European Commission

DOC: FR EN DE DA ES PT NL IT SW FI EL

IP/01/1617

Brussel, 21 november 2001

Najaar 2001: Economische vooruitzichten 2001 2003

De economische groei in de EU is in 2001 vertraagd, maar zal in 2002 weer versnellen. De economie in de eurozone gaat waarschijnlijk een zeer zwak jaareinde tegemoet en zal dit jaar gemiddeld slechts 1,6% groeien. Voor volgend jaar wordt geen gunstiger gemiddeld resultaat verwacht, ondanks een geleidelijk herstel in 2002 dat in de loop van 2003 aan kracht zal winnen. Na de stijging van de olieprijzen in 1999-2000 werd de inflatie aangewakkerd door een plotselinge stijging van de voedselprijzen in de eerste helft van 2001, waardoor de koopkracht van gezinnen en de particuliere consumptie werden aangetast. De export werd met een plotselinge vertraging van de groei van de wereldhandel geconfronteerd, die voornamelijk het gevolg was van de sterke vertraging in de VS. Tegelijkertijd kampten de investeringen met krimpende winstmarges, een zwakke vraag en het uiteenspatten van de zeepbel in de sector informatie- en communicatietechnologie. Tijdens deze vertraging vond de terroristische aanslag van 11 september plaats waardoor de vooruitzichten nog verder verslechterden omdat deze een gevoel van onveiligheid en onzekerheid veroorzaakte. Door de zwakke groei zal de werkloosheid voor het eerst sinds 1997 weer toenemen, maar deze zal als gevolg van een sterke groei in 2003 weer afnemen tot onder het niveau van 2001. Verwacht wordt dat ook de inflatie vanaf het eerste kwartaal van 2002 weer onder de 2% zal dalen. De begrotingsconsolidatie in de eurozone als geheel zal tijdelijk tot stilstand komen, waarbij het voor conjunctuurinvloeden gecorrigeerde tekort voor de eurozone als geheel in 2001 ongewijzigd blijft en wellicht in 2002 een zeer geringe verbetering zal vertonen.


1.Ongewone onzekerheid tijdens een buitengewoon synchrone vertraging

De onzekerheid met betrekking tot de prognoses is ongewoon groot, niet in de laatste plaats als gevolg van de terroristische aanslag in de VS op 11 september. Alle grote regio's in de wereld kampten echter reeds vóór de aanslag met een groeivertraging. De voornaamste factoren waren gemeenschappelijk: het uiteenspatten van de zeepbel in de sector informatie- en communicatietechnologie (ICT), de groeistop van de wereldhandel en de gevolgen van de rentestijgingen die in de voorgaande periode, na de stijging van de olieprijzen in 1999-2000, waren doorgevoerd. Door de toegenomen integratie van de financiële markten en de internationalisering van het bedrijfsleven werkten deze schokken sneller door dan in het verleden gebruikelijk was. De neergang breidde zich synchroon uit en leidde tot een steeds sterkere daling van de totale vraag.

De terroristische aanslag, die tijdens deze vertraging plaatsvond, verslechterde de prognoses nog verder. Zij leidde tot een wereldwijd gevoel van onveiligheid, die ongunstig is voor de economische activiteit omdat bedrijven en gezinnen geneigd zijn een afwachtende houding aan te nemen. De internationale handel werd negatief beïnvloed doordat de transportkosten en verzekeringspremies stegen. Ook de investeringen zullen wellicht een negatieve invloed ondergaan van de algemene tendens om risico's te vermijden. Gezinnen verhogen hun besparingen uit voorzorg en draaien hun uitgaven terug, met name inzake duurzame consumptiegoederen. Door al deze factoren tezamen zal de mondiale vertraging ernstiger zijn en langer duren dan oorspronkelijk was voorzien. De mondiale groei zal zeer laag zijn,
2,1% en 2,2% in 2001 en 2002, doch zal zich in 2003 herstellen tot
3,7%. Als gevolg van de lage invoerelasticiteit zal de groei van de invoer in de wereld eveneens zeer gering zijn, met 0,9% in 2001 en
1,8% in 2002, alvorens in 2003 op te lopen tot 6,1%.


2.Herstel in 2002 na een sterke vertraging dit jaar

Bij ongewijzigde olietoevoer en het uitblijven van grote internationale crises wordt voor 2002 een wereldwijd herstel verwacht. Dit herstel zal worden geschraagd door een toename van het vertrouwen dankzij een afnemend gevoel van onveiligheid en zeer lage rentetarieven.

