Ministerie van Buitenlandse Zaken


Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken, Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Directie Integratie Europa Intern Beleid Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Nederland Datum 2 november 2001 Auteur Drs M.A. Stibbe
Kenmerk DIE-584/01 Telefoon +31-070-3484872
Blad /1 Fax +31-070-3486381
Bijlage(n) -- E-mail Stibbe.ma@minbuza.nl

Betreft Geannoteerde Agenda Begrotingsraad 21 en 22 november 2001 C.c.
Zeer geachte Voorzitter,

Conform de afspraken heb ik de eer U hierbij de geannoteerde agenda van de Begrotingsraad van 21 en 22 november aanstaande aan te bieden.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Geannoteerde agenda voor de Begrotingsraad van 21 en 22 november 2001

De agenda voor de Begrotingsraad van 21 en 22 november is nog niet bekend. Veronderstellenderwijs zullen de volgende onderwerpen aan de orde komen.


1. Voorbereiding concertatie met EP



2. Concertatie met het EP over de tweede lezing door de Raad van de ontwerpbegroting 2002


3. Tweede lezing van de ontwerpbegroting 2002.
Hieronder wordt op deze onderwerpen ingegaan. Als bijlage is een cijfermatig overzicht opgenomen waarin de ontwerpbegroting zoals door de Raad op 20 juli jl. vastgesteld, wordt vergeleken met resultaten van de eerste lezing door het Europees Parlement.


1. Voorbereiding en concertatie met het EP.


De gebruikelijke concertatie met het EP dient ter bespreking van geschilpunten tussen Raad en EP. Aangezien beide takken van de begrotingsautoriteit inmiddels hun eerste lezing achter de rug hebben, kan gewerkt worden aan een politiek akkoord. Dit is dan ook het centrale doel. De concertatie vind plaats voorafgaande aan de tweede lezing door de Raad. Hierdoor kan de Raad het eventueel bereikte akkoord in zijn tweede lezing van de begroting meenemen. In december volgt de tweede lezing door het Europees Parlement, waarna de begroting voor 2002 kan worden vastgesteld.

De concertatie zal zich vermoedelijk richten op de volgende onderwerpen:

Eventuele additionele middelen in Categorie 3 (intern beleid) en Categorie 4 (extern beleid) om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de aanslagen in de VS

inzet van het flexibiliteitsinstrument in Categorie 2 (structuur en cohesiebeleid) voor de herstructureringskosten van de Spaanse- en Portugese visserij-vloot

de inzet van middelen ten behoeve van bestrijding van de financiële gevolgen van de MKZ- en BSE-crises en de verwerking van de nota van wijziging no.2 in de ontwerpbegroting.


2. Resultaten eerste lezing door het Europees Parlement (22-25 oktober)


2.1 Algemeen - Resultaten eerste lezing EP op hoofdlijnen
Het Europees Parlement heeft de lijn uit het verleden voortgezet en de budgetlijnen voor de Categorieën 1a, 3,4 en 5 verhoogd. Hierdoor zijn de marges onder de Financiële Perspectieven nagenoeg opgevuld. Resultaat van de amendementen en wijzigingsvoorstellen is dat het totaal aan vastleggingskredieten uitkomt op EUR 99,6 miljard en het totaal aan betalingskredieten op EUR 98,9 miljard. Dit laatste komt overeen met 1,07% van het EU-BNP. Door de Raad was in eerste lezing een totaal van EUR 99,0 miljard aan vastleggingskredieten ingeschreven en EUR 95,6 miljard aan betalingskredieten. Dit laatste komt overeen met 1,04% van het EU-BNP.

Marges onder de Financiële Perspectieven

In Categorie 1a (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) is door het EP een marge gelaten van EUR 1,197 miljoen. In Categorie 1b (plattelandsontwikkeling) is de marge nul. In Categorie 2 (structuur- en cohesiebeleid) is de marge eveneens nul. In Categorie 3 (intern beleid) is de marge EUR 4,2 miljoen. In Categorie 4 (extern beleid) is de marge EUR 0,1 miljoen. In Categorie 5 (administratieve uitgaven) is de marge EUR 3,5 miljoen. Tenslotte is de marge in Categorie 7 (pre-toetredingsteun) nul. Zie ook de bijlage voor een cijfermatig overzicht.

