Inhoudsopgave
Artikel 13 Successiewet 1956. Premiesplitsingsbesluit;
onttrekking aan het vermogen van de overledene.
Aanpassing van de gulden aan de euro 1
§ 1. Inleiding 1
§ 1.1. Verkrijgingen krachtens levensverzekering 1
§ 1.2. Betekenis van premiesplitsing 1
§ 1.3. Inhoud 2
§ 2. Algemene beschouwingen m.b.t. de vraag wanneer er
iets is onttrokken aan vermogen van overledene 2
§ 2.1. Belangrijke elementen 2
§ 2.2. Verschuldigdheid 3
§ 2.3. Betaling 3
§ 2.4. Premie verschuldigd door de overledene, diens
echtgenoot of partner of door een ander 3
§ 2.5. Huwelijksgoederenregime/samenlevingscontract 4
§ 2.6. Algehele gemeenschap van goederen 4
§ 2.7. Huwelijksvoorwaarden 4
§ 2.8. Samenlevingscontract 5
§ 2.9. Beoordeling op tijdstip van overlijden 5
§ 2.10. Wel premie verschuldigd, uiteindelijk niets onttrokken; overdracht en toescheiding lopende polis 5
§ 2.11. Samenhang afzonderlijk afgesloten
verzekeringen 5
§ 3. De overlijdensverzekering op één leven 6
§ 3.1. Definitie 6
§ 3.2. Verschuldigdheid 6
§ 3.3. Premie verschuldigd door de overledene, diens
echtgenoot of partner of door een ander 6
§ 3.4. Overdracht en toescheiding lopende polis 6
§ 4. De overlijdensverzekering op twee levens, de
gemengde verzekering op één leven en de gemengde
verzekering op twee levens 7
§ 4.1. Premiesplitsing 7
§ 4.2. Geen premiesplitsing 7
§ 4.3. Definities 7
§ 4.4. Voorwaarden bij premiesplitsing 8
§ 4.5. Specifieke voorwaarde wijze van premiesplitsing 8
§ 4.6. Gelding van voorwaarden bij andere
verzekeringen 10
§ 4.7. Behandeling afzonderlijke verzekeringen in geval
van samenhang 10
§ 5. Overdracht, toescheiding van een lopende polis en
premiesplitsing tijdens de looptijd 10
§ 5.1. Overdracht 10
§ 5.2. Toescheiding 10
§ 5.3. Premiesplitsing tijdens looptijd verzekering 11
§ 5.4. Gemengde verzekeringen 11
§ 5.5. Waarde in het economische verkeer 11
§ 5.6. Intrekking resolutie 12
§ 6. Regeling voor lopende polissen 12
§ 6.1. Situatie 1. Premieverschuldigdheid niet goed
geregeld 12
§ 6.2. Situatie 2. Premiesplitsing niet goed geregeld 13
§ 6.3. Situatie 3. Premieverschuldigdheid en premiesplitsing niet goed geregeld 13
§ 6.4. Situatie 4. Overlijdensuitkeringen vóór 1 juli
1998 13
§ 6.5. Geen premiesplitsing/ontoereikend
huwelijksgoederenregime of samenlevingscontract 14
Inwerkingtreding. 14
Vervallen besluit 14
Bijlage. Cijfermatige uitwerking premiesplitsing 15
Algemene opmerking bij de voorbeelden 15
Artikel 13 Successiewet 1956. Premiesplitsingsbesluit;
onttrekking aan het vermogen van de overledene.
Aanpassing van de gulden aan de euro
Belastingdienst/Centrum voor proces- en
productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en
vermogen
Besluit van 6 december 2001, nr. CPP2001/3550M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herziene versie van het besluit van
19 maart 1997, nr. VB97/568, het premiesplitsingsbesluit.
Het besluit is herzien in verband met de vervanging van
de gulden door de euro per 1 januari 2002. In de herziene
versie is de herhaalde verlenging van de
overgangsregeling (paragraaf 6 Regeling voor lopende
polissen) verwerkt. Het bevat verder geen inhoudelijke
wijzigingen.
§ 1. Inleiding
§ 1.1. Verkrijgingen krachtens levensverzekering
Ingevolge artikel 13 van de Successiewet 1956 worden
verkrijgingen krachtens levensverzekering of derdenbeding
die plaatsvinden ten gevolge van of na het overlijden van
een persoon gelijkgesteld met erfrechtelijke
verkrijgingen. Dergelijke verkrijgingen worden daardoor
als fictieve erfrechtelijke verkrijgingen in de heffing
van successierecht betrokken.
Een uitzondering geldt voor die verkrijgingen ten behoeve
waarvan niets is onttrokken aan het vermogen van de
erflater (hierna: de overledene).
In deze mededeling ga ik in op de vraag wanneer er ter
zake van overlijdensuitkeringen krachtens een
overeenkomst van levensverzekering (n)iets is onttrokken
aan het vermogen van de overledene.
Daarbij besteed ik in het bijzonder aandacht aan
situaties waarin met betrekking tot de
verzekeringsovereenkomst een "premiesplitsing" wordt
overeengekomen. Premiesplitsing komt voor bij gemengde
verzekeringen, waarbij het kapitaal tot uitkering komt
bij in leven zijn van de verzekerde(n) op een bepaald
tijdstip, of bij overlijden van (één van) de
verzekerde(n) vóór dat tijdstip. De premie kan dan
gesplitst worden in een gedeelte dat betrekking heeft op
de uitkering bij leven en gedeelte dat betrekking heeft
op de uitkering bij overlijden.
§ 1.2. Betekenis van premiesplitsing
Noch uit de wetsgeschiedenis, noch uit de jurisprudentie
blijkt of een premiesplitsing fiscale betekenis heeft
voor de toepassing van artikel 13 van de Successiewet
1956, m.a.w. of door middel van premiesplitsing kan
worden bewerkstelligd dat ter zake van de
overlijdensuitkering niets is onttrokken aan het vermogen
van de overledene (de verzekerde). En, zo ja, aan welke
voorwaarden men daarbij dan zou moeten voldoen.
