Partij van de Arbeid

Den Haag, 20 november 2001

BIJDRAGE VAN ADRI DUIVESTEIJN (PvdA) AAN HET PLENAIR DEBAT OVER DE BEGROTING 2002 VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EEN MILIEUBEHEER, ONDERDEEL VOLKSHUISVESTING EN EERSTE DEEL ONDERDEEL RUIMTELIJKE ORDENING

Volkshuisvesting

Algemeen
Met de Nota wonen zijn belangrijke stappen voor de toekomst gezet waarbij "de burger centraal" staat. Belangrijke lijnen zijn uitgezet voor onderwerpen als: · het stringenter ordenen van de kernactiviteiten van de woningcorporaties; · de sociale koopsector en het verkoopprogramma van huurwoningen; · het particulier opdrachtgeverschap.
Waardering hiervoor, tegelijkertijd constateren wij dat de staatssecretaris te weinig ziel in het onderwerp volkshuisvesting heeft gestoken. Het is te veel gebleven bij "management by speech", een liberale aanpak in plaats van werkelijk beleid. Op essentiële momenten had hij moeten doorzetten: § op het verkoopprogramma sociale huurwoningen heeft hij moeten inleveren; § een werkelijk vereveningsfonds is niet tot stand gekomen; § het particulier opdrachtgeverschap steunt in feite alleen nog maar op het amendement van onszelf uit 1998; § het Nationaal Akkoord Wonen is veel te vrijblijvend.

Verder heeft de staatssecretaris een aanvang genomen met de nieuwe Woonwet, die door ons zeer noodzakelijk wordt gevonden. Het gaat om een fundamentele democratisering van de sector. Helaas is veel (inwerk)tijd nodig geweest om deze wet voor te bereiden. Deze kabinetsperiode zal de wet niet meer behandeld kunnen worden. Een hoger tempo was hier te prefereren geweest. Deze nieuwe Woonwet vinden wij van groot belang. Het biedt de mogelijkheid om de publieke verantwoordelijkheid van het wonen, de taak van de gemeenten en de woningcorporaties beter te regelen. Belangrijk wordt de vastlegging van prestatieverplichtingen en een evenwichtig systeem op basis waarvan rijksoverheid de gemeenten en woningcorporaties kan aanspreken op de wijze waarop zij komen tot prestatieafspraken. Daarnaast moet de rijksoverheid effectiever kunnen optreden. De bestaande regelgeving schiet hierin tekort, het biedt geen helder juridisch kader. Over de positie van het CDA willen we het volgende opmerkingen. Deze is wat ons betreft veel te lankmoedig. Het CDA stelt zich als een verlengstuk van de institutionele kant op. Het heeft veel te weinig oog voor de publieke taakstelling en de aflegging van verantwoordelijkheid op dat punt. Wij willen:
· op korte termijn openbaarheid over salarissen corporatiedirecteuren (conform openbaar making inkomens van bestuurders en commissarissen nv's); · op basis van de circulaire (MG-2001-26, d.d. 5 november jl.) onderzoek naar de nevenactiviteiten van corporaties; jaarlijkse rapportage pilots; · toets op de herijking van 2000 wat betreft particulier opdrachtgeverschap; · duidelijkheid over de inhoud van de vervolgconvenanten 2005-2010; · duidelijkheid over de verkoopprogramma's van huurwoningen.

Naar een andere organisatie van de woningbouwproductie De woningbouw bevindt zich op een dieptepunt. De doelstelling van 100.000 woningen per jaar wordt niet gehaald. Vorig jaar zijn 75.000 woningen opgeleverd, we stevenen nu af op 55.000 woningen. In de toekomst wellicht een daling naar 40.000 woningen. De staatssecretaris heeft een "task force" ingesteld die moet adviseren over de woningbouwproductie. Het ware beter geweest als dit moment was benut om et adviseren over een andere organisatie van bouwen, een bouwproductie waarbij de burgers zelf meer het initiatief kunnen nemen. We moeten namelijk af van het denken in het bouwen van grote hoeveelheden gestandaardiseerde woningen in een zeer korte tijd. We moeten af van de erfenis van streefcijfers uit de wederopbouwperiode. De "task force" had van de nood een deugd kunnen maken. Maar wellicht is het niet te laat. Juist nu de tijd rijp om meer inhoud te geven aan individueel opdrachtgeverschap. Ook door mensen met lagere inkomens. Nu moet het moment gebruikt worden om met aannemers en gemeenten te zoeken naar een nieuwe - kleinschaliger en duurzamere manier - van bouwen. Het gaat nu om kwaliteit op termijn, en niet meer om productie op korte termijn! Overige vragen/opmerkingen die in het kader van de task force aandacht behoeven: · een grondquotum van 60% van de investering is niet aanvaardbaar; · een analyse van de prijsstijgingen van de woningbouwgrond is noodzakelijk.