Amendementen

Hieronder zal worden ingegaan op een aantal brede, zgn. horizontale amendementen van het EP en vervolgens op de belangrijkste amendementen en wijzigingsvoorstellen per Categorie van de Financiële Perspectieven. Vanwege het vroege tijdstip van het Algemeen Overleg is nog niet bekend hoe de discussie in Raadskader over genoemde amendementen en wijzigingsvoorstellen loopt. Wel zal een Nederlandse appreciatie worden gegeven van de voorstellen van het EP.

2.2 Belangrijkste horizontale amendementen van het EP

Deze zijn:

a) Amendementen waarmee een percentage van de ingeschreven vastleggingskredieten in de Categorieën 3 (10%) en 4 (19%) in de reserve worden gezet in afwachting van een Commissierapport waarin met concrete streefcijfers wordt aangegeven hoe de achterstanden in begrotingsuitvoering (de zgn. Reste à liquider - de RAL's) zullen worden weggewerkt.

b) Amendementen waarmee een deel van kredieten voor administratieve ondersteuning wordt overgeheveld naar de bijbehorende beleidskredieten.

c) Amendementen waarmee de verschillende sub-plafonds voor betalingskredieten voor de Categorieën 2,3,4, en 7 tot het maximum worden benut.

d) Amendementen waarbij de kredieten voor de verschillende EU-agentschappen worden gesplitst met als doel inzichtelijk te maken wat de beleidsuitgaven zijn en wat de uitgaven voor administratieve ondersteuning.

Nederlands Standpunt

Ad a)

De Raad heeft ten tijde van de technische triloog met het EP op 15 oktober reeds een standpunt geformuleerd ten aanzien van het wegwerken van de RAL's. Deze positie is dat:


1. Het wenselijk zou zijn om jaarlijks, voorafgaand aan de eerste lezing van de Raad een verslag van de Commissie te hebben over de voortgang bij het wegwerken van de RAL.


2. Het wegwerken van de RAL's niet alleen een kwestie is van meer betalingskredieten maar vooral ook van een realistisch beleid ten aanzien van nieuwe vastleggingskredieten.


3. De Raad niet overtuigd is van de noodzaak om strikte streefcijfers ten aanzien van het wegwerken van de RAL's te hanteren. Hiervoor zijn de onderliggende factoren te divers.


4. De Raad er van overtuigd is dat de zgn. avondroodclausule, waarbij op termijn zgn. 'slapende verplichtingen' vervallen een nuttig instrument is voor het wegwerken van de RAL's.

De Nederlandse inzet is om langs bovengenoemde lijnen tot een akkoord te komen met het EP. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de EU-begroting. Het wegwerken van de RAL's hoort daar zeker bij, alsook het niet laten ontstaan van nieuwe RAL's. Nederland heeft twijfels bij de het werkelijke effect en de haalbaarheid van streefcijfers. Het heeft geen zin de uitgavendwang kunstmatig te vergroten. Veeleer zou een restrictief beleid ten aanzien van nieuwe vastleggingskredieten voor minder goed lopende programma's het uitgangspunt moeten zijn. Daarnaast is stroomlijning van de procedures voor programma's en projecten belangrijk. De hervorming van de Commissie en de maatregelen die door Commissaris Patten worden genomen om tot een effectiever uitvoeren van het extern beleid te komen zijn daarvoor eveneens belangrijke voorwaarden.

In dit verband acht Nederland het wenselijk dat Raad en EP, als de twee takken van de begrotingsautoriteit, op dit punt gezamenlijk optrekken om zorg te dragen voor verbetering. Het onder punt 2 (zie boven) gestelde is dan wel van het grootste belang en een punt waar nader overleg en toenadering nodig zal zijn.