Tot op heden heb ik het standpunt gehuldigd dat indien
ter zake van een gemengde verzekering een gedeelte van de
premie is verschuldigd door de verzekerde de uitkering
bij diens overlijden in de heffing van successierecht
wordt betrokken, ongeacht of die premie betrekking had op
de uitkering bij leven of bij overlijden. In deze
zienswijze sorteerde een premiesplitsing dus geen effect
voor de toepassing van artikel 13.
Ik heb bezien of door een meer economische benadering van
deze problematiek een soepeler standpunt mogelijk is met
betrekking tot de figuur van premiesplitsing. Ik ben
thans bereid om voor de toepassing van artikel 13 wel
betekenis toe te kennen aan een premiesplitsing. Omwille
van de rechtszekerheid beschrijf ik in deze mededeling
aan welke voorwaarden een premiesplitsing moet voldoen om
te kunnen stellen dat er ter zake van de uitkering bij
overlijden niets is onttrokken aan het vermogen van de
overledene.
§ 1.3. Inhoud
In § 2 wordt een aantal elementen genoemd die van belang
zijn bij de beantwoording van de vraag of er iets is
onttrokken aan het vermogen van de overledene. Het
betreft onder meer premieverschuldigdheid,
huwelijksgoederenregime en samenlevingscontract,
beoordelingstijdstip.
In § 3 wordt voor de overlijdensverzekering op één leven
aangegeven wanneer er (n)iets is onttrokken aan het
vermogen van de overledene. Premiesplitsing speelt
daarbij geen rol.
In § 4 wordt ingegaan op de overlijdensverzekering op
twee levens, de gemengde verzekering op één leven en die
op twee levens. Het betreft verzekeringen die
tegenwoordig veelal in het kader van de hypothecaire
financiering van de eigen woning worden afgesloten. Bij
deze verzekeringen is het niet ongebruikelijk dat met de
verzekeraar een premiesplitsing wordt overeengekomen. In
§ 4.6 is aangegeven in hoeverre de bij voornoemde
verzekeringen gegeven aanwijzingen tevens gelden voor
andere gemengde verzekeringen.
In § 5 komen overdracht, toescheiding en wijziging van
een lopende polis aan de orde. De wijze waarop deze
geschieden, kan van invloed zijn op de vraag aan wiens
vermogen uiteindelijk iets is onttrokken ten behoeve van
een overlijdensuitkering.
In § 6 is een regeling voor lopende polissen opgenomen.
De bijlage bevat een aantal cijfervoorbeelden met
betrekking tot premiesplitsing.
Deze mededeling heeft uitsluitend betrekking op de
toepassing van de Successiewet 1956.
§ 2. Algemene beschouwingen m.b.t. de vraag wanneer er
iets is onttrokken aan vermogen van overledene
§ 2.1. Belangrijke elementen
Voor de beantwoording van de vraag of er iets is
onttrokken aan het vermogen van de overledene zijn met
name de volgende elementen van belang:
1. de verschuldigdheid van de premie;
2. het huwelijksgoederenregime resp. het
samenlevingscontract van de overledene tijdens diens
leven;
3. het tijdstip van beoordeling;
4. de overdracht en toescheiding van lopende polissen;
5. samenhang tussen polissen.
§ 2.2. Verschuldigdheid
Of er ter zake van een verzekeringsuitkering iets is
onttrokken aan het vermogen van de overledene, is onder
meer afhankelijk van de vraag door wie de
verzekeringspremie jegens de verzekeraar verschuldigd
was. Dat hierbij dient te worden aangesloten bij de
verschuldigdheid van de premie, en niet bij de betaling,
is vaste jurisprudentie. Het arrest van de Hoge Raad van
17 februari 1954, BNB 1954/140, dient blijkens recente
uitspraken van gerechtshoven nog steeds als leidraad.
Waar in deze mededeling wordt gesproken van
verschuldigdheid van premie wordt daarmee bedoeld
verschuldigdheid jegens de verzekeraar. De
verschuldigdheid moet zijn overeengekomen tussen de
verzekeraar en degene die premie verschuldigd is (hierna
ook genoemd: de premieplichtige). Indien er twee of meer
premieplichtigen zijn, moet de verschuldigdheid van
premie door elk van die premieplichtigen blijken uit de
polis of een bij de polis behorend clausuleblad én een
door alle premieplichtigen ondertekend en gedagtekend
aanvraagformulier.
Het feit dat de premie gesplitst is, houdt niet
automatisch in dat er ook premieverschuldigdheid ten
aanzien van meer dan één persoon bestaat. Een afspraak
over premieverschuldigdheid waarbij hetzij de verzekeraar
hetzij een premieplichtige geen partij is, mist in dit
verband fiscale betekenis. Dit betekent dat bijvoorbeeld
een eenzijdige verklaring van een verzekeraar of een
andere persoon (bijvoorbeeld de begunstigde) dat premie
verschuldigd is, niet voldoende is.
§ 2.3. Betaling
Door wie de feitelijke betaling geschiedt, is in dit
verband niet van belang. Betaling van premie door een
ander dan degene die de premie jegens de verzekeraar
verschuldigd is, betekent op zich niet dat daardoor iets
onttrokken is aan het vermogen van de betaler ten behoeve
van een latere uitkering. Betaling houdt in dit geval
niet meer in dan een schenking aan de premieplichtige dan
wel betaling in diens plaats waardoor de betaler een
vordering wegens onverschuldigde betaling jegens de
premieplichtige verkrijgt.
§ 2.4. Premie verschuldigd door de overledene, diens
echtgenoot of partner of door een ander
Is de premie of een gedeelte daarvan op enig moment
verschuldigd geweest door de overledene (de verzekerde),
dan is ter zake van de overlijdensuitkering normaliter
iets aan het vermogen van de overledene onttrokken. De
verschuldigdheid van één premiebetaling is hiervoor al
voldoende.