Fricties woningmarkt
Vraagtekens zetten wij bij de beschikbaarheid en ontwikkeling van de woningvoorraad. Beschikbaarheid sociale huurwoningen, voorbeeld Rotterdam: in 2000 steeg de vraag met 13.500 naar 44.000 woningen, in de Woonkrant werden 9.700 woningen aangeboden, 2.100 woningen minder dan het jaar tevoren. Het aantal reacties op de advertenties verdubbelde tot ruim 648.000, de slaagkans is tien procent voor een actieve woningzoekende. Wat zijn de oorzaken van de daling in het aanbod en de groei in de vraag? Hoe verloopt de doorstroming? Een groot percentage van de eerst aangeboden woning wordt geweigerd: worden bewoners steeds kritischer in hun woningkeuze? Ook de trek van de middenklasse uit de stad baart ons zorgen. Voor een belangrijk deel heeft dit te maken met het geringe aanbod aan geschikte koopwoningen in de stad. De vraag naar koopwoningen in de stad is overweldigd ten opzichte van het aanbod (SCP, De stad in de omtrek: Amsterdam 16%, Rotterdam 24%, Den Haag 34% en Utrecht 40%.) De stad wordt zodoende het domein van alleenstaanden, jongeren, allochtonen, huishoudens met lager inkomens en hoger inkomens. Een ander ongewenst effect is de toename van files: de helft van de mensen die buiten de stad woont moeten elke dag op en neer naar de grote stad (banengroei Amsterdam 19%, Rotterdam 11% Den Haag 13% en Utrecht 20%.). Het kabinet kondigt publiek private wijkontwikkelingsmaatschappijen (WOM's), die op wijkniveau vraag en aanbod op elkaar moeten zien af te stemmen. Dit is wel heel mager. Rijksbeleid is noodzakelijk. Wij willen:
· een analyse van de fricties op de woningmarkt. Hoe zit het met de doorstroming? Gevaar van eenzijdiger bevolkingsopbouw in de stad, buitenwijk en de suburbane gebieden? Relatie met beschikbaarheid huurwoningen en koopwoningen?

Habitat
Habitat International Coalition is naar aanleiding van een VN-conferentie in 1976 over Menselijke Nederzettingen opgericht. Doel: erkenning, verdediging en volledige realisering in alle landen van het recht van iedereen op een veilige plaats waar hij of zij kan wonen in vrede en waardigheid; een internationale pressiegroep ter verdediging van daklozen, armen en degenen die gebrekkig gehuisvest zijn. Habitat International Coalition kent thans 80 lidstaten Nederland kent alleen een Habitat Platform waarin een organisaties als IULA, HIS en IFHP vertegenwoordigd zijn. Een volwaardig bureau kent Nederland niet. Het tot stand komen van een volwaardig HIC-Nederland wordt door ons bepleit. Een aantal initiatiefnemers wil een stichting oprichten, die in het kader van HIC, nastreeft dat bewoners in Nederland meer verantwoordelijkheden moeten krijgen t.a.v. beheer van hun woningen en woonomgeving, en dat contacten tussen bewoners in de partnerlanden wordt bevorderd. Wij willen:
· dat VROM hiervoor jaarlijks 50.000 gulden beschikbaar stelt (binnen het reguliere Habitat-budget).

