Partij van de Arbeid

Den Haag, 27 november 2001

BIJDRAGE VAN MARLEEN BARTH (PvdA) AAN HET PLENAIR DEBAT OVER DE BEGROTING 2002 ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Gesproken woord geldt!

Woordjes leren

Jongens, heb je verdriet,

sprak toen de leraar Grieks,

dan moet je woordjes leren, woordjes

leren. Hij knikte energiek

zodat er as viel op zijn vest,

maar dat was toch al vies.

Wij lachten half vertederd,

halfmeewarig, want tragiek

daar wist je alles van en hij,

heel oud, haast vijftig, niets.

En dat het overging als je maar

woordjes leerde, dat was iets

zo absurds, zo dol komiek

dat het in omloop kwam als een

gevleugeld woord. Het klapwiekt

nu verdrietig om mij heen

omdat ik later woordjes leerde

waarmee je 't monster kunt bezweren

en ik hem niet meer zeggen kan

hoe ik soms naar die stem verlang,

naar dat onhandige advies.

De waarde van goed onderwijs laat zich niet in geld uitdrukken, zoals dit gedicht van 01- Eijkelboom maar weer eens illustreert. Soms gaan er jaren overheen voor je beseft hoe zeer je school, of een van je leraren, je gevormd heeft. En blijkt dat niet zozeer de kennis is blijven hangen, alswel de betekenis.

Wij hebben het vaak met elkaar over de kosten van ons onderwijs, maar over de waarde ervan debatteren we veel te weinig. Daarom heb ik een belangrijk deel van mijn bijdrage daar aan gewijd. Ik werd daartoe geprikkeld door een passage uit de Verkenningen van het kabinet over onderwijs en wetenschappen, 'Grenzeloos leren'. De bewindslieden roepen daarin onder meer op tot bezinning over de omvang van het curriculum van het funderend onderwijs. Het gaat, zo schrijven zij, om "een afweging tussen enerzijds de wens tot ruimte voor maatwerk en een eigen schoolprofiel, en anderzijds het belang van een gemeenschappelijke basis in kennis, normen en waarden voor de cohesie van de samenleving". Onderdeel van de discussie zou moeten zijn een minimale variant waarin alleen rekenen en taal nog verplicht worden aangeboden.

Daaraan heeft onze fractie geen enkele behoefte. Wie denkt dat rekenen en taal genoeg is, stelt ons onderwijs bloot aan een onaanvaardbare verschraling. Kinderen leren het best als hun hoofd én hart én handen worden aangesproken. De tegenstelling die in de Verkenningen wordt opgeroepen is bovendien een valse. Het is zeer goed mogelijk het onderwijs zo in te richten dat sprake is van een stevige gemeenschappelijke basis (wat leren kinderen) en maatwerk en profilering van de school (hoe leren kinderen). Al diverse malen heeft onze fractie gepleit voor sanering van het kerndoelenprogramma, in basisonderwijs én -vorming. Maar het curriculum zal voor ieder kind de rijkdom van onze cultuur en de veeleisende behoeften van de toekomst moeten blijven bevatten.

Ik wil dat illustreren aan de hand van drie onderwerpen die ons inziens in het onderwijs niet gemist kunnen worden. Daarbij praat ik niet eens over vakken als aardrijkskunde of biologie, die hun nut toch wel bewezen hebben. Laten we beginnen met sport. Nederlandse jongeren bewegen steeds minder en leven steeds ongezonder. Tegelijkertijd koestert Nederland hoge ambities om uitmuntende prestaties zoals vorig jaar in Sydney op zijn minst te evenaren. Dat vraagt om stimuleren van zowel breedtesport als topsport. Scholen kunnen daarbij niet gemist worden. Om te waarborgen dat ieder kind regelmaat beweegt, en om talent jong te herkennen. Er is behoefte aan een versterkte inzet van vakdocenten en sportassistenten. Scholen en sportverenigingen zouden over en weer veel meer kunnen en moeten profiteren van elkaars menskracht en deskundigheid. Gemeenten kunnen daarbij de coördinerende taak op hun schouders nemen. Is de staatssecretaris bereid te gaan overleggen met VNG, onderwijs- en sportorganisaties, over hoe de handen het beste ineengeslagen kunnen worden?