Was de premie niet door de overledene, maar door een
ander verschuldigd, dan is ter zake van de
overlijdensuitkering in beginsel niets aan het vermogen
van de overledene onttrokken. Indien de premie evenwel op
enig moment verschuldigd is geweest door de echtgenoot of
partner van de overledene, dan dient tevens hetgeen in
§ 2.5 e.v. is opgenomen met betrekking tot
huwelijksgoederenregime en samenlevingscontract in
ogenschouw te worden genomen.
§ 2.5. Huwelijksgoederenregime/samenlevingscontract
Premie kan, wanneer deze niet verschuldigd was door de
overledene maar door diens echtgenoot of partner, toch
ten laste van het vermogen van de overledene zijn
gekomen, doordat de premie ingevolge het
huwelijksgoederenregime of het samenlevingscontract
geheel of gedeeltelijk ten laste van diens vermogen
diende te komen. Bij een dergelijk
huwelijksgoederenregime of samenlevingscontract mist het
regelen van de verschuldigdheid van de premie zodanig dat
deze niet verschuldigd is door de verzekerde dan ook
betekenis voor de toepassing van artikel 13 van de
Successiewet 1956. Er wordt dan wel gezegd dat het
huwelijksgoederenregime of het samenlevingscontract "de
constructie niet kan dragen".
§ 2.6. Algehele gemeenschap van goederen
Indien de overledene (de verzekerde) en de premieplichtige met elkaar in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd, dan is de tijdens de huwelijksperiode verschuldigde premie voor de helft aan het vermogen van de overledene onttrokken.
§ 2.7. Huwelijksvoorwaarden
Was de overledene onder huwelijksvoorwaarden gehuwd met
de premieplichtige, dan zal aan de hand van die
voorwaarden beoordeeld moeten worden of de tijdens de
huwelijksperiode verschuldigde premie of een gedeelte
daarvan ten laste van zijn vermogen is gekomen.
Waren echtgenoten buiten elke gemeenschap van goederen gehuwd en was de premie verschuldigd door de echtgenoot van de overledene dan is ter zake van de overlijdensuitkering in beginsel niets onttrokken aan het vermogen van de overledene. Dit kan anders zijn indien de huwelijksvoorwaarden een verrekenbeding bevatten.
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het beding dat bij overlijden van een van de echtgenoten verrekend zal worden alsof zij in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een dergelijk beding heeft tot gevolg dat toch een bedrag ter grootte van de helft van de tijdens de huwelijksperiode betaalde premie geacht wordt te zijn onttrokken aan het vermogen van de overledene.
Indien echtgenoten een beperkte gemeenschap van goederen
waren overeengekomen, zal aan de hand van de
huwelijksvoorwaarden vastgesteld moeten worden of de
premie ten laste is gekomen van het gemeenschappelijke
vermogen of ten laste van het privé-vermogen van de
echtgenoot van de overledene. Bij een gemeenschap van
vruchten en inkomsten wordt ervan uitgegaan dat de premie
- indien niet anders bepaald - als zijnde een
huishoudschuld ten laste komt van het gemeenschappelijke
vermogen, en derhalve voor de helft is onttrokken aan het
vermogen van de overledene.
§ 2.8. Samenlevingscontract
Indien de overledene en de premieplichtige niet met
elkaar gehuwd waren maar samenwoonden, dan zal aan de
hand van een eventueel samenlevingscontract beoordeeld
moeten worden of door de partner van de overledene
verschuldigde premie een privé-schuld van die partner was
of een gemeenschappelijke schuld van de partners. Is dit
laatste het geval dan is toch de helft van de premie die
tijdens de samenlevingsperiode verschuldigd was door de
partner onttrokken aan het vermogen van de overledene.
§ 2.9. Beoordeling op tijdstip van overlijden
Voor de beoordeling van de vraag of er ter zake van een verzekeringsuitkering ten gevolge van overlijden iets is onttrokken aan het vermogen van de overledene is de situatie op het tijdstip van overlijden beslissend.
De omstandigheid dat de overledene op enig moment tijdens
zijn leven ter zake van de verzekering, welke tot
uitkering kwam door zijn overlijden, premie verschuldigd
is geweest, behoeft daarom niet altijd automatisch in te
houden dat er ter zake van de uitkering iets aan zijn
vermogen is onttrokken. Het omgekeerde kan overigens ook
het geval zijn.
§ 2.10. Wel premie verschuldigd, uiteindelijk niets
onttrokken; overdracht en toescheiding lopende polis
Het geval kan zich voordoen dat op het tijdstip van
overlijden wordt vastgesteld dat er ter zake van een
overlijdensuitkering niets is onttrokken aan het vermogen
van de overledene, ondanks premieverschuldigdheid ten
behoeve van die uitkering door de overledene op enig
moment tijdens zijn leven.
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het geval dat
de overledene premie verschuldigd was ter zake van een
verzekering welke tot uitkering zou komen bij zijn
overlijden, maar waarbij hij de rechten op de polis
tijdens zijn leven heeft overgedragen aan een ander,
bijvoorbeeld de begunstigde (veelal de echtgenoot of
partner), of waarbij de rechten op de polis bij wijziging
van het huwelijksgoederenregime of echtscheiding zijn
toegescheiden aan de (gewezen) echtgenoot.
In § 5 wordt nader ingegaan op de vraag wanneer er in dergelijke situaties vanuit gegaan mag worden dat er niets is onttrokken aan het vermogen van de overledene.
§ 2.11. Samenhang afzonderlijk afgesloten verzekeringen
De enkele omstandigheid dat verzekeringen op
afzonderlijke polissen zijn afgesloten en de overledene
geen premie verschuldigd was voor de verzekering welke
tot uitkering komt bij zijn overlijden, houdt - nog
afgezien van het huwelijksgoederenregime of
samenlevingscontract - niet per definitie in dat ter zake
van die uitkering niets aan zijn vermogen kan zijn
onttrokken. Zo kan de samenhang met een andere, door de
overledene afgesloten, verzekering zodanig zijn dat er
voor de uitkering toch iets aan diens vermogen is
onttrokken. Samenhang tussen verzekeringen kan worden
geconstateerd indien bepaalde componenten van de
verzekeringen, zoals bijvoorbeeld looptijd en premies, op
elkaar zijn afgestemd.