Ad b)

De amendementen die tot doel hebben de administratieve kosten te korten en de beleidsuitgaven te verhogen lijken hun doel voorbij te schieten. De reden die door het EP wordt gegeven is dat er grote kostenverschillen bestaan bij de uitvoering van verschillende EU-programma's. Nederland heeft twijfels bij de gekozen aanpak van het korten op de administratieve uitgaven. Nederland wil hier de mening van de Commissie, verantwoordelijk voor de uitvoering, nadrukkelijk in mee laten wegen. Wel is Nederland het eens met het EP dat er sprake is van zeer verschillende kostenstructuren en dat nader onderzoek en wellicht rationalisatie mogelijk is. Dit onderzoek zou inzicht moeten geven in de onderliggende oorzaken van de verschillen in kostenstructuur. Zo zijn er zeer valide redenen denkbaar waarom er verschillen zouden moeten kunnen optreden. Er is bijvoorbeeld een groot verschil of een hulpprogramma in eigen beheer wordt uitgevoerd dan wel is uitbesteed. Nederland is het met het EP eens dat meer duidelijkheid wenselijk is.

Ad c)

Zoals gezegd heeft het EP de betalingskredieten tot aan het maximum ingevuld. Hiermee komt het EP uit op bedragen die hoger liggen dan hetgeen de Commissie in het Voorontwerp had ingeschreven. Nederland is van mening dat de door de Raad in eerste lezing ingeschreven betalingskredieten als leidraad moeten dienen voor een akkoord met het EP. Wel bestaat er, wat Nederland betreft, enige ruimte om het EP tegemoet te komen in Categorie 4 - extern beleid. De internationale follow-up van de aanslagen in de VS maakt hogere uitgaven in deze Categorie in 2002 alleszins waarschijnlijk.

Ad d)

De amendementen die tot doel hebben de kostenstructuur van de verschillende agentschappen inzichtelijk te maken, kan Nederland ondersteunen.

2.2 Specifiek per Categorie van de EU-Begroting

2.2.1 Categorie 1a, Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Conform de gezamenlijke verklaring van Raad en EP tijdens de Begrotingsraad van 20 juli heeft het EP geen wijzigingsvoorstel aangenomen dat tot doel heeft de EUR1 miljard die de Raad aan de marge had toegevoegd voor eventuele inzet ten behoeve van de bestrijding van de gevolgen van BSE- en MKZ-crises, ongedaan te maken.

Het Europees Parlement heeft wel een aantal wijzigingsvoorstellen aangenomen waarin ten opzichte van de ontwerpbegroting van de Raad, EUR 368 miljoen extra aan uitgaven worden ingeboekt. Belangrijkste voorstellen zijn:

een wijzigingsvoorstel (no. 556) van in totaal EUR 177,9 miljoen dat tot doel heeft het Voorontwerp van de Begroting 2002 van de Commissie in ere te herstellen (minus de budgetlijnen die met BSE en MKZ te maken hebben)

een wijzigingsvoorstel (no. 498) dat tot doel heeft EUR 180 miljoen extra ter beschikking te stellen voor financiële gevolgen van de MKZ-crisis

wijzigingvoorstel (no. 83) EUR -58 miljoen voor restituties voor levend vee, B1-210, in verband met het tegengaan van het subsidiëren van dierenleed door de EU.

Nota van Wijziging no. 2.

Op 30 oktober heeft de Commissie de jaarlijkse Nota van Wijziging gepresenteerd waarmee de landbouwramingen worden geactualiseerd en een voorlopig saldo over het lopende begrotingsjaar wordt gegeven. De nota van wijziging bestaat uit vier delen. Allereerst wordt een nieuwe raming van de landbouwuitgaven gegeven op basis van de laatste inzichten ten aanzien van marktprijsontwikkelingen (export-restituties), de verwachtte uitvoering van verschillende marktordeningen en de ontwikkelingen in de dollar/euro pariteit. In totaal komt de Commissie voor Categorie 1a uit op EUR 39,7 miljard voor het jaar 2002. Hiermee blijven de geraamde uitgaven EUR 1,9 miljard onder het plafond. In het Voorontwerp van de Begroting ging de Commissie nog uit van EUR 41,6 miljard voor 2002. Belangrijkste bijdrage aan deze lagere raming is het feit dat de Commissie het niet langer nodig acht om EUR 1 miljard extra uit te trekken voor de financiële gevolgen van de MKZ- en BSE-crises. De marktontwikkelingen zijn dusdanig dat de middelen die reeds in de begroting zijn ingeschreven voldoende zijn om de verwachte kosten te dekken. Naast de actualisering van de landbouwramingen wordt vervolgens aangeven dat de reserve voor het visserij-akkoord met Marokko, nu de onderhandelingen definitief gestrand zijn, niet langer nodig is. Om deze reden doet de Commissie een voorstel voor de inzet van het flexibiliteitsinstrument in Categorie 2 (zie desbetreffende alinea). Tenslotte wordt een eerste, voorlopige raming van het saldo over het jaar 2001 gegeven. Het saldo wordt door de Commissie op EUR 1 miljard geschat. Het daadwerkelijke saldo zal pas bekend worden als de boeken zijn gesloten.

