit moment nog slechts een globaal
en voorlopig karakter hebben. Dit hangt samen met de onzekerheid op dit
moment in welke mate gebruik kan worden gemaakt van de Duitse logistieke
ondersteuning en de omvang en prijzen van een aantal belangrijke
kostenveroorzakers zoals in te huren luchttransportcapaciteit. De huidige
raming is gebaseerd op de thans bekende summiere gegevens aangaande deze
operaties en veelal gebaseerd op standaardtarieven c.q. op basis van
ervaringsgetallen uit de realisatiegegevens van eerdere operaties. Pas na
nadere detailafspraken met de Duitse partners, verkenningen ter plaatse en
de wijze van transport van het mee te zenden materieel kan tot een meer
exacte begroting worden gekomen.
De voorlopige raming is gebaseerd op een aantal aannames, zoals een
uitzendduur van zes maanden, voor wat betreft de landmacht een personele
omvang van ongeveer 200 militairen en heen- en terugverplaatsing door de
lucht waarbij inhuur van luchttransportcapaciteit plaatsvindt op een
niet-gespannen markt, gebruik van eigen defensie vliegcapaciteit voor de
wekelijkse shuttle-vluchten, vergoedingen en toelage op basis van de
regeling 'Voorzieningen bij Vredes- en Humanitaire Operaties'. Hiernaast
wordt er vooralsnog van uitgegaan dat Nederland voor een belangrijk deel
gebruik kan maken van logistieke ondersteuning van Duitsland en volledig kan
terugvallen op geneeskundige ondersteuning.
Op basis van deze aannames verwacht de regering dat de additionele uitgaven
die met deze operatie gemoeid zullen 90 tot 110 miljoen gulden bedragen.
Zodra meer gedetailleerde (financiële) gegevens bekend zijn, zult u nader
worden geïnformeerd.
De additionele kosten komen, conform geldende afspraken, ten laste van het
artikel vredesoperaties op de begroting van Defensie (beleidsartikel 09),
dat onderdeel is van de HGIS/non-ODA.
De minister van Buitenlandse Zaken De minister van Defensie
J.J. van Aartsen mr F.H.G. de Grave
===