Indien de onderlinge samenhang tussen afzonderlijke
polissen een premievoordeel oplevert, zal in ieder geval
het premievoordeel naar evenredigheid aan de
verschillende verzekeringen moeten worden toegerekend
volgens de systematiek die is aangegeven in § 4.5 e.v.
§ 3. De overlijdensverzekering op één leven
§ 3.1. Definitie
Onder de overlijdensverzekering op één leven wordt in het
navolgende verstaan de verzekering op het leven van de
verzekerde welke tot uitkering komt bij overlijden van de
verzekerde.
§ 3.2. Verschuldigdheid
Voor de beantwoording van de vraag of bij overlijden van
de verzekerde ter zake van de uitkering iets is
onttrokken aan diens vermogen zal overeenkomstig het
gestelde in § 2.2 allereerst beoordeeld moeten worden wie
de premie voor de verzekering verschuldigd was.
§ 3.3. Premie verschuldigd door de overledene, diens echtgenoot of partner of door een ander
Wanneer de premie voor de verzekering geheel of gedeeltelijk verschuldigd was door de overledene (verzekerde), dan is er ter zake van de uitkering bij overlijden iets aan diens vermogen onttrokken.
Was premie verschuldigd door de echtgenoot of partner van
de overledene dan zal beoordeeld moeten worden of het
huwelijksgoederenregime resp. het samenlevingscontract
"de gekozen constructie kan dragen". In dit verband zij
verwezen naar hetgeen hieromtrent is vermeld in § 2.5 tot
en met § 2.8.
Was de premie verschuldigd door een ander dan de
verzekerde of diens echtgenoot of partner, dan zal er bij
overlijden van de verzekerde normaliter niets aan diens
vermogen onttrokken zijn ter zake van de uitkering. Wel
kan in een dergelijk geval heffing van schenkingsrecht
aan de orde komen, indien de premieplichtige een ander is
dan de begunstigde.
§ 3.4. Overdracht en toescheiding lopende polis
Voorts kan voor de vraag of iets is onttrokken aan het
vermogen van de overledene nog van belang zijn hetgeen in
§ 2.9, § 2.10 en § 5 is opgenomen met betrekking tot het
tijdstip van beoordeling en de overdracht en toescheiding
van een lopende polis.
§ 4. De overlijdensverzekering op twee levens, de
gemengde verzekering op één leven en de gemengde
verzekering op twee levens
§ 4.1. Premiesplitsing
Bij bepaalde levensverzekeringsvormen is het niet
ongebruikelijk dat met de verzekeraar een
"premiesplitsing" wordt overeengekomen. In deze paragraaf
wordt met betrekking tot een drietal verzekeringsvormen,
te weten de overlijdensverzekering op twee levens, de
gemengde verzekering op één leven en de gemengde
verzekering op twee levens, aangegeven onder welke
voorwaarden een premiesplitsing tot gevolg kan hebben dat
er ter zake van de uitkering bij overlijden niets is
onttrokken aan het vermogen van de overledene.
In § 4.3 worden de betreffende verzekeringsvormen
gedefinieerd. In § 4.4 worden de voorwaarden geschetst
die betrekking hebben op alle drie de verzekeringsvormen.
In § 4.5 wordt voor de verschillende verzekeringsvormen
specifiek aangegeven op welke wijze de premie gesplitst
moet zijn. In § 4.6 wordt aangegeven in hoeverre de
voorwaarden van toepassing zijn op andere gemengde
verzekeringen.
§ 4.2. Geen premiesplitsing
Indien met betrekking tot de onderwerpelijke
verzekeringen de volledige premie door één persoon
verschuldigd is, m.a.w. er is geen premiesplitsing
overeengekomen, geldt voor de vraag of ter zake van de
uitkering bij overlijden iets aan het vermogen van de
overledene is onttrokken in principe hetzelfde als ten
aanzien van een overlijdensverzekering op één leven. Zie
§ 3.
§ 4.3. Definities
De overlijdensverzekering op twee levens
Onder de overlijdensverzekering op twee levens wordt in het navolgende verstaan de verzekering op de levens van twee verzekerden, welke tot uitkering komt bij het eerste overlijden van een van beide verzekerden.
Een premiesplitsing zal inhouden dat de premie wordt
gesplitst in een gedeelte dat betrekking heeft op de
uitkering bij het overlijden van de ene verzekerde als
eerste en een gedeelte dat betrekking heeft op de
uitkering bij het overlijden van de andere verzekerde als
eerste.
De gemengde verzekering op één leven
Onder de gemengde verzekering op één leven wordt in het
navolgende verstaan de verzekering op het leven van de
verzekerde welke tot uitkering komt op de einddatum van
de verzekering indien de verzekerde in leven is dan wel
bij overlijden van de verzekerde vóór de einddatum,
waarbij de premieverschuldigdheid alleen afhankelijk is
van het leven van de verzekerde.
Een premiesplitsing zal inhouden dat de premie wordt
gesplitst in een gedeelte dat betrekking heeft op de
uitkering bij leven en een gedeelte dat betrekking heeft
op de uitkering bij overlijden.
Bij overlijden van de premieplichtige voor het
overlijdensgedeelte van de verzekering gaat de
premieplicht, zolang de verzekerde nog in leven is over
op de erfgenamen van de premieplichtige.
De gemengde verzekering op twee levens
Onder de gemengde verzekering op twee levens wordt in het
navolgende verstaan de verzekering op de levens van twee
verzekerden, welke tot uitkering komt op de einddatum van
de verzekering indien beide verzekerden in leven zijn dan
wel bij het eerste overlijden van een van beide
verzekerden vóór de einddatum.
Een premiesplitsing zal inhouden dat de premie wordt
gesplitst in een gedeelte dat betrekking heeft op de
uitkering bij leven van beide verzekerden, een gedeelte
dat betrekking heeft op de uitkering bij het overlijden
van de ene verzekerde als eerste en een gedeelte dat
betrekking heeft op de uitkering bij het overlijden van
de andere verzekerde als eerste.
