omzetbelasting 1968
Belastingdienst/Centrum voor proces- en
productontwikkeling, domein Verbruiksbelastingen
Besluit van 10 december 2001, nr. CPP2001/3084M
De plv. directeur-generaal Belastingdienst heeft
namens de staatssecretaris van Financiën het
volgende besloten.
Vragen
Gemeente A is eigenaar van een zwembad, dat door
middel van een gemeenschappelijke regeling
tussen de gemeenten A, B en C wordt
geëxploiteerd. De gemeenten willen het zwembad
privatiseren. Met de eigenaar van het nabij
gelegen recreatiepark X worden onderhandelingen
gevoerd over de inpassing van het zwembad in X.
Als tussenstap wordt de exploitatie van het
zwembad overgedragen aan de eigenaar van X; in
de desbetreffende exploitatieovereenkomst zijn
bepalingen opgenomen met betrekking tot onder
meer de openstelling, tarieven, verzekeringen,
telefoonkosten en aansprakelijkheid. Voor een
deel is het badpersoneel in dienst van de
gemeente. X ontvangt als bijdrage in de lasten
van de exploitatie een bepaald bedrag van
gemeente A. Na enkele jaren wordt een
koopovereenkomst gesloten tussen gemeente A en
X, het zwembad wordt daarbij voor het bedrag van
één gulden verkocht. Later vindt de juridische
levering plaats. In verband met de overdracht
wordt door gemeente A aan X een aanzienlijke
investeringsbijdrage betaald.
1. Is artikel 31 van de Wet op de
omzetbelasting 1968 (de Wet) van toepassing op
het sluiten van de exploitatieovereenkomst?
2. Is artikel 31 van de Wet van toepassing op
de eigendomsoverdracht?
Antwoord
1. In casu heeft de exploitatieovereenkomst
niet tot gevolg dat goederen worden geleverd. In
ruil voor de ontvangst van de
exploitatiebijdrage moet X de kosten van de
exploitatie dragen, maar mag de opbrengsten van
de exploitatie behouden. X heeft derhalve het
risico van de exploitatie. De bijdrage van de
gemeente dient in dat verband te worden
aangemerkt als een vergoeding voor de dienst die
X aan de gemeente verricht (het op zich nemen
van de exploitatie), welke dienst niet kan
worden gerangschikt onder artikel 31 van de Wet.
Dit betekent dat de door gemeente A aan X
verstrekte bijdrage in de lasten van de
exploitatie van het zwembad in de BTW-heffing
dient te worden betrokken.
2. Op de feitelijke overdracht van het zwembad
ingevolge de koopovereenkomst is artikel 31 van
de Wet wél van toepassing. Dit betekent dat de
door gemeente A aan X verstrekte
investeringsbijdrage niet in de BTW-heffing
behoeft te worden betrokken.