Raad voor de Transportveiligheid

Hefbare stuurhuizen op binnenschepen zijn onvoldoende veilig

PERSBERICHT 21 november 2001

Raad voor de Transportveiligheid wil regels voor constructie en bediening

Hefbare stuurhuizen op binnenvaartschepen zijn onvoldoende veilig

De hefbare stuurhuizen op binnenvaartschepen zijn onvoldoende veilig. Dat concludeert de Raad voor de Transportveiligheid na bestudering van vijf recente ongevallen, waarbij de stuurhuizen bruggen raakten met verwondingen van de bemanning en soms ernstige schade als gevolg. Deze hefbare stuurhuizen worden vaak geplaatst om voldoende uitzicht te garanderen bij hoge ladingen, zoals containers, en tegelijkertijd een voldoende lage kruiplijn te geven voor het passeren van bruggen. Bovendien bleek bij dit onderzoek dat een van de bruggen lager was dan aangegeven, terwijl bovendien de waterstand op het betreffende vaarwater structureel hoger was dan het afgesproken kanaalpeil.

De Raad, onder voorzitterschap van mr. Pieter van Vollenhoven, richt acht aanbevelingen tot de minister van Verkeer en Waterstaat, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de beroepsorganisaties op het gebied van binnenvaart en scheepsbouw. Daarin gaat het onder meer om een nadere inventarisatie van de risico's van de op en neer beweegbare stuurhuizen, om regels voor de constructie en het gebruik van deze voorzieningen en om maatregelen om het kanaalpeil (van de Schelde-Rijnverbinding) en de brughoogte (van de Kreekrakbruggen) op een vast en betrouwbaar peil te houden.

Uit het veiligheidsonderzoek van de Raad voor de Transportveiligheid komen verschillende concrete oorzaken van de aanvaringen naar voren. In het algemeen komt het erop neer dat meestal de bemanning er niet in slaagde het stuurhuis op tijd naar de lage stand te laten zakken. Dat komt soms doordat de bediening van de installatie niet duidelijk is, er onvoldoende of onjuiste hoogteberekeningen zijn gemaakt, of de installatie weigert door onvoldoende onderhoud.

Een belangrijk probleem is dat er voor de constructie van deze voorzieningen nog geen wettelijke eisen zijn geformuleerd door de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Scheepvaart (de vroegere Scheepvaartinspectie). Als gevolg hiervan hoeven eveneens geen bouwplannen voor hefbare stuurhuizen aan hen te worden voorgelegd. De Raad concludeert dat de bouwers van hefbare stuurhuizen, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, de veiligheid van de constructies tegenover hun klanten moeten aantonen. De Raad onderzocht verschillende hefbare stuurhuizen op constructie, mechanica van de hefinstallatie en bedieningsveiligheid. Geen van de constructies voldeed aan de geldende industrienormen voor belastingen als wind, slagzij en vertragingskrachten die bij aanvaringen kunnen optreden.

Naast technische tekortkomingen die verband houden met de kwaliteit van de hefbare stuurhuizen zelf signaleert de Raad voor de Transportveiligheid ook problemen die te maken hebben met de positie van het stuurhuis op het achterschip. Door die plaatsing hebben de roergangers dikwijls te weinig zicht, als gevolg van de 'dode' hoek die wordt veroorzaakt door de hoog opgeladen containers op het schip. Als het stuurhuis is neergelaten is het zicht vooruit zelfs gereduceerd tot nul. Naar dat probleem en naar eventuele maatregelen om het te verhelpen, stelt de Raad voor de Transportveiligheid een apart onderzoek in.