§ 4.4. Voorwaarden bij premiesplitsing
Wanneer partijen bij een van de onderwerpelijke
verzekeringen de ter zake van die verzekering
verschuldigde premie gesplitst hebben, wordt er door mij
van uitgegaan dat er voor de uitkering bij overlijden
niets is onttrokken aan het vermogen van de overledene,
indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is
voldaan:
Voorwaarde 1 (verschuldigdheid)
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de
uitkering bij overlijden was verschuldigd door een ander
dan de overledene. Niet voldoende is dat het
vorenbedoelde gedeelte van de premie door een ander
betaald werd. Niet de betaling, maar de verschuldigdheid
is beslissend. Zie in dit verband ook § 2.2 en § 2.3.
Voorwaarde 2 (overeenkomst met verzekeraar)
De splitsing van de premie werd door de premieplichtigen
overeengekomen met de verzekeraar. De verschuldigdheid
jegens de verzekeraar van de premiegedeelten door de
verschillende premieplichtigen moet blijken uit de polis
of een bij de polis behorend clausuleblad én een door
alle premieplichtigen ondertekend en gedagtekend
aanvraagformulier.
Een premiesplitsing die niet met de verzekeraar werd
overeengekomen mist in dit verband dus fiscale betekenis.
Voorwaarde 3
(huwelijksgoederenregime/samenlevingscontract)
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de uitkering bij overlijden mag op grond van het huwelijksgoederenregime of het samenlevingscontract niet toch ten laste van het vermogen van de verzekerde zijn gekomen. Zie in dit verband § 2.5 tot en met § 2.8.
Voorwaarde 4 (overdracht, toescheiding en wijziging
lopende polis)
Voor de beoordeling of iets is onttrokken aan het
vermogen van de overledene is het tijdstip van overlijden
beslissend. Bij de beoordeling dient hetgeen is opgenomen
in § 2.9, § 2.10 en § 5 met betrekking tot
beoordelingstijdstip en overdracht, toescheiding en
wijziging van een lopende polis te worden meegenomen.
Voorwaarde 5 (wijze van premiesplitsing)
Voor de uitwerking van deze voorwaarde wordt verwezen
naar § 4.5.
§ 4.5. Specifieke voorwaarde wijze van premiesplitsing
Voorwaarde 5 luidt voor de in § 4.3 omschreven
verzekeringsvormen als volgt:
A. De overlijdensverzekering op twee levens
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de
uitkering bij overlijden van de ene verzekerde en het
gedeelte dat betrekking heeft op de uitkering bij
overlijden van de andere verzekerde waren ten minste
gelijk aan de aandelen van die overlijdensgedeelten in de
verschuldigde premie naar verhouding van de zuiver
actuariële premiebestanddelen voor de uitkeringen op elk
leven afzonderlijk.
B. De gemengde verzekering op één leven
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de
uitkering bij overlijden was ten minste gelijk aan het
aandeel van het overlijdensgedeelte in de verschuldigde
premie naar verhouding van de zuiver actuariële
premiebestanddelen voor de afzonderlijke uitkeringen bij
leven en overlijden.
C. De gemengde verzekering op twee levens
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de ene verzekerde en het gedeelte dat betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de andere verzekerde waren ten minste gelijk aan de aandelen van die overlijdensgedeelten in de verschuldigde premie naar verhouding van de zuiver actuariële premiebestanddelen voor de uitkeringen bij leven en die bij overlijden op elk leven afzonderlijk.
Voorts geldt met betrekking tot voorwaarde 5 meer in het
algemeen het volgende:
Hoogte overlijdensuitkering
Voor de vorenbedoelde premiebestanddelen die betrekking
hebben op de afzonderlijke uitkering(en) bij overlijden
dient steeds te worden uitgegaan van de premie voor het
volledige bedrag van de uitkering. Een premie die slechts
betrekking heeft op het zogenaamde risicokapitaal is dus
niet voldoende.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Indien in de verzekeringsovereenkomst een
premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is opgenomen
dient onder het begrip "verschuldigde premie" te worden
verstaan de premie inclusief de premieopslag voor de
premievrijstelling.
Winstdeling
Indien in de verzekeringsovereenkomst een recht op winst-
of overrentedeling of iets vergelijkbaars is opgenomen
zal dit recht afzonderlijk moeten worden berekend voor de
afzonderlijke delen van de overeenkomst. Er mag dus geen
sprake zijn van winstoverheveling vanuit het levendeel
naar het overlijdensdeel.
Toepassing premiesplitsing na premieverhoging
Indien de verzekerde kapitalen worden verhoogd zal de verzekeraar ook voor deze verhoging de zuiver actuariële premies moeten vaststellen voor elk van de afzonderlijke delen van de overeenkomst. Na deze premieverhoging ontmoet het bij mij geen bezwaar als de totale premie gesplitst wordt in verhouding tot de som van de actuariële premies voor de afzonderlijke delen. Er hoeft derhalve bij de toerekening van de totale premie voor elke verhoging van de premie geen afzonderlijke berekening van de premiesplitsing te worden bijgehouden.
Zie bijlage voor voorbeelden.
§ 4.6. Gelding van voorwaarden bij andere verzekeringen
De voorwaarden 1 tot en met 4 gelden voor alle gemengde
verzekeringen (zowel guldens- als
beleggingsverzekeringen), waarbij premiesplitsing is
overeengekomen.
De wijze waarop de premie gesplitst moet worden
(voorwaarde 5), zal voor iedere specifieke
verzekeringsvorm aan de hand van de inhoud van de
verzekeringsovereenkomst bepaald moeten worden.
Uitgangspunt zal hierbij steeds moeten zijn een
toerekening van premiecomponenten naar evenredigheid van
de zuiver actuariële premiebestanddelen voor de
verschillende uitkeringen.