De economie in de eurozone zal waarschijnlijk dit jaar slechts met
1,6% groeien. Voor volgend jaar wordt geen beter resultaat verwacht. Aangezien de economie in de eurozone niet met grote onevenwichtigheden kampt zou betrekkelijk vroeg in 2002 het begin van een ommekeer mogelijk zijn, maar het herstel zal bescheiden blijven. In de eerste fase van dit herstel kan geen grote bijdragen van de export worden verwacht. Wil het herstel kunnen doorzetten, dan is een verbetering van de externe vraag noodzakelijk.

Van de grotere landen moet Duitsland zijn groeicijfer het sterkst neerwaarts bijstellen; dit zal in 2001 minder dan 1% bedragen. Hetzelfde geldt voor Finland, waar de economie sterk heeft geleden onder de inzinking van de ICT-sector. Dankzij een krachtige ontwikkeling van de investeringen en de bestedingen in verband met de organisatie van de Olympische Spelen zal de Griekse economie een sterke expansie ondergaan. De groei in Ierland, Luxemburg en Spanje zal vertragen maar zal aanmerkelijk boven het EU-gemiddelde blijven. De Franse economie houdt zich goed en zal dit jaar een gemiddelde groei van 2% bereiken, evenals de Italiaanse. De groei in het Verenigd Koninkrijk zal duidelijk boven het EU-gemiddelde liggen. De kleine open economieën van de EU, die bijzonder gevoelig zijn voor de vertraging in de internationale handel, zullen dit jaar slechts een gemiddelde groei kunnen bereiken van ten hoogste 1,5%.

De hogere inflatie heeft de koopkracht van de gezinnen een gevoelige knauw gegeven en heeft daardoor de groei van de particuliere consumptie afgeremd. Sinds juli 2001 loopt de inflatie echter weer terug, en deze ontwikkeling zal zich waarschijnlijk voortzetten. Een lage inflatie zal, in combinatie met lage rentevoeten en de eerder overeengekomen belastingverlagingen, de particuliere consumptie verbeteren. Deze factoren zullen waarschijnlijk krachtig genoeg zijn om het negatieve effect van de verwachte stijging van de werkloosheid op te vangen.

De investeringsgroei werd gehinderd door een zwakke vraag en een versmalling van de winstmarges als gevolg van stijgende invoerprijzen. In de nabije toekomst zullen een herstel van de externe en binnenlandse vraag, beperkte productiekosten en lage rentetarieven de investeringen ten goede komen. Bovendien heeft de industrie in de eurozone nog altijd een betrekkelijk hoge bezettingsgraad van de productiecapaciteit. Dit houdt in dat op een stijging van de vraag snel moet worden gereageerd met een toename van de investeringen.


3.Eerste werkloosheidsstijging sinds 1997

De werkgelegenheidsschepping zal in de periode waarop de vooruitzichten betrekking hebben, minder krachtig zijn. In de periode 2001-2003 zullen slechts 3,3 miljoen nieuwe banen worden geschapen, tegen 2,4 miljoen alleen al in 2000. In 2002 zal de werkgelegenheid in Duitsland en Oostenrijk zelfs met 0,3% inkrimpen. In bijna alle andere lidstaten zal de werkgelegenheid zeer bescheiden toenemen met tussen de 0 en 1%. Door de vertraging is de daling van de werkloosheid in de eurozone tot stilstand gekomen en vertoont de werkloosheid in sommige lidstaten weer een stijgende tendens. Het aantal werklozen zal in 2002 waarschijnlijk met circa een half miljoen toenemen, de eerste stijging sinds 1997. Hierdoor komt de gemiddelde werkloosheid in de eurozone in 2002 op 8,6%, tegen 8,3% in 2001. Maar dankzij een sterke groei in 2003 daalt dit cijfer weer tot onder dat van 2001.


4.De inflatie blijft dalen


In 2000 en het eerste gedeelte van 2001 onderging het algemene prijsniveau in de eurozone een aanzienlijke stijging. De inflatie op jaarbasis, gemeten aan de hand van het HICP, is sinds juni 2000 boven de 2% gebleven en bereikte in mei 2001 met 3,4% een hoogtepunt. De voornaamste oorzaken van de inflatiestijging in 2000 waren de hogere olieprijzen dan verwacht en de zwakke euro, terwijl in het eerste deel van 2001 de plotselinge stijging van de voedselprijzen de inflatie omhoog stuwde. Sinds juni 2001 vertoont de inflatie een voortdurend dalende tendens, welke voornamelijk kan worden toegeschreven aan een aanzienlijke daling van de energieprijzen.