Nederlands standpunt.

Uitgangspunt voor Nederland is dat de ontwerpbegroting zoals door de Raad in juli vastgesteld in grote lijnen moet worden gerespecteerd. In Categorie 1a (GLB) is sprake van verplichte uitgaven waardoor de Raad in tweede lezing het laatste woord heeft. Ten aanzien van de Nota van Wijziging no. 2 ziet Nederland in het wegvallen van de noodzaak om EUR 1 miljard te reserveren (aanvullend aan de reeds beschikbare middelen) voor BSE en MKZ een bevestiging van de positie die de Raad tijdens de eerste lezing innam. Toen werd immers door de Raad de reserve die de Commissie in het Voorontwerp had opgenomen aan de marge toegevoegd; dit vooral omdat er geen onderbouwing kon worden gegeven voor de te verwachten kosten. Deze blijken nu mee te vallen. Nederland is van mening dat het gedeelte van de Nota van Wijziging dat betrekking heeft op de landbouwramingen kan worden overgenomen. Voor de consequenties van het niet doorgaan van het visserijakkoord met Marokko wordt verwezen naar de paragrafen over Categorie 2 en 4.

Ten aanzien van het saldo over 2001 kan worden geconstateerd dat dit een eerste en daarmee voorlopige schatting is. Het daadwerkelijke saldo zal pas na het sluiten van de boeken kunnen blijken.

Nederland staat positief tegenover het doel van wijzigingsvoorstel no. 83. Nederland meent dat de EU-restituties voor export van slachtvee strikt moeten worden gebonden aan het respecteren van de regels voor dierenwelzijn gedurende transport. Het EP gaat met dit voorstel echter veel verder en naar de mening van Nederland te ver, door de regeling voor de export van alle runderen van financieel middelen te ontdoen. Een oplossing zou gevonden kunnen worden in een toespitsing van het voorstel op slachtvee.

2.2.1. Categorie 1b, Plattelandsbeleid

Het Europees Parlement heeft ten opzichte van de in de ontwerpbegroting opgenomen totale omvang van de financiële middelen geen wijzigingen voorgesteld. Wel is een amendement (no. 642) aangenomen waarin een herschikking van EUR 18 miljoen wordt voorgesteld van de budgetlijn 'B1-4081, overige maatregelen' naar de budgetlijn 'B1-406 verbetering van de verwerking en de afzet van landbouwproducten'. Budgetneutraal derhalve. Doel is om additionele middelen ter beschikking te stellen aan lidstaten die een integrale kwaliteitscontrole gedurende de gehele voedselketen invoeren/ hebben.

Nederlandse standpunt.

Nederland staat positief tegenover dit amendement.

2.2.2.Categorie 2, Structuursteun

Het Europees Parlement heeft het totaal aan vastleggingen niet gewijzigd. Zoals hierboven al uiteengezet werd, heeft het EP een horizontaal amendement aangenomen waarmee de betalingskredieten tot aan het maximum zijn opgevuld. Voor Categorie 2 betekent dit een verhoging van de betalingskredieten met EUR1,582 miljard. Het totaal komt hiermee op EUR 33,7 miljard. Dit is zelfs hoger dan het bedrag dat de Commissie in haar Voorontwerp van de Begroting had opgenomen, namelijk. EUR 32,6 miljard.

