21-11-2001
NIBUD maakt zich zorgen over financieel gedrag werkende jongere
Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, het NIBUD,
presenteert vandaag de belangrijkste resultaten uit een onderzoek naar
de financiële situatie en tijdsbesteding van werkende jongeren. Zon
3000 leerlingen van de BBL, in de leeftijd van 15 tot 24 jaar, deden
vrijwillig mee aan dit onderzoek. Doordat zij weinig financiële
verplichtingen hebben, kunnen ze een groot deel van hun inkomen vrij
besteden. Dit geld wordt voornamelijk besteed aan leuke dingen. Het te
besteden bedrag blijkt echter nog steeds onvoldoende aangezien twintig
procent van hen gemiddeld voor 3100 gulden aan schulden heeft. De
hoogte van de schulden loopt met de leeftijd op, van 500 tot meer dan
10.000 gulden. In tegenstelling tot deze jongeren, maakt het NIBUD
zich hier wel degelijk zorgen over. Op een speciale persconferentie
wordt Tweede Kamerleden en deskundigen uit het veld de gelegenheid
geboden om te reageren op deze resultaten.
Naast werk ook nog geld van ouders
Werkende jongeren hebben gemiddeld 1355 gulden per maand te besteden.
Logischerwijs heeft een 24-jarige meer te besteden, ruim 1800 gulden,
dan zijn 15-jarige collega die van ruim 900 gulden moet rondkomen. Het
grootste deel van het inkomen komt uit betaald werk dat meestal direct
gelieerd is aan hun opleiding. Jongens werken gemiddeld 5,5 uur in de
week meer dan meisjes en verdienen daardoor ook meer. Zij werken
voornamelijk in de bouw, meisjes in de detailhandel. Twintig procent
van deze jongeren heeft, naast dit werk, ook nog een bijbaantje. Zij
verdienen hier zon 460 gulden per maand mee. Opmerkelijk is dat bijna
een kwart van de werkende jongeren ook nog geld van thuis krijgt, ruim
160 gulden per maand. Als beide ouders werken zijn de jongeren het
beste af. Deze ouders spekken de portemonnee van hun kind maandelijks
met 180 gulden. Naarmate het inkomen van de jongeren stijgt, neemt het
aantal af dat nog geld krijgt van zijn ouders.
Geld tekort
Zeventig procent van jongeren zegt wel eens, of vaak geld tekort te
komen. Het tekort wordt opgelost door geld te lenen, de spaarrekening
aan te spreken of te snoeien in de uitgaven. Bij ouders en vrienden
worden kleine bedragen geleend. Voor grote bedragen gaan ze naar de
bank. Uitwonende jongeren lenen tweemaal zovaak geld van de bank dan
hun thuiswonende collegas, die vaker bij ouders of vrienden
aankloppen.
Samenwonende jongeren hebben de hoogste schulden
Diegenen met schulden hebben gemiddeld 3100 gulden aan schuld
openstaan. Vijftig procent van hen heeft een relatief kleine schuld
van minder dan 600 gulden, 9 procent heeft een schuld tussen 2.000 en
5.000 gulden, 6 procent tussen de 5.000 en 10.000 en 5 procent van
meer dan 10.000 gulden. Samenwonende jongeren hebben de hoogste
schulden, samen zijn zij goed voor bijna 20.000 gulden schuld. Bijna
de helft van diegene met schulden heeft leningen bij ouders. Zon 35
procent heeft een schuld bij de bank en bijna een kwart moet nog geld
teruggeven aan vrienden. Zeven procent heeft een schuld voor de
afbetaling van een brommer of auto. Vijf procent heeft een schuld voor
de koop van een mobiele telefoon. Drie procent heeft een schuld bij
een winkel of postorderbedrijf.
Mening over schulden
De helft van de totale groep jongeren vindt dat zij niet goed met geld
kunnen omgaan. Van de jongeren met schulden maken de meesten zich geen
zorgen over hun schulden. Slechts 15 procent zegt zich regelmatig druk
te maken over de financiële situatie. Ruim 13 procent van de jongeren
met schulden vindt dat zij geen goede financiële opvoeding hebben
genoten. Dit is twee maal zoveel dan diegenen die geen schulden
hebben.
Flink stappen
Het meeste geld wordt uitgegeven aan alcohol, gemiddeld bijna 185
gulden per maand. Worden de niet-drinkers weggelaten, komen de
uitgaven aan drank neer op ruim 220 gulden. Jongens geven gemiddeld
100 gulden meer uit aan alcohol dan meisjes. Ook kleding is een
populaire post, hier wordt gemiddeld 140 gulden aan besteed. Jongens
en meisjes geven hier ongeveer evenveel aan uit. Een auto is goed voor
zon 255 gulden per maand. Andere grote uitgavenposten zijn uitgaan,
ruim 70 gulden per maand, en mobieltjes die ruim 50 gulden van het
budget opslokken.
Geen kostgeld
Slechts 29 procent van de werkende jongeren betaalt kostgeld aan hun
ouders, gemiddeld 160 gulden. Dit zijn voornamelijk jongeren die uit
een éénoudergezin komen of uit een gezin waarvan beide ouders niet
werken. Het lijkt erop dat het betalen van kostgeld samenhangt met de
financiële noodzaak om bij te dragen in het gezinsinkomen.
Zelfstandig wonen leidt niet tot verandering
Meisjes wonen eerder zelfstandig dan jongens. In de leeftijd tussen 21
en 24 jaar woont bijna de helft van de meisjes op zichzelf tegenover
22 procent van de jongens. Natuurlijk krijgen uitwonende jongeren met
andere lasten te maken dan diegenen die nog thuis wonen. Aan huur en
energie wordt gemiddeld 650 gulden uitgegeven. Boodschappen en andere
huishoudelijke uitgaven kosten hen ruim 300 gulden. Ze bezuinigen
echter niet of nauwelijks op de leuke dingen zoals alcohol, roken,
uitgaan en kleding. Het heeft er daarom alle schijn van dat ze het
levenspatroon, dat ze thuis gewend waren, voortzetten zodra ze
zelfstandig wonen.
Conclusie
Een deel van de groep werkende jongeren heeft geen grip op zijn
financiën. Het geld dat zij te besteden hebben, gaat in zijn geheel op
aan leuke dingen. Al jong gaan zij leningen aan bij ouders, vrienden
en de bank en maken andere schulden. Als ze op zichzelf gaan wonen
handhaven ze hun uitgavenpatroon en stijgt de totale schuldenlast. Al
met al zorgwekkend. Zeker in de wetenschap dat het inkomen van de
meeste van deze jongeren niet gigantisch zal stijgen en zij daarmee
dus niet gemakkelijk uit de schulden kunnen raken. Ook is het voor de
schuldhulpverlening nog steeds een probleem om jongeren met schulden
te helpen
Over het onderzoek
Als er in het persbericht gesproken wordt over werkende jongeren,
wordt gedoeld op jongeren die een BeroepsBegeleidende Leerweg (BBL)
volgen aan een Regionaal OpleidingsCentrum (ROC). Deze leerlingen
werken gemiddeld vier dagen per week en gaan 1 dag naar school. Het
onderzoek is gehouden onder ca. 3000 leerlingen. Dit onderzoek is tot
stand gekomen met subsidie van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.