Het gemiddelde inflatiecijfer wordt voor 2001 in de eurozone geraamd op 2,8%. Indien de huidige neerwaartse prijsontwikkeling zich voortzet zal de inflatie in het eerste kwartaal van volgend jaar onder de middellange inflatiedoelstelling van 2% dalen. De gemiddelde HICP-inflatie voor 2002 wordt geraamd op 1,8% in de eurozone.

De stijging van de werkloosheid en het streven om werkgelegenheid te behouden bij een zwakke groei leiden tot een aanhoudende loonmatiging. Dit gold echter in mindere mate voor Nederland als gevolg van een verkrappende arbeidsmarkt. Verwacht wordt dat de nominale lonen per hoofd in de eurozone in de onderzochte periode vrij constant zullen stijgen met 3,0%, resulterend in een toename van de loonkosten per eenheid van 1,9% in 2002, tegen 2,5% in 2001.


5.De zwakke groei heeft een negatieve invloed op de overheidsfinanciën
Het gemiddelde begrotingssaldo van de totale overheid in de eurozone, met uitzondering van de opbrengsten van de verkoop van UMTS-licenties, zal in 2001 een tekort vertonen van 1,1% van het BBP, een tekort dat in 2002 verder zal oplopen tot 1,4% doch in 2003 nog slechts 1,0% zal bedragen. Deze cijfers betekenen een verslechtering van de begrotingssaldo's van de overheid zowel ten opzichte van met 2000 als in vergelijking met de voorjaarsprognoses van de Commissie; de voornaamste oorzaak is de zwakke groei.

De achteruitgang is bijzonder sterk in Duitsland waar het tekort, bij ongewijzigd beleid, in 2002 2,7% van het BBP zal bereiken. In Frankrijk zal het tekort in 2002 toenemen tot 2% van het BBP. In Portugal wordt een tekort van ruim 1,5% van het BBP verwacht, zowel in 2001 als in 2002, terwijl het tekort in Italië waarschijnlijk op 1,2% zal blijven. De overige landen hebben kleinere tekorten of een overschot.

De begrotingsconsolidatie zal in de eurozone als geheel tijdelijk tot stilstand komen. Het voor conjunctuurinvloeden gecorrigeerde begrotingsevenwicht blijft in 2001 onveranderd en zal in 2002 licht verbeteren. Het begrotingsbeleid in de eurozone kan als vrijwel neutraal worden beschouwd, hoewel er verschillen tussen de landen zijn als gevolg van aanzienlijke belastingverlagingen in sommige lidstaten in het begin van het jaar en de werking van de automatische budgettaire stabilisatoren in de meeste landen.


6.Risico's als gevolg van ongewone onzekerheid
Er kunnen voor de bijzonder grote onzekerheid die momenteel heerst drie redenen worden gegeven. Ten eerste zijn de politieke ontwikkelingen als gevolg van de terroristische aanslag nog volop gaande, waardoor het vertrouwen van consumenten en bedrijven wordt aangetast, een vertrouwen dat reeds kwetsbaar was als gevolg van de aanhoudende vertraging. Het is bijzonder moeilijk om in de vertrouwensindicatoren een onderscheid te maken tussen een overdreven reactie en een werkelijke ontwikkeling in tijden van crisis. Ten tweede leidden de gebeurtenissen van 11 september tot een risicomijdend gedrag, waardoor verzekeringspremies en transportkosten stegen; de gevolgen hiervan voor investeringen en handel zijn evenwel moeilijk te ramen. Tenslotte vond de vertraging plaats tegen de achtergrond van hardnekkige onevenwichtigheden in de Amerikaanse economie. De particuliere spaarquote is ongewoon laag, waardoor vroeger of later een correctie nodig zal zijn. De recente gebeurtenissen kunnen voor Amerikaanse gezinnen de aanleiding voor een dergelijke correctie zijn. Bovendien zou het langer kunnen duren dan verwacht voor de overinvesteringen in de VS zijn uitgewerkt.