§ 4.7. Behandeling afzonderlijke verzekeringen in geval
van samenhang
Indien de in § 4 genoemde verzekeringen niet als één
verzekering op één polis worden afgesloten, maar als twee
afzonderlijke verzekeringen op twee polissen (eventueel
met een verbindingsclausule), zal voor wat betreft de
vraag of er iets is onttrokken aan het vermogen van de
erflater derhalve materieel hetzelfde gelden als hetgeen
in § 4.4 tot en met § 4.6 is gesteld met betrekking tot
verschuldigdheid, huwelijksgoederenregime,
samenlevingscontract en hoogte van de verschuldigde
premie.
§ 5. Overdracht, toescheiding van een lopende polis en
premiesplitsing tijdens de looptijd
§ 5.1. Overdracht
Met betrekking tot de in § 2.10 bedoelde situatie mag er
in geval van overdracht van de rechten op de polis van
worden uitgegaan dat er ter zake van de
overlijdensuitkering niets aan het vermogen van de
overledene is onttrokken indien aan het volgende is
voldaan:
1. de overdracht geschiedt tegen de waarde in het
economische verkeer van de lopende polis;
2. de verkrijger is vanaf het tijdstip van de
overdracht de premie verschuldigd;
3. indien is overgedragen aan de echtgenoot of partner
zal voorts het huwelijksgoederenregime resp. het
samenlevingscontract "de constructie moeten kunnen
dragen". Zie in dit verband § 2.5 tot en met 2.8.
§ 5.2. Toescheiding
Met betrekking tot de in § 2.10 bedoelde situatie mag er
in geval van toescheiding van de rechten op de polis aan
de (gewezen) echtgenoot (bijvoorbeeld bij wijziging van
het huwelijksgoederenregime of bij echtscheiding) van
worden uitgegaan dat er ter zake van de
overlijdensuitkering niets aan het vermogen van de
overledene is onttrokken indien aan het volgende is
voldaan:
1. bij de toescheiding vindt verrekening plaats op
basis van de waarde in het economische verkeer van de
lopende polis;
2. degene aan wie is toegescheiden is vanaf het
tijdstip van de toescheiding de premie verschuldigd;
3. indien is toegescheiden bij wijziging van de
huwelijksvoorwaarden zal voorts het
huwelijksgoederenregime "de constructie moeten kunnen
dragen". Zie in dit verband § 2.5 tot en met 2.8.
§ 5.3. Premiesplitsing tijdens looptijd verzekering
Ook indien echtgenoten of partners eerst tijdens de
looptijd van de verzekering overgaan tot premiesplitsing,
en de premie tot het tijdstip van premiesplitsing
verschuldigd was door de verzekerde, zal om te
bewerkstelligen dat ter zake van de uitkering bij
overlijden gesteld kan worden dat niets is onttrokken aan
het vermogen van de overledene (de verzekerde)
verrekening moeten plaatsvinden. In dit geval mag ervan
worden uitgegaan dat er ter zake van de
overlijdensuitkering niets aan het vermogen van de
overledene is onttrokken indien aan het volgende is
voldaan:
1. de echtgenoot of partner van de verzekerde vergoedt
aan de verzekerde de waarde in het economische verkeer,
die de overlijdenscomponent van de lopende polis heeft op
het tijdstip van de premiesplitsing.
2. vanaf het tijdstip van premiesplitsing wordt voldaan
aan het gestelde in § 4.
§ 5.4. Gemengde verzekeringen
In geval van een overdracht of toescheiding van een
gemengde verzekering, mag bij de toepassing van hetgeen
is gesteld onder punt 1 van § 5.1 en § 5.2 uitgegaan
worden van de waarde die kan worden toegerekend aan de
overlijdenscomponent van de verzekering.
Overigens zij erop gewezen dat een en ander alleen
betrekking heeft op de toepassing van artikel 13 van de
Successiewet 1956. Dit betekent dat indien ten aanzien
van een gemengde verzekering slechts een vergoeding
plaatsvindt voor de overlijdenscomponent heffing van
schenkingsrecht aan de orde kan komen ten aanzien van de
levencomponent.
§ 5.5. Waarde in het economische verkeer
De waarde in het economische verkeer van een lopende polis zal, voor zover het een overlijdensverzekering betreft, doorgaans gesteld kunnen worden op de reservewaarde van die overlijdensverzekering. Deze kan bepaald worden op de contante waarde (koopsom) van het verschil in premie van de oorspronkelijke verzekering en de premie die in dat geval voor een nieuwe verzekering met hetzelfde kapitaal bij overlijden met eenzelfde resterende looptijd verschuldigd zou zijn.
Bij de vaststelling van de waarde zal in ieder geval
rekening moeten worden gehouden met alle feiten en
omstandigheden (m.n. de gezondheidstoestand van de
verzekerde) die van belang zouden zijn bij het afsluiten
van een nieuwe verzekering. De waarde van een polis kan
door bepaalde omstandigheden beduidend hoger zijn dan de
reservewaarde welke die polis onder normale
omstandigheden zou hebben. Zo zal de waarde van een polis
die wordt overgedragen of toegescheiden op een moment dat
de gezondheidstoestand van de verzekerde slecht is
aanzienlijk boven de normale reservewaarde van de polis
kunnen liggen. Geschiedt de overdracht of toescheiding in
het zicht van overlijden van de verzekerde dan zal de
waarde dicht aanliggen tegen het bedrag van de uitkering
bij overlijden.
Bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer
speelt ook de premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid een rol. Voor reeds (gedeeltelijk)
premievrije verzekeringen zal bij de waardeberekening met
deze premievrijstelling rekening gehouden moeten worden.
§ 5.6. Intrekking resolutie
De resolutie van 23 november 1955, nr. 144, PW 16361,
wordt hierbij ingetrokken.
§ 6. Regeling voor lopende polissen
Voldoet een lopende polis met een premiesplitsing niet
aan het gestelde in deze mededeling, dan zal een
overlijdensuitkering krachtens die polis in de heffing
van successierecht worden betrokken.
