ip/01/1871
Brussel, 20 december 2001
Commissie start formeel onderzoek naar Nederlandse staatssteun voor
varkensslachterijen
De Commissie heeft besloten een Nederlandse staatssteunregeling,
waarbij tussen 2001 en 2005 in totaal 56 miljoen zou worden betaald
aan slachthuizen die vrijwillig hun slachtcapaciteit verminderen, aan
een nader onderzoek te onderwerpen. De Commissie betwijfelt namelijk
of de regeling aan de voorwaarden voor dergelijke steun voldoet.
Bovendien lijkt de steun te zijn gekoppeld aan een kartelafspraak
tussen slachthuizen. Deze afspraak lijkt niet te voldoen aan de
voorwaarden voor een uitzondering op het algemene verbod op
kartelvorming.
In een commentaar op de staatssteunregeling zei Franz Fischler,
Commissaris voor landbouw, plattelandsontwikkeling en visserij: "Zoals
ik al eerder heb gezegd, mag de ontwikkeling van de landbouw niet
worden belemmerd door afspraken die de concurrentie verstoren, zoals
kartels of dominante marktposities. Aangezien de betrokken
steunregeling nauw verband lijkt te houden met een kartelafspraak, is
mijns inziens een diepgaand onderzoek noodzakelijk".
In het verleden heeft de Commissie al vergelijkbare Nederlandse
steunmaatregelen voor varkensslachterijen goedgekeurd. Door de nieuwe
richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw is het beleid van de
Commissie echter enigszins veranderd. In dit stadium betwijfelt de
Commissie of de vermeende overcapaciteit in de sector echt bestaat en
een gecoördineerde vermindering noodzakelijk maakt. De Commissie
vraagt zich bovendien af of de primaire sector, d.w.z. de
varkenshouderij, werkelijk gebaat is bij de geplande vermindering van
de slachtcapaciteit. In het kader van het onderzoek naar deze steun
moet de Commissie ook de mogelijke monopolieposities van sommige
slachthuizen op regionaal niveau nader bestuderen. Bovendien vraagt de
Commissie zich af of extra steun voor de varkensslachterijsector in
het licht van alle voorgaande maatregelen gerechtvaardigd is. De tot
dusverre verleende steun voor capaciteitsvermindering heeft blijkbaar
weinig opgeleverd. Als dit wel zo zou zijn, zou een nieuwe maatregel
nu niet meer nodig zijn. Bovendien lijken ondanks de vorige regelingen
voor de vermindering van de capaciteit zowel de normale
slachtcapaciteit als de maximale koelcapaciteit de laatste jaren te
zijn toegenomen.
Tot slot betwijfelt de Commissie sterk of de afspraak onder
slachthuizen om de capaciteitsvermindering te organiseren, verenigbaar
is met de EU-regels inzake kartelvorming. In dit stadium lijkt niet te
zijn voldaan aan de voorwaarden om voor een dergelijk kartel als
"crisiskartel" een uitzondering toe te staan.
Nederland krijgt een maand om op de vragen van de Commissie te
antwoorden. Bij de bekendmaking van het besluit van de Commissie in
het Publicatieblad zal ook derden worden verzocht commentaar geven.
Binnen 18 maanden neemt de Commissie een definitieve beslissing over
de betrokken steun.