Hetzelfde geldt voor muziek. Sommige mensen hebben de neiging muziek op school af te doen als een (overbodige) luxe, maar dat is te kortzichtig. Muzikale vorming leert kinderen niet alleen genieten. Het stimuleert ook de taal- en rekenontwikkeling bij kinderen. Allochtone kinderen worden het Nederlands sneller machtig als zij veel liedjes zingen. Maathouden maakt breuken concreet. Een onlangs in de Kamer gepresenteerde workshop liet op ontroerende wijze zien hoe muziek grenzen verlegt voor gehandicapte kinderen en kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden.

Helaas blijft de kwaliteit van het muziekonderwijs in het primair onderwijs ver onder de maat. Onze fractie heeft daar voor de zomer schriftelijke vragen over gesteld. Met de antwoorden waren wij eerlijk gezegd niet erg tevreden. Er zijn weliswaar problemen, maar aan alle randvoorwaarden voor goed muziekonderwijs is voldaan, luidde het grof samengevat.

Een hoorzitting die wij hebben georganiseerd leerde anders. Zo blijkt de Inspectie niet of nauwelijks deskundig controle uit te oefenen op de kwaliteit van het muziekonderwijs. Wij vragen de minister er op toe te zien dat dit wél gebeurt. Pas dan zullen alle scholen ervaren dat ook dit belangrijk is. Bovendien is er een ernstig gebrek aan goed geschoolde docenten. De aandacht van de Pabo's voor muziek wisselt sterk. Inzet van vakdocenten zou zeker helpen, maar daarbij doet zich iets merkwaardigs voor. Afgestudeerden van de conservatoria zijn eerstegraads bevoegd muziekleraar. In het basisonderwijs geldt deze bevoegdheid echter niet. Men staat daar te boek als onbevoegd en wordt navenant slecht betaald.

Dat onderstreept maar weer eens hoe hoognodig het achterhaalde gradenstelsel in het onderwijs op de schop moet. Maar ik heb inmiddels leren accepteren dat dit een zaak van lange adem is. De berg komt wel naar Mohammed: wij kiezen voor het stichten van een verkorte opleiding vakleerkracht muziek in het basisonderwijs. Tien conservatoria kunnen samen in 5 jaar tijd 500 mensen opleiden. Zij kunnen een veelvoud aan scholen bedienen. Dat is niet alleen goed voor de kwaliteit van muziek, het levert ook een bijdrage aan bestrijding van het lerarentekort.

Ook het speciaal onderwijs verdient extra aandacht. Er is behoefte aan een opleiding voor muziekconsulenten, die leraren kunnen bijstaan in het ontwikkelen van deskundigheid. Daarnaast is behoefte aan aangepast materiaal. Wij hebben een amendement ingediend dat dit alles mogelijk maakt. Het kan, voor nog geen 1,5 miljoen Euro per jaar. Als beide opleidingen volgend studiejaar van start gaan, is in 2002 zelfs maar 450.000 Euro nodig. Het amendement kan inmiddels rekenen op brede steun. We roepen de bewindslieden deze mogelijkheid op te pakken, en uit te bouwen.

Goed onderwijs leert kinderen niet alleen, het vormt ze ook. De invulling die de school geeft aan haar pedagogische opdracht maakt daarom integraal onderdeel uit van haar kwaliteit. Mijn fractie juicht het daarom zeer toe dat een en ander nu verankerd wordt in de Wet op het Onderwijstoezicht.

De overdracht van normen en waarden in het onderwijs is al snel goed voor een verhit debat, helemaal als de vraag om de hoek komt of de overheid daarin een taak heeft. Ook voor mijn fractie staat vast dat het primaat van de opvoeding van kinderen bij hun ouders ligt. Maar ook hier geldt dat de school een unieke eigen rol kent. De school is voor de meeste kinderen de eerste, en in elk geval de meest langdurige, kennismaking met de samenleving. Zij leren daar hun plek te vinden in een groter verband, iets waar gezinnen met gemiddeld 1,8 kinderen alleen al praktisch gezien minder geschikt voor zijn. Op school leren kinderen bovendien dat er verschillen bestaan: tussen mensen, tussen opvattingen, tussen gevoelens en ervaringen. Leren omgaan met verschillen, verschillen leren waarderen en respecteren, het is de basis van burgerschap.