Uitvoerige informatie over de vooruitzichten is verkrijgbaar in Supplement A van "European Economy", gepubliceerd op internet onder:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/publications/european_econom y/forecasts_en.htm

HERFSTPROGNOSES 2001
VOORNAAMSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1961 - 2003 (a) BBP tegen constante prijzen (stijging per jaar) Scenario
1961 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1999 2000 beleid
1973 1985 1990 1995 2003 2001 2002 2003
B 4,9 2,0 3,2 1,4 2,4 3,0 4,0 1,3 1,3 2,8 B
DK 4,4 1,5 1,3 2,0 2,4 2,1 3,2 1,3 1,6 2,5 DK
D 4,3 1,7 3,4 2,0 1,6 1,8 3,0 0,7 0,7 2,8 D
EL 8,5 1,7 1,2 1,2 3,5 3,4 4,3 4,1 3,5 4,2 EL
E 7,2 1,8 4,5 1,5 3,4 4,1 4,1 2,7 2,0 3,2 E
F 5,4 2,2 3,3 1,1 2,3 2,9 3,1 2,0 1,5 2,6 F
IRL 4,4 3,8 4,6 4,7 8,1 10,8 11,5 6,5 3,3 5,5 IRL I 5,3 2,7 2,9 1,3 1,9 1,6 2,9 1,8 1,3 2,7 I
L 4,0 1,8 6,4 5,4 5,7 5,7 9,5 4,0 3,0 5,4 L
NL 4,9 1,9 3,3 2,1 3,1 3,7 3,5 1,5 1,5 3,1 NL
A 4,9 2,3 3,2 2,0 2,2 2,8 3,0 1,1 1,2 2,4 A
P 6,9 2,2 5,7 1,7 3,1 3,4 3,4 1,7 1,5 2,3 P
FIN 5,0 2,8 3,3 -0,7 3,8 4,0 5,7 0,5 1,7 2,9 FIN S 4,1 1,8 2,3 0,6 2,5 4,5 3,6 1,4 1,6 2,6 S
UK 3,2 1,4 3,3 1,8 2,6 2,1 2,9 2,3 1,7 3,0 UK
EU-15 4,8 2,0 3,3 1,6 2,4 2,6 3,3 1,7 1,4 2,9 EU-15 Euro- 5,2 2,1 3,4 1,5 2,3 2,7 3,4 1,6 1,3 2,9 Euro- Zone Zone
USA 4,4 2,8 3,2 2,4 3,2 4,1 4,2 0,9 0,5 3,4 USA JAP 9,4 3,3 4,9 1,4 0,7 0,8 1,5 -0,6 -0,9 0,5 JAP

(b) Bruto investeringen in vaste activa, outillage (stijging per jaar) Scenario
1971 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1999 2000 beleid
1973 1985 1990 1995 2003 2001 2002 2003
B - - - - - - - - - - B
DK 6,3 2,5 1,8 2,5 4,8 3,5 12,7 -3,1 0,9 5,1 DK D 0,2 1,6 7,2 -2,4 4,5 7,2 8,7 -0,5 -0,2 7,0 D
EL 11,9 0,7 5,4 4,6 11,9 1,9 16,2 8,3 7,0 8,5 EL E 10,9 -0,2 11,9 -2,5 6,3 7,7 4,8 1,2 1,1 4,1 E F 9,2 2,9 9,0 -0,1 5,2 6,6 8,5 3,8 0,8 4,7 F
IRL 13,8 1,6 6,0 1,8 10,8 17,9 6,3 4,5 2,7 4,5 IRL I 8,7 1,8 6,3 -0,1 4,9 6,0 8,0 0,2 3,1 4,4 I
L - - - - 8,3 42,3 -9,1 9,0 3,0 6,0 L
NL 0,4 2,8 3,6 1,3 4,0 8,9 5,5 -3,4 -2,2 2,9 NL A 6,4 2,4 5,8 0,3 5,4 4,0 11,7 2,3 3,0 6,7 A
P - - 13,3 0,0 7,9 10,8 7,6 -2,0 2,7 4,3 P
FIN 6,0 1,6 6,4 -9,3 4,7 -2,0 3,2 1,0 0,5 4,5 FIN S 6,9 3,2 6,9 -0,6 5,3 8,3 3,9 2,7 2,7 3,5 S
UK 4,5 1,8 5,2 0,3 6,1 0,1 7,0 0,3 -1,8 3,5 UK
EU-15 5,6 2,0 7,2 -0,8 5,2 5,9 7,9 0,6 0,8 4,9 EU-15 Euro- 5,6 1,9 7,7 -1,1 5,1 6,7 8,1 0,7 1,2 5,2 Euro- Zone Zone
USA 10,3 4,7 3,7 7,7 7,6 12,0 10,8 -4,3 -2,4 7,4 USA JAP 7,5 3,2 9,0 0,3 0,7 -0,8 2,6 -3,1 -5,5 1,0 JAP Opmerkingen: - De aggregaten voor EU-15 en eurozone omvatten het verenigde Duitsland vanaf 1991 of 1992 naar gelang van het aggregaat.
- Zoals gebruikelijk zijn de prognoses onder meer gebaseerd op de technische hypothese van "geen beleidsverandering" Dit betekent dat specifieke beleidsmaatregelen, vooral op budgettair gebied, die nog niet bekend zijn gemaakt, niet in aanmerking zijn genomen. De prognoses voor 2003 zijn derhalve in wezen een extrapolatie van de verwachte tendensen.

