D66

Partijblad Democraat
Idee
Brussel Vandaag

28 november 2001

Schikking OM en Bouwbedrijven blunder eerste klas

Boris Dittrich

Reacties: b.dittrich@tk.parlement.nl

Naar het oordeel van D66 heeft het Openbaar Ministerie een ongelooflijke blunder begaan door niet te beseffen dat het frauduleus gedrag de Nederlandse rechtsorde ernstig heeft geschokt. De schikking ademt de schijn van klassejustitie. Dat die niet kan worden teruggedraaid is echter een feit.

De afgelopen jaren is het vaak voorgekomen dat een minister van Justitie naar de Tweede Kamer wordt gehaald om zich te verantwoorden over incidenten en/of fouten van het Openbaar Ministerie. Op zichzelf is dat ook logisch. De minister van Justitie is politiek verantwoordelijk voor het optreden van het OM. Daarbij is terughoudendheid op zijn plaats. Ook met betrekking tot individuele strafzaken geldt die politieke verantwoordelijkheid. In het weekend verkondigde collega Dijkstal dat politieke bemoeienis met individuele strafzaken thuishoort in dictatoriale regimes. Dat mag zo zijn, maar dan hoort de VVD-fractie daar ook thuis. Want ook de VVD heeft met de wet ingestemd die regelt dat de minister van Justitie een aanwijzing kan geven in een individuele strafzaak. De minister kan het OM opdragen een zaak toch te vervolgen en voor de rechter te brengen. Ik was verbaasd deze uitleg uitgerekend van collega Dijkstal te horen. Zo was er een prominent VVD-kamerlid dat eind 1997 de toenmalige minister van Justitie vragen stelde over een schikking in een grote fiscale fraudezaak. "Vindt de minister van Justitie dat in een dergelijke zaak een schikking een passende maatregel is? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen heeft de minister in dit verband genomen?" En in de media ventileerde dat VVD-kamerlid zijn oordeel over die individuele strafzaak. Ik citeer het Parool van 28 november 1997, op de kop af vandaag 4 jaar geleden: Het blijft vreemd", aldus het Kamerlid Korthals. Een schikking hoort alleen getroffen te worden in een eenvoudige, gemakkelijk bewijsbare zaak. Nu lijkt het alsof je aan vervolging ontkomt als je veel geld hebt."
Het kan verkeren. Ik vond overigens toen ook al dat het een terechte vraag was en dat de toenmalige minister van Justitie terecht op haar politieke verantwoordelijkheid werd aangesproken.

Klassejustitie

Vandaag gaat het debat dan over de schikking in de bouwfraudezaak rond de uitbreiding van de Schipholtunnel. Twee weken geleden had het debat tussen de verkeerswoordvoerders een wat andere invalshoek. Eén ding was toen wel duidelijk. De samenleving vindt het onverteerbaar dat in een zeer gevoelige zaak waar de overheid voor veel miljoenen is getild, een schikking is getroffen. Het vertrouwen in de bouwwereld is ernstig ondermijnd. De overheid doet zaken met mensen die opzettelijk valsheid in geschrifte plegen om zelf rijker te worden ten koste van de belastingbetaler.
Naar het oordeel van de D66-fractie is het een ongelooflijke blunder van het Openbaar ministerie dat het niet heeft beseft dat de frauduleuze handelingen de rechtsorde ernstig hebben geschokt. Door de beslissing van het OM heeft het rechtsgevoel daarbovenop nog eens een knauw gekregen. Even onbegrijpelijk is het dat de Minister van Justitie en de Minister van Verkeer en waterstaat zich in eerste instantie tevreden toonden met de schikking, omdat op die manier de Staat zijn geld terugkreeg. Dit financiele argument kan in dit soort zaken nooit doorslaggevend zijn. Terecht heeft de Minister geschreven dat een schikking geen afkoop van vervolging is, maar het is dan ook raar dat de minister juist het afkoopargument benadrukt om aan te geven dat een verantwoorde deal gesloten is. Zo vormt de minister zelf het beeld dat er klassejustitie is en dat de rijken in Nederland de dans kunnen ontspringen. Als ze maar geld op tafel leggen.