Nota van Wijziging no. 2.

Naast de actualisering van de landbouwramingen heeft de Commissie met deze nota tevens formeel het verzoek neergelegd bij Raad en EP om het flexibiliteitsinstrument in te zetten ten behoeve van herstructurering van de Spaanse en Portugese visserij-vloot die schade ondervindt van het niet doorgaan van het visserij-akkoord met Marokko. In het voorstel van de Commissie wordt verwezen naar de conclusies van de Europese Raad van Nice, waarin perspectief op compensatie werd geboden. Het EP heeft met amendement no. 679 aangegeven bereid te zijn alle mogelijkheden binnen het inter-institutioneel akkoord tussen Raad, EP en Commissie te willen onderzoeken om middelen vrij te maken voor deze herstructureringssteun.

Voorstel van de Commissie is om in totaal EUR 281 miljoen uit te trekken over een periode van 3 jaar. Van deze EUR 281 miljoen, zou EUR 197 miljoen uit het flexibiliteitinstrument voor 2002 gefinancierd moeten worden. Hiermee is het flexibiliteitsinstrument, van EUR 200 miljoen, nagenoeg geheel besteed. De resterende EUR 84 miljoen zou uit een herschikking binnen de bestaande FIOV-middelen voor Spanje en Portugal moeten komen. Van het totale bedrag (EUR281 miljoen) zou Spanje 94,6% moeten krijgen en Portugal de resterende 5,4%.

Standpunt Nederland

Conform de conclusies van de Europese Raad van Nice zal de Raad een herstructureringsplan voor de Spaanse en Portugese visserijvloot moeten goedkeuren. Hierover wordt thans in raadswerkgroepverband gesproken. Ook de financiering van dit voorstel moet worden ingevuld. Hiervoor is Nederland van mening dat eerst, conform het Inter-interinstitutioneel akkoord, alle mogelijkheden tot herschikking binnen FIOV moeten worden onderzocht. Er kan niet worden uitgesloten dat er meer mogelijk is in termen van herschikking dan in het voorliggende Commissievoorstel is opgenomen. Dit is des te belangrijker aangezien het vaststaat dat de Unie in 2002 additionele middelen zal moeten vrij te maken voor de regio's Azië, Centraal Azië en de Kaukasus. Dit in verband met de gebeurtenissen van 11 september en de actuele situatie in de regio. Overigens dienen andere (bilaterale) bijdragen mede in beschouwing te worden genomen bij de inzet van de EU. Gelet op de krapte in Categorie 4 zou eventueel ook een deel van de middelen van het flexibiliteitsinstrument hiervoor moeten kunnen worden vrijgehouden.

2.2.3 Categorie 3, Intern Beleid

De marge is door het EP met EUR 106,7 miljoen verlaagd tot EUR 4,2 miljoen. De betalingskredieten zijn maximaal ingevuld tot EUR 6,2 miljard. Dit is EUR 165 miljoen meer dan hetgeen de Raad tijdens de eerste lezing had ingeschreven en EUR 100 miljoen meer dan het Voorontwerp van de Begroting van de Commissie.

Bij 10 begrotingslijnen wordt 10% van de vastleggingskredieten in de reserve gezet in afwachting van een rapport van de Commissie inzake de wegwerking van de verplichtingen- en betalingsachterstanden.

Nota van Wijziging No. 1 (NvW 1), ingediend door de Commissie op 3 oktober jl.

Deze NvW1 heeft tot doel middelen in de begroting vrij te maken voor de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming en additionele middelen (naast de EUR 950,000 die de Raad reeds had ingeschreven) voor administratieve kosten inzake de oprichting van het Schengen Informatie Systeem (SISII).

De Raad heeft overeenstemming bereikt over 10 formatieplaatsen (Commissievoorstel was 15) voor het bureau van de Europese Toezichthouder en een inschaling van de Toezichthouder en zijn plaatsvervanger overeenkomstig een Rechter en een Griffier van het Hof.

Daarnaast zijn de door de Commissie gevraagde additionele kredieten voor SISII (4 tijdelijke formatieplaatsen, zijnde EUR 267,000) goedgekeurd.