- Eurozone: EUR-12 (EU-15 exclusief DK, S en UK).
HERFSTPROGNOSES 2001
VOORNAAMSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1961 - 2003 (c) Totale werkgelegenheid (stijging per jaar)
Scenario
1961 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1999 2000 beleid
1973 1985 1990 1995 2003 2001 2002 2003
B 0,5 -0,3 1,0 -0,2 1,0 1,4 1,6 1,2 0,3 1,2 B
DK 1,1 0,3 0,1 -0,2 0,7 1,1 0,7 0,4 0,2 0,5 DK
D 0,3 -0,2 1,5 -0,1 0,4 1,1 1,5 0,0 -0,3 0,8 D
EL -0,5 1,0 0,7 0,6 0,6 -0,7 -0,3 1,1 0,6 1,2 EL E 0,7 -1,4 3,3 -0,5 2,4 3,5 3,1 2,3 1,0 2,1 E
F 0,7 0,1 0,9 -0,2 1,1 1,8 2,2 1,6 0,4 1,2 F
IRL 0,1 0,1 1,1 1,9 4,0 6,3 4,9 2,3 0,8 1,8 IRL I -0,3 0,6 0,9 -0,6 1,0 1,1 1,6 1,5 0,4 1,3 I
L 1,1 0,5 3,2 2,7 4,0 5,0 5,6 5,4 2,3 3,8 L
NL 1,5 0,4 2,3 1,1 2,1 2,5 2,4 1,9 0,5 1,3 NL
A 0,0 0,1 0,7 0,2 0,3 1,2 0,5 0,0 -0,3 0,3 A
P 0,3 -0,4 1,1 -0,6 0,6 1,8 1,7 1,5 0,7 0,8 P
FIN 0,4 0,4 0,3 -3,8 1,6 2,7 1,8 1,4 0,0 0,5 FIN S 0,6 0,8 1,0 -2,2 0,8 2,3 2,2 1,8 0,1 0,7 S
UK 0,3 -0,1 1,8 -0,9 1,0 1,1 1,0 0,7 0,0 0,4 UK EU-15 0,4 0,0 1,4 -0,4 1,1 1,6 1,7 1,1 0,2 1,0 EU-15 Euro- 0,3 0,0 1,4 -0,2 1,1 1,7 1,9 1,2 0,2 1,2 Euro- Zone Zone
USA 2,0 1,8 2,2 1,1 1,3 1,9 1,9 -0,1 -0,6 0,9 USA JAP 1,3 0,7 1,0 0,8 -0,2 -0,8 -0,2 -0,3 -0,3 -0,3 JAP

(d) Aantal werklozen (in percent van de burgerlijke beroepsbevolking) Scenario
1964 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1999 2000 beleid
1973 1985 1990 1995 2003 2001 2002 2003
B 2,0 7,7 8,7 8,5 8,2 8,8 7,0 6,9 7,0 6,9 B
DK 0,9 6,4 6,4 8,6 5,2 5,2 4,7 4,6 4,7 4,6 DK
D 0,7 4,2 5,9 7,3 8,6 8,6 7,9 7,8 8,2 7,8 D
EL 4,2 3,8 6,6 8,3 10,4 11,6 11,1 10,6 10,1 9,6 EL E 2,8 11,3 18,9 20,9 16,2 15,9 14,1 13,0 13,0 12,1 E F 2,2 6,4 9,8 11,1 10,5 11,2 9,5 8,7 9,2 8,7 F
IRL 5,7 10,6 15,5 14,5 6,5 5,6 4,2 3,8 4,5 4,5 IRL I 5,2 7,0 9,5 10,1 10,6 11,3 10,5 9,5 9,6 8,9 I L 0,0 1,7 2,1 2,5 2,5 2,4 2,4 2,2 2,4 2,2 L
NL 1,3 7,1 7,4 6,4 3,9 3,4 3,0 2,3 3,2 3,5 NL
A 2,2 2,6 3,0 3,6 4,2 3,9 3,7 3,9 4,3 4,2 A
P 2,5 7,0 6,4 5,7 5,1 4,5 4,1 3,8 4,3 4,7 P
FIN 2,6 4,9 4,1 13,3 10,8 10,2 9,8 9,2 9,4 9,3 FIN S 2,0 2,4 2,0 7,2 7,1 7,2 5,9 5,2 5,6 5,4 S
UK 2,0 6,9 9,0 9,5 6,1 6,1 5,5 5,1 5,4 5,4 UK
EU-15 2,4 6,4 8,9 10,0 9,0 9,1 8,2 7,7 8,0 7,6 EU-15 Euro- 2,5 6,5 9,2 10,2 9,7 9,9 8,9 8,3 8,6 8,2 Euro- Zone Zone
USA 4,6 7,5 5,9 6,6 4,9 4,2 4,0 4,7 5,9 5,7 USA JAP 1,2 2,2 2,5 2,6 4,9 4,7 4,7 5,2 6,5 7,3 JAP Opmerkingen: - De aggregaten voor EU-15 en eurozone omvatten het verenigde Duitsland vanaf 1991 of 1992 naar gelang van het aggregaat.
- Zoals gebruikelijk zijn de prognoses onder meer gebaseerd op de technische hypothese van "geen beleidsverandering" Dit betekent dat specifieke beleidsmaatregelen, vooral op budgettair gebied, die nog niet bekend zijn gemaakt, niet in aanmerking zijn genomen. De prognoses voor 2003 zijn derhalve in wezen een extrapolatie van de verwachte tendensen.

