IP/01/1781
Brussel, 10 december 2001
Commissie publiceert een studie over de toekomst van de
autodistributie
De Europese Commissie heeft het eindrapport gepubliceerd over een door
de consultant Andersen uitgevoerde studie inzake de autodistributie.
De studie behelst een onderzoek naar de economische gevolgen van
verschillende wetgevingsvarianten op alle economische marktdeelnemers
die betrokken zijn bij de motorvoertuigendistributie, met inbegrip van
de consumenten. Zij levert een belangrijke bijdrage aan de
verschillende initiatieven van de Commissie om een beslissing met
kennis van zaken te nemen over het regelgevingskader voor de
motorvoertuigendistributie in de EU na 2002. Het rapport kan worden
gevonden op het volgende internetadres:
http://www.europa.eu.int/comm/competition/car_sector/
Nadat de Commissie een openbare aanbesteding had georganiseerd, verzocht zij een onafhankelijke consultant, Andersen, de economische gevolgen te analyseren van de toepassing van vijf verschillende wetgevingsvarianten voor de motorvoertuigendistributie(1) (zie ook "achtergrondinformatie"), met als uitgangspunt het huidige systeem. In de studie dienden ook een aantal specifieke kwesties te worden onderzocht, die beschouwd werden als variabelen welke verschillende scenario's kunnen beïnvloeden(2).
Het diepgaand rapport dat op grond van deze studie werd opgesteld (+/- 350 bladzijden - waarvan een samenvatting ter beschikking is) biedt de Commissie de informatie die zij nodig heeft voor de beoordeling van de economische gevolgen van een aantal alternatieve wettelijke regelingen op de concurrentiestructuur van de markt, en in het bijzonder op alle huidige marktdeelnemers, de nieuwe (of potentiële) marktdeelnemers en de consumenten. In de studie worden deze gevolgen op vier gebieden onderzocht: de concurrentie tussen merken, de concurrentie tussen marktdeelnemers binnen hetzelfde merk, de concurrentie op de markt van de service na de verkoop en de Europese marktintegratie.
De studie behelst geen voorstellen voor een toekomstige regeling. Dat
was echter een absolute voorwaarde die opgenomen was in de
taakomschrijving van de studie. De studie geeft de standpunten van de
auteurs weer. Zij werd niet goedgekeurd door de Commissie en mag
derhalve niet worden beschouwd als een door haar geformuleerde
verklaring.
Commissaris Monti heeft besloten de studie in het belang van de
doorzichtigheid te publiceren op de website van het DG Concurrentie.
Dat gebeurde ook met de twee studies met betrekking tot de
autodistributie die vorig jaar in opdracht van de Commissie werden
verricht: de door consultants van de K.U. Leuven en C.E.P.R.
opgestelde studie over de prijzenverschillen tussen auto's, en het
document van het adviesbureau Autopolis over de relatie tussen de
verkoop en de service na de verkoop(3)
.
Volgende stappen
De Commissie zal de feitelijke bevindingen van deze studie nu
analyseren en ontwerp-voorstellen voor een regeling inzake de
motorvoertuigendistributie uitwerken als vervolg op de bestaande
Verordening nr. 1475/95, die eind september 2002 verstrijkt.
De Commissie zal deze ontwerp-voorstellen begin 2002 aannemen. Vervolgens zullen deze aan de lidstaten voor overleg worden onderworpen, en dan in het Publicatieblad worden bekendgemaakt om alle belanghebbenden de mogelijkheid te geven om opmerkingen te maken. Nadat de belanghebbenden hun opmerkingen hebben geformuleerd, en na een tweede raadpleging met de lidstaten, zal het voorstel in een definitieve versie worden gegoten en aan de Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd. Normaliter zal de Commissie vóór de zomerpauze van 2002 de wetgeving die vereist is voor de regeling na 2002 aannemen.
Achtergrondinformatie
De autodistributie in de EG wordt thans geregeld door de
groepsvrijstellingsverordening nr. 1475/95, die op 30 september 2002
verstrijkt. Op 15 november 2000 keurde de Commissie een
evaluatieverslag(4)
over de groepsvrijstelling goed, zoals krachtens de verordening was
vereist. In dat verslag wordt geconcludeerd dat met de
groepsvrijstelling van 1995 slechts een paar doelstellingen zijn
bereikt die de Commissie zich had gesteld met het verder toestaan van
het gebruik van selectieve en exclusieve distributienetwerken voor de
verkoop van motorvoertuigen. Bovendien lijkt twijfel te zijn gerezen
omtrent sommige van de hypothesen waarop de verordening was gebaseerd.