Het Europees Parlement heeft dit Raadsvoorstel overgenomen. Wel is het totale additionele bedrag (EUR 1,2 miljoen) voor de het bureau van de Toezichthouder in de reserve gezet in afwachting van een nadere uitwerking van taakomschrijvingen van de verschillende functionarissen.

In amendement 695 m.b.t. Eurojust heeft het EP een aantal voorwaarden verbonden aan het beschikbaar komen van de middelen uit de reserve. Het lijkt er sterk op dat het EP via de begrotingsprocedure greep wenst te krijgen op de inhoud van het oprichtingsbesluit van Eurojust.

Amendement no. 606 beoogt een additionele toewijzing van EUR 10,9 miljoen voor het Europees Vluchtelingenfonds. Daarnaast worden de administratieve kredieten gekort (EUR 81,000) en bij de beleidskredieten toegevoegd. Ook wordt voorgesteld om de reikwijdte van het fonds uit te breiden naar personen die bijzondere bescherming behoeven zoals niet begeleide minderjarigen, gehandicapten en slachtoffers van marteling en verkrachting.

Nederlands standpunt.

Voor het standpunt over de horizontale korting in verband met de achterstanden bij de begrotingsuitvoering zie verwezen naar paragraaf 2.2.

Nederland kan akkoord gaan met de inzet van het EP ten aanzien van de Nota van Wijziging no. 1.

Nederland is van mening dat de marge van EUR 110,8 miljoen in Categorie 3 zoals tijdens de eerste lezing van de Raad is vastgesteld als uitgangspunt moet dienen voor de tweede lezing. Wat Nederland betreft is er wel ruimte om het EP tegemoet te komen. De Raad dient derhalve in tweede lezing rekening te houden met een aantal desiderata van het EP zoals uit de amendementen naar voren gekomen.

Zo kan Nederland instemmen met amendement no. 606 dat een additionele toewijzing beoogt van EUR 10,9 miljoen aan het Europees Vluchtelingenfonds. Mede in verband met de mogelijke ontwikkelingen na 11 september ligt het in de rede om deze verhoging positief te benaderen. De korting op de administratieve uitgaven wijst Nederland echter af. Daartoe is vooralsnog geen reden.

Nederland kan niet akkoord gaan met amendement 695 m.b.t. Eurojust. Het EP is betrokken bij de oprichting van Eurojust middels de raadplegingsprocedure. Dit is noch het moment, noch het onderwerp om van de discussie over de begroting een debat te maken over de door het EP gewenste grotere bevoegdheden op dit terrein. De snelle oprichting van Eurojust is voor Nederland een prioriteit. Eurojust moet begin volgend jaar operationeel worden en speelt een belangrijke rol bij de justitiële samenwerking in de strijd tegen het terrorisme.

In meer algemene zin is het verstandig om in Categorie 3 een marge te laten die het mogelijk maakt in de loop van 2002 interne beleidsinitiatieven te nemen in de strijd tegen het terrorisme, bijvoorbeeld voor een intensieve samenwerking op het gebeid van civiele bescherming.

2.2.4 Categorie 4, Extern Beleid

De marge is door het EP met EUR 100.3 miljoen verlaagd tot EUR 0,1 miljoen. De betalingskredieten zijn maximaal verhoogd tot EUR 4,8 miljard. Dit is EUR 612 miljoen meer dan hetgeen de Raad had ingeschreven en EUR 483 miljoen meer dan het Voorontwerp van de Begroting van de Commissie. Tenslotte is bij zo'n 25 begrotingslijnen 19% van de vastleggingskredieten in de reserve gezet in afwachting van het bovengenoemd rapport inzake de RAL's van de Commissie (zie hiervoor onder horizontale amendementen, paragraaf 2.2).

Amendementen 615 (Latijns Amerika), 612 (Azië), 619 (MEDA) en 622 (Tacis) hebben alle tot gevolg dat er meer vastlegingskredieten beschikbaar komen. De ruimte voor deze additionele inspanning wordt vooral gevonden door EUR 70 miljoen te korten op de Balkan (am. 697, Westelijke Balkan - CARDS) en door middel van de inzet van de vrijvallende middelen uit de reserve voor het visserij-akkoord met Marokko. Bij de ophogingen is in alle gevallen sprake van vastleggingskredieten die nu hoger uitkomen dan het Voorontwerp van de Begroting van de Commissie.