- Eurozone: EUR-12 (EU-15 exclusief DK, S en UK).
c
HERFSTPROGNOSES 2001
VOORNAAMSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1961 - 2003 (e) Inflatie (1) (stijging per jaar)
Scenario
1961 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1999 2000 beleid
1973 1985 1990 1995 2003 2001 2002 2003
B 3,7 7,4 1,9 2,5 1,6 1,1 2,7 2,4 1,4 1,4 B
DK 6,6 9,7 4,0 2,3 2,0 2,1 2,7 2,3 1,7 2,0 DK
D 3,4 4,3 1,4 3,3 1,4 0,6 2,1 2,4 1,5 1,5 D
EL 3,6 18,2 17,6 13,8 4,0 2,1 2,9 3,6 2,7 2,9 EL E 6,5 15,3 6,6 5,6 2,6 2,2 3,5 3,7 2,3 2,1 E
F 4,7 10,5 3,1 2,5 1,4 0,6 1,8 1,8 1,4 1,5 F
IRL 6,3 13,8 3,2 2,6 2,9 2,5 5,3 4,0 3,3 2,9 IRL I 4,9 16,0 6,1 5,8 2,3 1,7 2,6 2,7 1,7 1,8 I
L 3,0 7,4 2,4 3,0 1,9 1,0 3,8 2,6 2,2 1,7 L
NL 5,1 6,0 1,0 2,6 2,4 2,0 2,3 5,2 2,6 1,9 NL
A 4,1 5,8 2,0 3,1 1,5 0,5 2,0 2,4 1,7 1,8 A
P 3,9 22,2 11,9 7,5 2,7 2,2 2,8 4,3 2,8 2,2 P
FIN 5,7 10,7 4,3 3,0 1,8 1,3 3,0 2,7 2,0 2,2 FIN S 4,8 10,3 6,7 4,7 1,6 0,6 1,3 2,7 2,2 2,2 S
UK 4,8 11,9 5,5 4,1 1,5 1,3 0,8 1,3 1,3 1,5 UK
EU-15 4,6 10,9 4,4 4,2 1,8 1,2 2,1 2,5 1,7 1,7 EU-15 Euro- 4,5 10,7 4,1 4,2 1,9 1,1 2,4 2,8 1,8 1,8 Euro- Zone Zone
USA 2,9 6,9 3,8 2,7 1,8 1,6 2,7 1,9 1,5 1,8 USA JAP 6,1 6,5 1,3 1,1 -0,2 -0,7 -1,1 -1,0 -0,1 0,1 JAP (1) Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen vanaf 1996 voor de EU, deflator van het gezinsverbruik in de overige gevallen.

