MEMO/01/394
Brussel, 29 november 2001
Europese Commissie constateert duidelijke verbetering op de
arbeidsmarkten van de EU
België wordt verzocht zich eraan te blijven werken
De afgelopen jaren heeft de Europese Unie duidelijke vooruitgang
geboekt op het gebied van de werkgelegenheid. Dit heeft ongetwijfeld
te maken met de gunstige ontwikkeling van de wereldeconomie en het op
stabiliteit en groei gerichte beleid, dat leidde tot meer coherentie
en consistentie tussen het macro-economisch beleid van de lidstaten
van de EU. Ook de arbeidsmarkthervormingen die sinds 1997 zijn
doorgevoerd, hebben echter een belangrijke rol gespeeld. In dat jaar
werd op de Europese werkgelegenheidstop van Luxemburg besloten de
werkloosheid gezamenlijk te lijf te gaan door middel van de zogenoemde
Europese Werkgelegenheidsstrategie. Sinds de introductie van deze
strategie heeft de Europese Raad jaarlijks een analyse gemaakt van de
werkgelegenheidssituatie in de EU en de inspanningen van de lidstaten
om hun arbeidsmarkten beter te laten werken. Elk jaar worden
gemeenschappelijke doelstellingen voor het werkgelegenheidsbeleid van
de lidstaten vastgesteld en wordt de voortgang geëvalueerd, waarbij de
lidstaten individuele aanbevelingen krijgen om ze te stimuleren de
kwaliteit van hun beleid te verbeteren.
In maart 2000 stelde de Europese Raad van Lissabon volledige
werkgelegenheid als nieuw overkoepelend doel van de Europese
werkgelegenheidsstrategie, als onderdeel van een brede ontwikkeling in
de richting van een maatschappij gebaseerd op kennis en innovatie,
waarin concurrentievermogen en sociale integratie samengaan. Het doel
van volledige werkgelegenheid is vertaald in een algemene doelstelling
van een werkgelegenheidsgraad van 70 procent voor de totale
beroepsbevolking, 60 procent voor vrouwen en 50 procent voor
werknemers ouder dan 55, die in 2010 bereikt moet worden. Europa heeft
dit doel nog steeds niet behaald: momenteel ligt de
werkgelegenheidsgraad van de totale beroepsbevolking op 63 procent,
terwijl 54 procent van de vrouwen en slechts 37 procent van de oudere
werknemers werkt.
In dit kader heeft de Commissie nu haar laatste verslag over de
gemaakte vorderingen in de lidstaten ten aanzien van de
werkgelegenheid gepresenteerd, waarin voor elk land individuele
aanbevelingen zijn opgenomen om hun zwakke punten aan te pakken,
alsmede nieuwe ontwerp-richtsnoeren voor het algemene
werkgelegenheidsbeleid van de EU voor 2002. Het verslag van dit jaar
vermeldt enige verbetering van de werkgelegenheidssituatie in de EU,
veroorzaakt door de gunstige economische ontwikkelingen en de
arbeidsmarkthervormingen die in 2000 en de eerste helft van 2001 zijn
doorgevoerd. In feite zijn de resultaten van de EU de beste in lange
tijd: sinds 1995 zijn er 9,9 miljoen nieuwe banen bijgekomen (waarvan
alleen al in 2000 2,8 miljoen).
Ander goed nieuws is dat het aantal werklozen met 1,5 miljoen is
gedaald tot 8,2 %, de grootste absolute daling in ruim tien jaar. Er
is tevens goede vooruitgang geboekt met het aanpakken van oude
problemen zoals de langdurige werkloosheid en de jeugdwerkloosheid,
hoewel deze in absolute cijfers nog steeds onaanvaardbaar hoog zijn.
Het verslag concludeert dat de Europese werkgelegenheidsstrategie een
proces in gang heeft gezet waarin het beleid van de lidstaten
verbeterd is, onder andere door een persoonlijke benadering van
werklozen, het promoten van levenslang leren en een modernere
arbeidsorganisatie, bepaalde loonbelastingverlagingen en een betere
inzetbaarheid van vrouwen op de arbeidsmarkt.