Twee amendementen betreffen het GBVB-budget. Met amendement 784 worden voorwaarden gesteld die kennelijk tot doel hebben meer greep te krijgen op de uitvoering van het GBVB-budget. Dit gaat de kaders van het interinstitutioneel akkoord (paragraaf 40) echter te buiten. Daar wordt immers gesteld dat de Raad eenmaal per jaar rapporteert aan het EP over de uitvoering van de verschillende GBVB-acties. Met amendement 460 wordt het GBVB-budget gekort met EUR13 miljoen.

Nederlands standpunt

Nederland is van mening dat de marge van EUR 100,4 miljoen in Categorie 4 zoals tijdens de eerste lezing van de Raad is vastgesteld als uitgangspunt moet dienen voor de tweede lezing. Wat Nederland betreft is er ruimte om het EP tegemoet te komen. De Raad dient derhalve in tweede lezing rekening te houden met een aantal desiderata van het EP zoals uit de amendementen naar voren gekomen.

Nederland kan niet akkoord gaan met amendementen 784 en 460 inzake het GBVB-budget. Zoals tijdens de eerste lezing al door het Voorzitterschap gesteld, wenst de Raad niet mee te werken aan een korting. Deze begrotingslijn is essentieel voor het GBVB en is vanwege het politieke karakter zeer afhankelijke van onverwachte gebeurtenissen die moeilijk vooraf te voorspelen en dus te begroten zijn.

Ten aanzien van de kredieten voor de verschillende regionale programma's heeft Nederland een duidelijke insteek waarbij vier belangrijke uitgangspunten worden gehanteerd:


- uitvoeringsproblemen in het verleden (m.n. MEDA en Latijns Amerika) betekenen geen toename (eerder een korting) in de vastleggingskredieten voor het komende jaar.


- de situatie na 11 september betekent dat in Categorie 4 middelen moeten worden vrijgemaakt voor humanitaire hulp en de regioprogramma's Azië en Tacis. Ook het handhaven van een ruime marge opdat onverwachte ontwikkelingen kunnen worden opgevangen hoort hierbij.


- In het lopende begrotingsjaar is voor de Balkan sprake van frontloading. De Raad heeft dus een extra inspanning gedaan om middelen voor deze regio's vrij te maken. Voor 2002 kan dus sprake zijn van een kleinere allocatie (m.n voor CARDS). Wel dient het politieke belang van deze regio in het oog te worden gehouden (m.n Macedonië, FRJ en Kosovo)


- Binnen de marges en mogelijkheden wenst Nederland de nadruk te leggen op de Minst Ontwikkelde landen in Categorie 4.

Op basis van deze uitgangspunten kunnen de amendementen inzake Latijns Amerika en MEDA niet worden gesteund. De korting op het regioprogramma voor de Balkan zoals door het EP voorgesteld komt bovenop de korting die de Raad reeds heeft ingeboekt. Twee keer korten is te veel en doet geen recht aan het politieke belang van de regio en relatief goede verloop van de programma's daar. Een zekere korting is echter wel bespreekbaar. Verder ligt het in de rede om additionele middelen voor het regioprogramma Azië en het humanitaire- hulpprogramma beschikbaar te stellen.

Meer in het algemeen dient bezien te worden hoe de Raad invulling kan geven aan de middelen die nodig zullen zijn als gevolg van de aanslagen in de VS. Er zal ongetwijfeld een groot beroep worden gedaan op de Unie en anderen (o.a. bilaterale donoren) bij het helpen opvangen van de financiële gevolgen van de huidige vluchtelingencrisis in en rond Afghanistan en de toekomstige inspanningen voor wederopbouw in de regio. Naast de al genoemde programma's voor Azië en noodhulp moet ook worden ingezet op voldoende marge om onverwachte gebeurtenissen te kunnen opvangen. Ook is er, bij een volledige uitputting van alle herschikkingsmogelijkheden, de mogelijkheid om de spoedreserve voor humanitaire noodsituaties in te zetten. Tenslotte zal Nederland ook kijken of een deel van het flexibiliteitsinstrument, dat in het Commissievoorstel nagenoeg volledig wordt bestemd voor Categorie 2, niet kan worden ingezet of vrijgehouden voor Categorie 4.