Onmogelijke motie

Een Kamermeerderheid heeft de motie van de PVDA en het CDA gesteund, waarin de regering werd opgeroepen zich bij het Gerechtshof te beklagen tegen de beslissing van het OM om de frauderende bedrijven niet te vervolgen. D66 vond die motie een juridisch monstrum en heeft daarom tegen gestemd. In onze stemverklaring hebben wij nadrukkelijk aangegeven de schikking zeer te betreuren, maar dat wij geen steun konden verlenen aan een onzinnige motie. Een onmogelijke motie maakt de zaak alleen maar erger, omdat je op voorhand weet dat die niet kan worden uitgevoerd en jusit dat weer het beeld oproept dat we in Den Haag van alles zitten toe te dekken. Wij vonden het onbegrijpelijk dat PVDA en CDA die motie indienden en dat zo veel fracties daar nog in mee gingen ook.

Alsnog vervolging?

Dat het tot een schikking is gekomen is bedroevend. Dat die niet kan worden teruggedraaid is een feit. De centrale vraag in dit debat moet dan ook gesteld worden: hoe heeft het zo ver kunnen komen? Daarom vraag ik de minister van Justitie : - Is hij zelf ongelukkig met het besluit van het OM de transactie met de frauderende bedrijven aan te gaan? Hoe beoordeelt hij de schikking achteraf? - In hoeverre zijn de ambtenaren van de Minister van Verkeer en Waterstaat inhoudelijk betrokken geweest bij de onderhandelingen rond de schikking? Welk belang had Verkeer en Waterstaat bij de schikking ? - Is het juist dat de transactie in deze gevoelige zaak hem niet door het College van procureurs-generaal van tevoren is voorgelegd? Zo ja : - Vindt hij het niet merkwaardig dat het College van procureurs-generaal hem niet van te voren geraadpleegd heeft? De Aanwijzing hoge transacties behoeft toch geen nader betoog? In gevoelige zaken zal de parketleiding contact opnemen met het College van procureurs-generaal dat in voorkomende gevallen de minister van Justitie zal raadplegen. Als dit geen gevoelige zaak is, wat dan nog wel? Het College dient altijd gekend te worden in transacties van 1 miljoen of meer, omdat deze transacties per definitie gevoelig zijn. Is de minister het met D66 eens dat de Aanwijzing scherper geformuleerd moet worden in die zin dat de Minister altijd in gevoelige zaken door het College van te voren moet worden geraadpleegd? - De minister schrijft dat de frauderende bedrijven maatregelen hebben genomen om recidive te voorkomen. Een aantal bestuurders die ten tijde van de strafbare feiten in functie waren, is nu niet meer op cruciale posities binnen die bedrijven werkzaam. "Daarmee was gegeven dat het risico van recidive was weggenomen".
Maar is dat wel zo? Welke invloed oefenen zij nog in het bedrijf uit? Is bij hen niet door de schikking de indruk ontstaan dat zij als natuurlijke personen onaantastbaar zijn? Is de aanname juist dat er tegen de bestuurders en ledinggevende geen sterke strafzaak was? Er waren toch vervalste facturen voorhanden? En een erkenning van de bedrijven dat ze gefraudeerd hadden? Het feit dat de verdachte bestuurders en leidinggevenden zich op hun zwijgrecht "konden" beroepen, is niet erg relevant. Hebben ze zich ook daadwerkelijk op hun zwijgrecht beroepen? Al zouden ze dat gedaan hebben, dan kan een dergelijke proceshouding ook tegen de verdachte in kwestie worden gebruikt. Is door de schikking met de rechtspersonen ook de mogelijkheid vervallen om de bestuurders en leidinggegvenden voor de strafrechter te dagen? Sluit de transactie die mogelijkheid uit? Is het OM alsnog bereid tot vervolging over te gaan?