persbericht / nr. 1672
21-november-2001
Het Groene Hart: wat is het de stad waard?
Alleen als de Randstad geld over heeft voor het behoud van een
agrarisch cultuurlandschap als 'binnentuin', is er ook bij een
verhoogd waterpeil toekomst voor weidebedrijven in het Groene Hart.
Het verhogen van de slootwaterpeilen is goed voor het milieu maar
slecht voor de landbouw. De sleutel tot het behoud van zowel de
economische functies als de na-tuur- en landschapswaarden ligt in de
rol van het Groene Hart voor de stedelijke omgeving. Als de handicap
van hoge waterstanden verder toe-neemt, kan het veenweidebedrijf niet
meer concurreren op gewone zui-velmarkten; het zal een nieuwe
economische basis moeten vinden in be-taalde diensten aan de stad.
Voorwaarde is dat het Groene Hart in de Randstad niet langer wordt
gezien als een gratis bijproduct van de melk-veehouderij. Dit komt
naar voren uit een studie door het LEI en Alterra in opdracht van het
ministerie van LNV.
Door het waterpeil in poldersloten nu te verhogen, kan laag Nederland
in de toekomst het hoofd beter boven water houden. Als veen minder aan
lucht wordt blootgesteld, verteert het namelijk minder snel en
daardoor zal de bodem langzamer dalen. Bij een peilverhoging die de
afstand tussen maaiveld en waterspiegel halveert, daalt de bodem maar
half zo snel als nu. Dit betekent een vermindering van uitstoot van
broeikasgassen en een verdubbeling van de levensduur van het
resterende veenpakket, met alle bijbehorende natuur- en
landschapswaarden. Voor dit laatste is het wel nodig dat het
veenweidebedrijf zich handhaaft.
Inkomensschade
Verhoging van het waterpeil betekent echter ook dat de rentabiliteit
van de melkveebedrijven in het gebied verder onder druk komt te staan.
Door de natuurlijke omstandigheden is die nu al ongunstiger dan op
andere plaatsen in Nederland. De te verwachten inkomensschade door
peilverhoging bedraagt per jaar globaal f 600,- per hectare voor
gangbare melkveebedrijven en f 800,- voor biologische bedrijven. Dit
bedreigt het voortbestaan van de bedrijven en daarmee indirect de
hooggewaardeerde natuur- en landschapswaarden waarvan zij de
economische dragers zijn. De positie van de boeren op veenweidegrond
wordt vergelijkbaar met die van buitenlandse collega's op
berghellingen. Zij staan zwak op de markt van landbouwproducten maar
zijn onmisbaar als beheerder van landschappen met een hoge
biodiversiteit en als aanbieders van diensten aan de stadsmens met
'weigevoel'.
Oplossingsrichtingen
Hoe zou een 'maatschappelijk contract' er uit kunnen zien dat aan
boeren een toekomst biedt ondanks hoog water, en aan de Randstad een
opgewaardeerd Groene Hart? Het rapport presenteert hiervoor vier
concepten, die verschillen in de mate waarin de stad de boer beloont
voor het leveren van 'ruimtelijke kwaliteit'.
Het technologiegerichte concept levert basiskwaliteiten als groen,
ruimte en rust maar biedt weinig variatie, onder meer doordat de
koeien in het landschap ontbreken. Dit concept is het goedkoopst, de
jaarlijkse kosten worden geschat op ongeveer 500 gulden per hectare.
Het streekeigen concept levert meer ruimtelijke kwaliteit, doordat
melkveestapels tot zo'n 70 koeien per bedrijf in de wei kunnen blijven
en doordat arbeid wordt ingezet in natuur- en landschapsbeheer op
perceelsranden en lagere plekken. Deze arbeid komt beschikbaar door de
automatisering van het melken. Jaarlijkse kosten: ongeveer 1000 gld
per hectare.
Het natuurgerichte concept omvat botanisch veenweidebeheer en levert
meer biodiversiteit en een hogere belevingswaarde op, maar is ook
aanmerkelijk duurder, namelijk zo'n 2000 gld per hectare.
Het stadsgerichte concept is nog duurder voor de stedelijke
samenleving, maar hier wordt de boer gedeeltelijk rechtstreeks door de
consument voor zijn diensten betaald. Het beheer van het buitengebied
kan deels ook worden gefinancierd op basis van het principe 'rood voor
groen' bij stadsuitbreiding Het beslag op overheidsmiddelen blijft
daardoor beperkt. De ruimtelijke kwaliteit verkeert bij dit concept in
een precair evenwicht tussen het aantrekken van publiek en het bewaren
van ruimte en rust.
Regionaal maatwerk
Het rapport werkt bij wijze van illustratie de verschillende concepten
uit in kaartbeelden voor een concreet gebied (Meije-Zegveld). Deze
praktische invuloefening leert dat regionaal maatwerk geboden is.
Hierdoor kunnen specifieke gebiedskwaliteiten worden gespaard of
ontwikkeld, en kan bij peilverhogingen rekening worden gehouden met
plaatselijke verschillen in bodemgesteldheid.
Vrijwel gelijktijdig met de verschijning van dit rapport promoveert de
projectleider van het onderzoek, Bareld van der Ploeg, aan Wageningen
Universiteit op een nauw verwant onderwerp. Zijn proefschrift gaat
over de bereidheid en mogelijkheden van boeren in het veenweidegebied
om om te schakelen van 'productieboer' naar plattelandsondernemer. De
promotie heeft plaats op vrijdag 23 november, om 13.30 uur.
---
Het Weigevoel in het Groene Hart van de Randstad. Bekijk het rapport:
PS.01.02.