2.2.5. Categorie 5, Administratieve Uitgaven

De marge is door het EP met EUR 50 miljoen verlaagd tot EUR 3,5 miljoen. Deze marge is zeer krap.

In amendement nr. 9878 stelt het EP voor om de tweede tranche (van in totaal 317) extra formatieplaatsen in het kader van de hervorming van de Commissie in z'n geheel in de reserve te zetten. De Raad had in eerste lezing 78 formatieplaatsen toegekend die dringend nodig zijn voor de verdere decentralisatie van uitvoeringstaken in het kader van het externe beleid. De resterende 239 formatieplaatsen werden door de Raad in de reserve gezet in afwachting van een besluit in het zgn. VUT dossier. In dit dossier, dat onder Belgische Voorzitterschap tot een goed einde moet worden gebracht, is sprake van een vervroegde afvloeiingsregeling voor minder goed inzetbare ambtenaren. Middelen die hierdoor (deels) vrij zouden komen kunnen dan weer worden ingezet voor werving van deskundigheid waaraan de Commissie thans behoefte heeft.

Het EP is dus verder gegaan en heeft nieuwe voorwaarden verbonden aan het vrijgeven van deze posten. Zo wordt van de Commissie een nadere voortgangsrapportage verwacht over de stand van zaken bij de uitvoering van de verschillende hervormingsmaatregelen en worden uiterlijk 15 november concrete voorstellen verwacht ten aanzien van een nieuw statuut voor de EU-ambtenaren, een algeheel voorstel ten aanzien van een VUT regeling en een overzicht van de stand van zaken bij de recrutering van de eerste tranche van 400 extra formatieplaatsen die de Commissie tijdens de begrotingsprocedure 2001 toegewezen heeft gekregen.

Nederlands standpunt.

De marge van EUR 53,4 miljoen zoals door de Raad in eerste lezing vastgesteld dient als leidraad. Met het EP zou een akkoord moeten worden bereikt waarbij deze marge zoveel als mogelijk wordt behouden.

Nederland wenst vast te houden aan het Raadsbesluit inhoudende 78 formatieplaatsen die door de Commissie per 2002 kunnen worden geworven voor haar deconcentratiebeleid. Nederland is tevens in principe voorstander van het beschikbaar komen van de overige 239 formatieplaatsen. Conform afspraak tussen Raad en Commissie zou een spoedige oplossing in het VUT-dossier hier uitkomst moeten bieden. Het verzoek van het EP om nadere informatie ten aanzien van invulling eerste tranche formatieplaatsen kan wel door Nederland worden ondersteund. Naar verluidt zou dit dossier begin november weer in Coreper voorliggen. Nederland kan derhalve het voorgestelde amendement niet overnemen.

2.2.6. Categorie 6, Reserves

Het Voorontwerp van de Begroting zoals door de Commissie voorgesteld en door de Raad in eerste lezing overgenomen is door het EP eveneens overgenomen.

Nederlands standpunt

Nederland is akkoord.

2.2.7. Categorie 7, Pre-accessiesteun

Het EP heeft de vastleggingskredieten zoals door de Raad in eerste lezing ingeschreven, overgenomen. Bij de betalingskredieten wil het EP een toename tot aan het maximum van EUR 3,1 miljard. Dit is een stijging van EUR 532 miljoen ten opzichte van de eerste lezing van de Raad en van EUR 152 miljoen ten opzichte van het Voorontwerp van de Begroting.

Nederlandse standpunt

Nederland is van mening dat er geen reden is de verhoging van de betalingskredieten zoals door het EP voorgesteld te steunen. Bij een beter dan verwachte uitvoering kunnen middels een herschikking gedurende het jaar eventueel additionele middelen worden ingezet.

Kenmerk
Blad /1

===