Rond het concept burgerschap komen de verantwoordelijkheid van ouders, school en overheid in het grootbrengen van kinderen samen. Zij groeien ook op als lid van een gemeenschap, de Nederlandse samenleving. Daarin zullen zijn hun weg moeten kunnen vinden. De school is bij uitstek geschikt kinderen de daartoe noodzakelijke kennis en vaardigheden bij te brengen. Zelfstandigheid, gemeenschapszin, kennis van onze parlementaire democratie en internationaal burgerschap zijn daarbij de onmisbare trefwoorden.

Het zou voor de hand liggen om te zeggen dat dit onderwerp na 11 september actueler is dan ooit. Dat zou zo kunnen zijn, omdat de aanslagen ons hebben geconfronteerd met de kwetsbaarheid en tegelijkertijd de veerkracht van onze democratie. Mijn fractie is in elk geval geschrokken van scholen die weigerden om rond de herdenkingen van 11 september de discussie met hun leerlingen aan te gaan. Zij zouden die juist actief moeten aangaan.

Wat ons betreft mag de overheid scholen er daarom best op aanspreken of zij werk maken van het opvoeden van kinderen tot volwaardige burgers. Let wel: of, en niet hoe. Het betekent wat ons betreft ook dat, wat er ook allemaal aan kerndoelen in de basisvorming zal moeten sneuvelen, kennis van de parlementaire democratie en de basisbeginselen van rechten en plichten die elke inwoner van Nederland heeft niet mag ontbreken. Maar het is ook belangrijk dat scholen jongeren de ruimte bieden concreet te experimenteren met burgerschap. Eigenlijk zou elke school voor voortgezet onderwijs daar ruimte voor moeten bieden. Een potje met geld voor de schoolkrant, deelname aan medezeggenschapsraap of een schoolparlement, studiepunten voor het verrichten van vrijwilligerswerk. Is de staatssecretaris bereid haar creativiteit op dit onderwerp los te laten, en de Kamer daarover te berichten?

De waarde van goed onderwijs valt niet in geld uit te drukken. Maar we ontkomen er niet aan om het toch over geld te hebben. Immers, wij, de minister, de staatssecretaris en volksvertegenwoordigers mogen er op aangesproken worden dat wij er alles aan doen om goed onderwijs mogelijk te maken. Uiteindelijk zijn het de mensen voor de klas die het moeten doen, maar het is onze verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat de voorwaarden waarbinnen het mirakel van een lerend kind zich voltrekt optimaal zijn.

Daarom heeft mijn fractie het kabinet vorig jaar gevraagd om een meerjarig investeringsplan voor het onderwijs. De minister had het ook toegezegd, maar het is gebleven bij het uitwerken van opties. Wij betreuren dat. Het plan had moeten dienen om de sector perspectief te geven. Om te laten zien hoe onze economische groei kan worden versterkt via de kennisinfrastructuur. Om scholen in staat te stellen als autonome, professionele organisaties echt eigen beleid te voeren -daarvoor moeten zij toch weten waar ze financieel aan toe zijn.

We weten allemaal dat er nog problemen zijn. Het schoolbudget moet verder omhoog, vindt ook de minister. Het tekort op de materiële bekostiging moet worden weggewerkt. ICT moet verder tot bloei worden gebracht, schoolgebouwen moeten gemoderniseerd.

Dit kabinet heeft substantieel in onderwijs geïnvesteerd, en daar zijn wij trots op. Maar wij hadden graag gezien dat het brede politieke draagvlak voor doorgaan met investeren in onderwijs al dit jaar was verzilverd. We doen een beroep op de bewindslieden om meer positie te kiezen in deze discussie, en aan te geven waar de prioriteit de komende jaren zal moeten liggen. Een krachtig politiek testament kan geen kwaad, ook niet als je je eigen erfgenaam wordt!

Daarbij wil mijn fractie speciale aandacht vragen voor de 37 scholen voor voortgezet onderwijs die al langer dan twee jaar met een gat op hun begroting kampen. Wij vragen de staatssecretaris diepgravend onderzoek te verrichten naar de oorzaken hier van. Het mag niet gebeuren dat scholen failliet gaan.

De waarde van goed onderwijs valt niet in geld uit te drukken. Dat ieder kind een eerlijke kans krijgt om op school tot bloei te komen, daar moet het ons om gaan. Ieder kind tot zijn recht, heb ik dat drie jaar geleden tijdens het eerste begrotingsdebat met deze bewindslieden genoemd. Daar blijven wij ons ook de komende jaren voor inspannen.