(f) Saldo van de lopende transacties met de rest van de wereld (in percent van het BBP)
Scenario
1961 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1999 2000 beleid
1973 1985 1990 1995 2003 2001 2002 2003
B 1,4 -1,4 1,2 3,7 4,8 5,3 4,7 4,4 4,6 4,5 B
DK -1,9 -3,5 -2,2 1,6 1,7 2,2 2,1 3,2 2,5 2,7 DK D 0,7 0,8 4,2 -0,9 -0,4 -0,8 -1,0 -0,1 -0,2 -0,1 D EL -2,0 -0,9 -3,0 -2,0 -3,7 -3,2 -4,5 -4,3 -4,5 -4,7 EL E -0,7 -1,4 -1,2 -1,8 -1,8 -2,3 -3,4 -3,1 -2,9 -2,7 E F 0,6 -1,7 -1,6 -0,1 1,8 2,3 1,4 1,7 1,8 1,5 F
IRL -2,5 -7,9 -1,2 1,9 0,2 0,4 -0,6 -1,5 -2,0 -2,2 IRL I 1,4 -0,8 -0,7 -0,1 1,1 1,0 0,1 0,2 -0,1 -0,3 I L 6,9 26,6 28,1 - - - - 20,1 19,7 19,7 L
NL 0,5 2,0 2,8 4,3 5,2 4,1 5,0 5,8 6,1 6,0 NL
A 0,1 -1,0 0,1 -1,1 -2,5 -3,1 -2,7 -2,7 -2,4 -2,7 A P 0,4 -6,6 -0,2 -2,7 -7,7 -8,9 -10,5 -8,7 -8,3 -8,2 P FIN -1,5 -2,0 -3,1 -1,2 6,0 6,0 7,3 7,1 6,2 6,6 FIN S 0,2 -1,7 -1,6 -0,3 3,4 4,0 3,3 3,4 2,4 2,2 S
UK 0,4 0,2 -3,2 -1,6 -1,7 -2,1 -2,0 -1,9 -2,9 -2,6 UK EU-15 0,5 -0,5 -0,1 -0,4 0,3 0,1 -0,3 0,2 -0,1 -0,1 EU-15 Euro- 0,6 -0,5 0,7 -0,2 0,6 0,4 -0,1 0,4 0,4 0,4 Euro- Zone Zone
USA 0,5 -0,3 -2,3 -0,9 -2,9 -3,3 -4,4 -3,7 -3,3 -3,6 USA JAP 0,6 0,9 2,7 2,5 2,3 2,5 2,5 2,3 2,3 2,1 JAP Opmerkingen: - De aggregaten voor EU-15 en eurozone omvatten het verenigde Duitsland vanaf 1991 of 1992 naar gelang van het aggregaat.
- Zoals gebruikelijk zijn de prognoses onder meer gebaseerd op de technische hypothese van "geen beleidsverandering" Dit betekent dat specifieke beleidsmaatregelen, vooral op budgettair gebied, die nog niet bekend zijn gemaakt, niet in aanmerking zijn genomen. De prognoses voor 2003 zijn derhalve in wezen een extrapolatie van de verwachte tendensen.

- Eurozone: EUR-12 (EU-15 exclusief DK, S en UK).
HERFSTPROGNOSES 2001
VOORNAAMSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1961 - 2003 (g) Financieringstekort (+) of -overschot (-) (in percent van het BBP) (1)
Scenario
1970 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1999 2000 beleid
1973 1985 1990 1995 2003 2001 2002 2003
B -3,4 -7,8 -7,0 -5,9 -0,9 -0,6 0,1 0,0 -0,2 0,1 DK 4,1 -2,7 1,3 -2,4 1,5 3,1 2,5 2,2 1,6 2,0
D 0,2 -2,8 -1,5 -3,1 -2,0 -1,6 1,2 -2,5 -2,7 -2,2 EL (2) 0,2 -4,9 -12,0 -11,5 -2,2 -1,8 -1,1 0,0 0,3 0,8 E 0,4 -2,6 -4,1 -5,6 -1,5 -1,1 -0,3 0,1 -0,2 0,0 F 0,7 -1,6 -1,8 -4,5 -2,2 -1,6 -1,4 -1,5 -2,0 -1,6 IRL -3,9 -9,9 -5,3 -2,1 2,0 2,3 4,5 2,4 1,8 1,8 I -5,4 -9,6 -10,8 -9,1 -2,3 -1,8 -0,3 -1,2 -1,2 -0,9 L 2,6 1,8 - 1,8 3,6 3,7 6,1 4,4 2,8 3,2
NL -0,5 -3,4 -4,9 -3,5 0,3 0,4 2,2 1,3 0,5 1,4
A 1,4 -2,3 -3,2 -3,8 -1,4 -2,2 -1,1 -0,2 -0,4 0,4 P 1,9 -6,8 -4,3 -5,0 -2,2 -2,1 -1,5 -2,0 -1,6 -1,4 FIN 4,5 3,7 4,0 -5,0 1,9 1,9 6,9 4,8 2,9 2,3
S 4,3 -1,7 3,1 -7,6 1,3 1,7 4,1 3,9 1,6 1,9
UK 0,1 -3,6 -0,7 -5,7 0,2 1,2 4,3 1,2 0,4 0,5
EU-15 -0,3 -3,7 -3,3 -5,1 -1,2 -0,7 1,1 -0,5 -0,9 -0,6 Euro- -0,7 -3,9 -4,2 -5,0 -1,7 -1,3 0,3 -1,1 -1,4 -1,0 Zone
USA -1,6 -3,3 -4,2 -4,5 -1,0 0,9 1,7 -0,3 -3,6 -3,4 JAP 0,8 -3,2 1,2 -0,8 -6,5 -7,0 -7,6 -6,5 -5,9 -5,6 (1) Het financieringstekort of -overschot omvat in 2000 en 2001 eenmalige opbrengsten van UMTS-vergunningen. Zonder deze opbrengsten zou het financieringstekort of -overschot in percent van het BBP in 2000 gelijk zijn aan -1.3%, -0.4%, -1.5%, 1.5%, -1.5%, -1.8%, 1.9%,
-0.1% en -0.8% voor D, E, I, NL, A, P, UK, EU-15 en de eurozone. De overeenkomstige ratio's in 2001 zouden gelijk zijn aan -0.2%, 2.0%,
-0.4%, -1.6%, -0.5% en -1.1% voor B, DK, EL, F, EU-15 en de eurozone. (2) Met inbegrip van aanpassingen aan het ESR 95 uitgevoerd door Eurostat voor de periode 1996 - 1998.