Het is voor iedereen duidelijk dat het economische klimaat in 2001
zeker na de tragische gebeurtenissen van 11 september in de VS minder
gunstig voor de werkgelegenheid zal zijn. Het kan dan verleidelijk
zijn de beleidsprioriteiten bij te stellen en het tempo van de
hervormingen af te zwakken. De resultaten van de Europese
werkgelegenheidsstrategie mogen echter niet leiden tot
zelfvoldaanheid: er zijn nog steeds veel structurele problemen en bij
een vertraging van de economie kan de volledige werkgelegenheid in het
geding komen. Als zich inderdaad een groeivertraging voordoet, valt
echter te verwachten dat de EU in een betere positie is om deze aan te
kunnen dan tien jaar geleden. Dit kan worden afgeleid uit een
vergelijking van de recente conjunctuur met de vorige conjuncturele
opleving aan het einde van de jaren '80, waaruit blijkt dat het
werkgelegenheidseffect van de economische groei in de EU is
toegenomen. Dit in tegenstelling tot de VS, waar het
werkgelegenheidseffect juist lijkt te zijn afgenomen. Daarom heeft
Europa meer kracht dan voorheen om de belangrijkste uitdagingen aan te
gaan, namelijk het verhogen van de werkgelegenheidsgraad, met name
voor vrouwen en oudere werknemers, het promoten van de kwaliteit van
werk en van gelijke kansen voor vrouwen en mannen, het investeren in
human resources en het verminderen van regionale ongelijkheden.
Het verslag van de Commissie over de werkgelegenheid zal in december
op de eerstvolgende Raad in Laken (Brussel) ter goedkeuring aan de
EU-leiders worden voorgelegd, voorzien van individuele aanbevelingen
voor de lidstaten, waarin rekening wordt gehouden met hun specifieke
situatie.
Hoe presteert België op dit gebied?
Sinds 1997 heeft de Belgische economie zich gunstig ontwikkeld, met in
2000 een recordgroei van 4%. De werkgelegenheidsgraad nam geleidelijk
toe en de werkloosheid zakte onder het EU-gemiddelde tot 7%.
Anderzijds is de werkgelegenheidsgraad onder ouderen de laagste in de
EU en is er nog steeds een groot aantal langdurig werklozen. Er zijn
ook belangrijke regionale en subregionale verschillen in
werkgelegenheid: in Wallonië en Brussel is de werkloosheid nog steeds
hoog, terwijl de Vlaamse arbeidsmarkt langzaam krapper wordt.
Het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid voor 2001 geeft een goed beeld van de manier waarop de verschillende Belgische overheden hun beleid hebben afgestemd op de Europese werkgelegenheidsstrategie. De hoeksteen van het Belgische arbeidsmarktbeleid is de verlaging van de loonkosten door loonmatiging en verlaging van de belasting en sociale premies om de werkgelegenheid te stimuleren. Om zowel het aantal banen als de kwaliteit daarvan te verbeteren voert België een beleid gericht op een 'actieve verzorgingsstaat', waarin de nadruk ligt op een actieve arbeidsmarktdeelname van jongeren, langdurig werklozen en laaggeschoolden. Dit betekent de werkloosheidsvallen aanpakken, oudere werknemers aan het werk houden, de kwaliteit van de werkgelegenheid verbeteren en mensen in een uitsluitingssituatie aan werk helpen. Ook wordt met diverse initiatieven voor arbeidstijdvermindering de herverdeling van de arbeid gestimuleerd.
De Europese Commissie waardeert de inspanningen die België heeft verricht om de Europese doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid te behalen, maar vindt dat er meer moet worden gedaan om de specifieke problemen van België aan te pakken. In de eerste plaats moet België, om het aantal langdurig werklozen terug te dringen, in een vroeg stadium voorkomen dat mensen langdurig werkloos worden. Dit geldt voor zowel volwassenen als jongeren die al onder een persoonlijke aanpak vallen. Ook moet België meer actie ondernemen om de arbeidsdeelname van oudere werknemers en van vrouwen te vergroten, want deze liggen nog ver onder het EU-gemiddelde. Aangezien de belastingdruk op arbeid nog steeds een van de hoogste in de EU is, moet België ernaar streven deze verder te verlagen, inclusief de sociale premies, om vacatures te creëren en mensen te stimuleren deze te vervullen. Personeelstekorten in bijv. de IT-sector moeten worden voorkomen en het 'levenslang leren' moet een realiteit worden. Tot slot moet België de arbeidsmobiliteit tussen de regio's vergroten om de regionale ongelijkheden op de arbeidsmarkt te verkleinen.
Door deze problemen aan te pakken kan België de situatie op de
arbeidsmarkt duurzaam verbeteren en bijdragen tot een betere
werkgelegenheidssituatie in Europa.