Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Koolstoffilter bezorgt museum goede kwaliteit lucht

6 november 2001

Amsterdamse Onderzoekers van het FOM-Instituut voor Atoom-en Molecuulfysica hebben een betere methode ontwikkeld voor het meten van de kwaliteit van het binnenmilieu van musea. De Tate Britain kwam in bijna alle proeven als beste van vijf musea uit de bus. Tate onderscheidt zich van de andere musea doordat het koolstoffilters gebruikt tegen luchtverontreinigingen.

Het Rijksmuseum komt ongeveer net zo goed uit de tests als de Uffizi in Florence. Onderaan de lijst van vijf musea staan de Alcázar in Segovia, Spanje en Sandham Chapel in Burghclere, Groot-Brittannië. De onderzoekers schrijven het succes van Tate Britain toe aan de luchtkwaliteit. Tate gebruikt als enige koolstoffilters bij de luchtinlaat. Deze filters verwijderen verzurende stoffen zoals stikstofoxiden en zwaveloxiden. De Uffizi en het Rijksmuseum inclusief depots regelen alleen het fysische klimaat. Sandham Chapel en de Alcázar ontberen elke vorm van fysische of chemische klimaatregeling.

De wetenschappers werkten met stukjes imitatieschilderij gemaakt van eitemperaverf. Eitempera is een van de oudste door schilders gebruikte bindmiddelen. De verf reageert sterk op het milieu.

De onderzoekers hingen verfstrips op in toonzalen van de vijf musea. Bij het Rijksmuseum werden depots onderworpen aan een extra onderzoek. Ook deden de onderzoekers proeven in het laboratorium bij bekende hoeveelheden licht, gedefinieerde temperaturen en bekende concentraties luchtverontreiniging.

De resultaten van de verkenning in de depots van het rijksmuseum bevestigen het vermoeden van de conserveringsafdeling van het Rijksmuseum. De luchtkwaliteit van het oude, oostelijk deel van het museum blijkt slechter dan van de nieuwere zuidvleugel.

De AMOLF-onderzoekers bestudeerden de veranderingen van de verf op moleculair niveau. Ze keken bijvoorbeeld naar de oxidatiegraad van cholesterol. Ook onderzochten ze veranderingen in de vetsamenstelling van de verf. Medeonderzoekers uit Italië onderzochten de stukjes schilderij op kleurveranderingen. Engelse partners keken onder andere naar mechanische eigenschappen zoals de broosheid van de verf.

Musea meten vaak niet meer dan de temperatuur, luchtvochtigheid en lichtintensiteit. Die metingen geven volgens de onderzoekers geen goed beeld. Fysische en chemische factoren worden dan los van elkaar bekeken. De onderzoekers volgden de kwaliteit van de museumomgeving op een schilderijgeoriënteerde manier. Deze methode integreert alle factoren en benadert de waarheid. De onderzoekers hopen dat hun methode gebruikt wordt voor het standaard meten van de kwaliteit van de toonzaal of voor het bekijken van de gevolgen van vervoer en uitleen.

NWO steunde het project via het Molart-programma. Molart staat voor Molecular aspects of ageing in painted art. De Europese Unie financierde het onderzoek via het ERA-project (Environmental Research for Art Conservation).

Nadere informatie bij

* drs. Oscar van den Brink (FOM-AMOLF, inmiddels werkzaam bij Akzo Nobel - Chemicals Research Arnhem)
* tel. 026 3661941 (werk) of 06 26326571 (privé)
* fax 026 3662588

* e-mail vdbrink@amolf.nl
* internet www.amolf.nl/research/biomacromolecular_mass_spectrometry/molart/molart.html
* Promotie 29 november, Universiteit van Amsterdam, promotor prof.dr. J.J. Boon