Ik ben evenwel bereid om onder voorwaarden voor deze
polissen een regeling te treffen die - eenvoudig gezegd -
inhoudt dat in bepaalde situaties de polis in
overeenstemming mag worden gebracht met het gestelde in
deze mededeling zonder dat enige verrekening tussen
premieplichtigen hoeft plaats te vinden. Herstel dient in
dat geval plaats te vinden vóór 1 juli 1998. Komt een
dergelijke gewijzigde polis door overlijden tot
uitkering, dan zal de beoordeling van de vraag of
successierecht verschuldigd is, geschieden aan de hand
van de polis zoals die luidde na wijziging. Bij die
beoordeling wordt dan voorbijgegaan aan de situatie zoals
die bestond tot het moment van wijziging. Bij de
besluiten van 18 juni 1998, nr. VB98/1169 en 24 juni
1999, nr. VB 1999-1337 is de overgangsregeling vervolgens
verlengd tot 1 juli 2000, mits de betreffende
verzekeringsvorm op 30 juni 1998 bestond. Onder een
lopende verzekering wordt hier verstaan een verzekering
die was afgesloten vóór 1 juli 2000. De goedkeurende
regeling geldt voor de gevallen beschreven in § 6.1,
§ 6.2 en § 6.3.
Voorts is in § 6.4 een regeling opgenomen voor
uitkeringen door overlijdens vóór 1 juli 1998, waarop het
gestelde in § 6.1, § 6.2 en § 6.3 van toepassing is,
terwijl de overeenkomst nog niet was aangepast zoals in
die paragrafen is aangegeven.
§ 6.1. Situatie 1. Premieverschuldigdheid niet goed
geregeld
De partijen bij een overeenkomst van levensverzekering
hebben blijkens de polis of een bijbehorend clausuleblad
beoogd de premie voor de overlijdensuitkering ten laste
te laten komen van een andere persoon dan de verzekerde.
Partijen zijn in dit kader wel overeengekomen dat de
betaling van de premie van de overlijdensuitkering zal
geschieden door die andere persoon en hebben
dienovereenkomstig gehandeld, maar hebben de
verschuldigdheid van de premie door die persoon niet
geregeld zoals is aangegeven in § 2.2.
Met betrekking tot deze situatie keur ik goed dat de
overeenkomst van levensverzekering op het punt van de
verschuldigdheid geacht wordt vanaf het moment van
aangaan van de oorspronkelijke overeenkomst juist te zijn
geredigeerd, indien de overeenkomst vóór 1 juli 1998
zodanig wordt gewijzigd dat de verschuldigdheid van de
premie voor alle premieplichtigen blijkt uit de polis of
een bij de polis behorend clausuleblad. Een door alle
premieplichtigen ondertekend en gedagtekend
aanvraagformulier is hierbij in het kader van deze
regeling niet vereist.
Deze goedkeuring houdt dus in dat in deze situatie bij de
beoordeling van de vraag of ter zake van de
overlijdensuitkering iets is onttrokken aan het vermogen
van de overledene de premieverschuldigdheid zoals deze
geldt na de wijziging als uitgangspunt wordt genomen.
Enige verrekening van premie hoeft in dit geval niet
plaats te vinden.
§ 6.2. Situatie 2. Premiesplitsing niet goed geregeld
De partijen bij een overeenkomst van levensverzekering
zijn blijkens de polis of een bijbehorend clausuleblad
premiesplitsing overeengekomen en hebben
dienovereenkomstig gehandeld. De premiesplitsing voldoet
echter niet aan hetgeen dienaangaande is opgenomen in
§ 4.
Met betrekking tot deze situatie keur ik goed dat de
overeenkomst van levensverzekering op het punt van de
premiesplitsing geacht wordt vanaf het moment van aangaan
van de oorspronkelijke overeenkomst juist te zijn
geredigeerd, indien de overeenkomst vóór 1 juli 1998
zodanig wordt gewijzigd dat de premiesplitsing
overeenkomstig het gestelde in § 4 is geregeld, en de
wijziging blijkt uit de polis of een bij de polis
behorend clausuleblad. Een door alle premieplichtigen
ondertekend en gedagtekend aanvraagformulier is hierbij
in het kader van deze regeling niet vereist.
Deze goedkeuring houdt dus in dat in deze situatie bij de beoordeling van de vraag of ter zake van de overlijdensuitkering iets is onttrokken aan het vermogen van de overledene de premiesplitsing zoals deze geldt na de wijziging als uitgangspunt wordt genomen.
Enige verrekening van premie hoeft in dit geval niet
plaats te vinden.
§ 6.3. Situatie 3. Premieverschuldigdheid en
premiesplitsing niet goed geregeld
Indien met betrekking tot een overeenkomst van
levensverzekering zowel het in § 6.1 als het in § 6.2
gestelde van toepassing is, gelden beide goedkeuringen.
§ 6.4. Situatie 4. Overlijdensuitkeringen vóór 1 juli
1998
Met betrekking tot een overeenkomst van
levensverzekering, als bedoeld in § 6.1, § 6.2 dan wel
§ 6.3, welke tot uitkering komt door overlijden van de
verzekerde vóór 1 juli 1998, terwijl de overeenkomst nog
niet is gewijzigd zoals is aangegeven in de
desbetreffende paragraaf, keur ik het volgende goed.
Ik keur goed dat in dit geval de overeenkomst van
levensverzekering op het punt van de
premieverschuldigdheid en de premiesplitsing geacht wordt
vanaf het moment van het aangaan daarvan te zijn
geredigeerd overeenkomstig het gestelde in § 2.2 en § 4,
mits de belastingplichtige ten genoegen van de bevoegde
inspecteur een beroep doet op het in deze paragraaf
gestelde vóórdat de aanslag onherroepelijk vaststaat.
Van onherroepelijk vaststaande aanslagen wordt niet
teruggekomen.
§ 6.5. Geen premiesplitsing/ontoereikend
huwelijksgoederenregime of samenlevingscontract
Voor situaties waarin tot de datum van deze mededeling
geen premiesplitsing was overeengekomen en men alsnog een
premiesplitsing wenst overeen te komen, geldt geen
overgangsregeling. In dit verband zij verwezen naar
§ 5.3.