Alle belanghebbenden verstrekten hun schriftelijke opmerkingen over
het verslag.
Nadat het evaluatieverslag was goedgekeurd, werd op 13 en 14 februari
2001 een hoorzitting gehouden om alle belanghebbenden de mogelijkheid
te geven hun standpunten over de huidige regeling voor de
autodistributie mondeling uiteen te zetten(5)
.
In het kader van de gedachtewisseling over een toekomstige regeling
voor de motorvoertuigendistributie, werd het vooral belangrijk geacht
de gevolgen van een eventuele wijziging van de wetgeving voor de markt
vast te stellen. Gezien het belang van het onderwerp werd een openbare
aanbesteding uitgeschreven omdat de Commissie een extern,
onafhankelijk en goeddoordacht standpunt over het vraagstuk wilde. De
opdracht voor de studie werd aan Andersen gegund(6)
. Andersen heeft de bevindingen van het evaluatieverslag over
Verordening nr. 1475/95 en de desbetreffende commentaren geanalyseerd.
De vijf geanalyseerde wettelijke scenario's zijn als volgt:
Een systeem waarbij onafhankelijke wederverkopers van motorvoertuigen
het recht hebben nieuwe voertuigen te betrekken bij de fabrikanten
en/of hun officieel netwerk van wederverkopers (de zogeheten
variant "vrije distributie voor allen").
Een exclusief distributiesysteem waarbij de automobielfabrikant
aanvaardt nieuwe voertuigen uitsluitend te verkopen aan één dealer
in een bepaald gebied.
Een selectief distributiesysteem dat uitsluitend op kwalitatieve
criteria is gebaseerd.
Een selectief distributiesysteem dat gebaseerd is op kwalitatieve
en kwantitatieve criteria zonder enige territoriale exclusiviteit.
Een selectief distributiesysteem dat gebaseerd is op kwalitatieve
en kwantitatieve criteria met een beperkte territoriale
exclusiviteit waarbij de actieve en passieve verkoop in andere
gebieden niet is beperkt.
De specifieke vraagstukken welke deze scenario's kunnen beïnvloeden
zijn: het verband tussen de verkoop van nieuwe motorvoertuigen en de
service na de verkoop, de verkoop van en de service na verkoop voor
verschillende merken, toegang tot technische informatie voor
onafhankelijke herstellers, distributie van originele
reserveonderdelen, de vergoeding van de dealers, de
producttoewijzingen (en in het bijzonder het beginsel "die het eerst
komt, het eerst maalt"), de directe verkoop, de rol van de
tussenpersonen, en de beschikbaarheidsclausule(7)
.
Deze studie mag niet worden verward met een andere economische
effectenstudie, die door ACEA (de Europese vereniging van
autofabrikanten) was besteld bij Accenture. Deze studie werd eind
september 2001 door ACEA bekendgemaakt.
Hoewel Accenture en Andersen beide ontstonden uit de opsplitsing van
het voormalige Arthur Andersen Consulting, zijn er geen banden tussen
deze twee ondernemingen; ze zijn volledig onafhankelijk van elkaar.
Contactpersonen bij Andersen
De contactpersonen bij Andersen zijn de heer Olivier de Groote en de
heer Patrick Callewaert (tel. 32-2-545.35.00).
(1)
1. vrije distributie voor allen; 2. exclusieve distributie; 3.
kwalitatieve selectieve distributie; 4. kwalitatieve en selectieve
distributie; 5. kwalitatieve en kwantitatieve selectieve distributie
met beperkte territoriale exclusiviteit.
(2)
De taakomschrijving van de studie kan worden geraadpleegd op de
website van het Directoraat-generaal Concurrentie: HYPERLINK
http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/distribution/eval_re
g_1475_95/report/#studies
http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/distribution/eval_re
g_1475_95/report/#studies
(3)
HYPERLINK http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/
http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/
(4)
IP/00/1306, 15.11.2000
(5)
IP/01/204, 14.2.2001
(6)
Op het tijdstip dat de opdracht werd gegund heette dit bureau Arthur
Andersen Business Consulting.
(7)
Krachtens de beschikbaarheidsclausule in de huidige
groepsvrijstellingsverordening zijn autofabrikanten verplicht aan hun
dealers het model te leveren dat overeenkomt met het door de
overeenkomst bestreken productgamma van de dealer (bijvoorbeeld een
auto met rechtse besturing op het continent voor de Britse
consumenten).