(h) Bruto staatsschuld (in percent van het BBP) Scenario
Raming Prognose ongewijzigd
1980 1985 1990 1995 1997 1999 2000 beleid
2001 2002 2003
B 78,3 121,8 127,7 133,4 119,7 115,9 110,3 107,0 103,9 99,4 DK (1) 36,4 69,8 57,7 69,3 55,6 52,0 46,1 43,2 42,5 40,0 D 31,7 41,7 43,5 57,1 60,9 61,3 60,3 60,0 61,0 60,6 EL 27,7 59,8 89,0 108,7 105,0 103,9 102,7 99,8 98,5 95,1 E 17,0 42,7 44,0 64,0 64,7 63,4 60,7 58,0 57,3 55,6 F 20,4 31,8 36,3 54,0 59,5 58,5 57,6 57,1 57,3 56,6 IRL 72,3 105,3 97,5 84,3 54,8 49,3 38,6 34,3 30,8 27,1 I 58,3 82,0 97,3 123,3 116,4 114,6 110,5 108,2 106,9 103,4 L 9,3 9,6 4,5 5,6 6,4 6,0 5,3 5,3 5,2 4,9
NL 46,3 70,5 77,4 77,0 66,8 63,1 56,1 51,8 48,9 45,3 A 36,4 49,5 57,5 68,5 63,9 64,7 63,1 62,3 61,2 58,7 P 34,9 66,6 63,0 64,1 54,7 54,5 53,7 53,5 53,5 53,3 FIN 11,6 16,4 14,5 57,1 48,8 47,3 44,0 42,7 42,0 41,7 S 39,6 61,6 42,1 76,6 70,5 65,3 55,7 52,7 50,5 48,2 UK 54,9 54,4 35,1 51,8 48,1 45,7 42,8 39,3 37,2 34,8 EU-15 38,4 53,8 54,9 70,2 69,0 67,5 64,4 62,5 61,8 59,9 Euro- 35,1 52,8 59,1 72,9 73,7 72,7 70,2 68,8 68,4 66,7 Zone
(1) Deposito's bij centrale bank, bezit van niet-overheidspapier en schulden i.v.m.overheidsbedrijven beliepen in 2000 9,1 % van het BBP.
Opmerkingen: - De aggregaten voor EU-15 en eurozone omvatten het verenigde Duitsland vanaf 1991 of 1992 naar gelang van het aggregaat.
- Zoals gebruikelijk zijn de prognoses onder meer gebaseerd op de technische hypothese van "geen beleidsverandering" Dit betekent dat specifieke beleidsmaatregelen, vooral op budgettair gebied, die nog niet bekend zijn gemaakt, niet in aanmerking zijn genomen. De prognoses voor 2003 zijn derhalve in wezen een extrapolatie van de verwachte tendensen.

- Eurozone: EUR-12 (EU-15 exclusief DK, S en UK).