Voor situaties waarin het huwelijksgoederenregime of het
samenlevingscontract de constructie niet kan dragen (zie
§ 2.5 tot en met § 2.8) bestaat evenmin een
overgangsregeling.
Indien men in verband met hetgeen in deze mededeling is
gesteld aangaande huwelijksgoederenregime of
samenlevingscontract overgaat tot wijziging daarvan, zal
voor de vraag of iets onttrokken is aan het vermogen van
de overledene het gestelde in § 2.9, § 2.10 en § 5 in
acht moeten worden genomen.
Inwerkingtreding.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari
2002.
Vervallen besluit
Het besluit van 19 maart 1997, nr. VB97/568 vervalt per
1 januari 2002.
Bijlage. Cijfermatige uitwerking premiesplitsing
Algemene opmerking bij de voorbeelden
Bij de uitwerking van de voorbeelden dient men er op
bedacht te zijn dat de te splitsen premie de premie is
die door de verzekeraar in rekening wordt gebracht. Dit
is dus een premie inclusief kosten- en winstopslag, ook
wel aangeduid als bruto premie.
De splitsing van de premie geschiedt aan de hand van
zuiver actuariële premiebestanddelen. Het betreft hier
dus premies exclusief opslagen.
Voorbeeld 1
Gegevens m.b.t. een overlijdensverzekering op twee
levens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Premie (bruto) ¤ 730 per jaar
Voor het vaststellen van een premiesplitsing
overeenkomstig het gestelde in § 4.5 zijn van belang de
zuiver actuariële premiebestanddelen voor:
a. een afzonderlijke gelijkblijvende
overlijdensverzekering op het leven van de man, welke
alleen tot uitkering komt indien de man vóór de vrouw
overlijdt, met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële ¤ 305 per jaar
premie
b. een afzonderlijke gelijkblijvende
overlijdensverzekering op het leven van de vrouw, welke
alleen tot uitkering komt indien de vrouw vóór de man
overlijdt, met eenzelfde looptijd en eenzelfde kapitaal.
Gegevens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde 1 vrouw 30 jaar
Verzekerde 2 man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële ¤ 165 per jaar
premie
Het gedeelte van de premie voor de overlijdensverzekering
op twee levens dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel A,
betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de
man bedraagt:
305
??? x ¤ 730 = ¤ 474
470
Het gedeelte van de premie voor de overlijdensverzekering
op twee levens dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel A,
betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de
vrouw bedraagt:
165
??? x ¤ 730 = ¤ 256
470
Voorbeeld 2
Gegevens m.b.t. een gemengde verzekering op één leven:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Premie (bruto) ¤ 2.150 per jaar
Voor het vaststellen van een premiesplitsing
overeenkomstig het gestelde in § 4.5 zijn van belang de
zuiver actuariële premiebestanddelen voor:
a. een afzonderlijke gelijkblijvende
overlijdensverzekering op het leven van de man met
eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd. De premie is
verschuldigd zolang de verzekerde in leven is. Na
overlijden van de premieplichtige gaat de premieplicht
over op zijn erfgenamen. Gegevens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële ¤ 310 per jaar
premie
b. een afzonderlijke kapitaalverzekering die op de
einddatum tot uitkering komt bij in leven zijn van de man
met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd. Gegevens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële ¤ 1.540 per jaar
premie
Het gedeelte van de premie voor de gemengde verzekering
op één leven dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel B,
betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de
man bedraagt:
310
????? x ¤ 2.150 = ¤ 360
1.850
Voorbeeld 3
Gegevens m.b.t. een gemengde verzekering op twee levens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Premie (bruto) ¤ 2.260 per jaar
Voor het vaststellen van een premiesplitsing
overeenkomstig het gestelde in § 4.5 zijn van belang de
zuiver actuariële premiebestanddelen voor:
a. een afzonderlijke gelijkblijvende
overlijdensverzekering op het leven van de man, welke
alleen tot uitkering komt indien de man vóór de vrouw
overlijdt, met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële ¤ 305 per jaar
premie
b. een afzonderlijke gelijkblijvende
overlijdensverzekering op het leven van de vrouw, welke
alleen tot uitkering komt indien de vrouw vóór de man
overlijdt, met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde 1 vrouw 30 jaar
Verzekerde 2 man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële ¤ 165 per jaar
premie
c. een afzonderlijke kapitaalverzekering die op de
einddatum tot uitkering komt bij in leven zijn van beide
verzekerden met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd ¤ 100.000
kapitaal
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële ¤ 1.460 per jaar
premie
Het gedeelte van de premie voor de gemengde verzekering
op twee levens dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel C,
betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de
man bedraagt:
305
???? x ¤ 2.260 = ¤ 357
1.930
Het gedeelte van de premie voor de gemengde verzekering
op twee levens dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel C,
betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de
vrouw bedraagt:
165
???? x ¤ 2.260 = ¤ 193
1.930
Voorbeeld 4
Als voorbeeld 2 (gemengde verzekering op één leven), maar
na 15 jaar wordt het kapitaal met ¤ 100.000 verhoogd.
Voor het vaststellen van een premiesplitsing
overeenkomstig het gestelde in § 4.5 zijn de volgende
gegevens van belang:
Verzekerd kapitaal oorspronkeliverhoging na
verhoging
---
100.000 100.000 200.000
Premie (bruto) 2.150 5.700 7.850
met als:
Actuariële premie 310 650 960
voor de
overlijdenscomponent
Actuariële premie 1.540 4.450 5.990
voor de
levenscomponent
Totale actuariële 1.850 5.100 6.950
premie
Het gedeelte van de premie voor de gemengde verzekering
dat na de verhoging van het kapitaal betrekking heeft op
de uitkering bij overlijden van de man bedraagt:
960
???? x ¤ 7.850 = ¤ 1.085
6.950
| In
Favorieten
plaatsen |