Ombudsman en Overlegwet
Het initiatiefvoorstel Ombudsman voor huurders en een reparatie van de Overlegwet Huurders Verhuurders (drie jaar geleden van kracht geworden) kan verder gebracht worden. We vinden dat de staatssecretaris hier op korte termijn initiatieven in moet nemen. Er is, wat ons betreft, geen enkele reden om te wachten tot de Woningwet. Enkele kinderziektes en ook meer principiële punten in de Overlegwet dienen gerepareerd te worden. Daarbij gaat het in ieder geval om: § de representativiteitseis bij particuliere verhuurders. Huurdersorganisaties dienen nu minstens 50% van de huurders te vertegenwoordigen. In praktijk een te hoge eis; § alleen verhuurders met 100 of meer woningen vallen onder de huidige wet. In praktijk blijkt dit een te hoge grens te zijn. Bovendien zijn particuliere huurders hun bezit gaan opsplitsen, zodat ze de Overlegwet kunnen omzeilen; § de onderwerpen waarover huurdersorganisaties een informatie- en adviesrecht hebben moet worden geactualiseerd en uitgebreid met: fusies, verkoopbeleid, prestatieplannen, leefbaarheid, wonen en zorg; § het instemmingsrecht voor zaken die direct van belang zijn voor de huurders moet worden geregeld, denk aan procedures inzake onderhoudsklachten, en beleid ten aanzien van servicekosten; § onduidelijkheden over de te vergoeden kosten van huurdersorganisaties moeten worden weggenomen; § geschillenbeslechting moet wordt verbeterd, in die zin dat de rechter ook kan gaan toetsen. Bovendien kent de wet nog geen sanctiebepaling.

Huurcommissies
Tijdens het vragenuurtje hebben wij reeds de chaos die de reorganisatie van de huurcommissie heeft opgeleverd aan de orde gesteld. Tienduizenden huurders wachten op behandeling van hun bezwaren, het call center van de gereorganiseerde huurcommissie is zo goed als onbereikbaar. De problemen schijnen zich letterlijk op te stapelen. Toch wordt in de begroting voorgesteld om de formatieplaatsen van de huurcommissie te halveren. Nadere toelichting noodzakelijk.

Ruimtelijke ordening

Algemeen
De basis van onze bijdrage vormt het rapport van de Commissie Peper Open land, groene steden. De ruimte is van ons allemaal. Het ruimtelijk beleid moet iedereen gelijke kansen bieden en tegelijkertijd verscheidenheid waarderen en mogelijk maken. Om aan deze eisen te voldoen, zijn pakkende concepten nodig. Een van de oudste, bekendste en eenvoudigste concepten in de ruimtelijke ordening is het onderscheid tussen stad en land. Deze is sterk verwaterd. Het restrictieve beleid is niet sterk genoeg geweest om aan het doel, een goede geleding van stad en land, te beantwoorden. Er is in de ruimtelijke ordening een nieuw offensief nodig, zowel om het open land open te houden als om de stedelijkheid van de stad te bewaren. Stad en land hebben elkaar nodig als contramal. Wij kiezen ervoor om ze als principieel verschillende gebiedstypen aan te wijzen, met daarbinnen talloze nuances.

Pleidooi voor een andere stad
De Vijfde nota ruimtelijke ordening heeft het "stedelijk netwerk" geïntroduceerd. Het zal nog lastig zijn om dit concept op een elegante manier uit te werken. Een netwerk is per definitie iets anders dan een gebied, terwijl het in het ruimtelijk beleid onvermijdelijk over gebieden gaat. We moeten dus een ruimtelijke ordening verzinnen die gebiedsgericht én netwerkgericht is. Hier moet een slag worden gemaakt. Maar eigenlijk moet een angst worden overwonnen om het beestje bij de naam te gaan noemen, namelijk dat het om een metropolitane ontwikkeling gaat. We moeten bereid zijn te erkennen dat er een nieuw type stad zal gaan ontstaan. Laten we het voorlopig "meerstedenstad" en voor de kleinere maten de "netwerkstad" noemen. Het is een type stedelijk gebied waarin de bestaande steden herkenbaar blijven en tegelijkertijd worden overstegen. Deze gebieden krijgen een "ruime jas" zodat zij bestaande en nieuwe functies kunnen opnemen. Concreet kunnen we twee aspirant-meerstedenstad in de noordvleugel en de zuidvleugel van de Randstad herkennen. Een maatje kleiner zijn Utrecht en omgeving, Arnhem-Nijmegen, Almelo-Hengelo-Enschede en een aantal Brabantse steden. Een sleutelrol spelen de gebieden tussen de bestaande steden in, zoals het tussengebied Den Haag-Delft-Rotterdam-Zoetermeer. Van deze gebieden staat vast dat ze verder zullen verstedelijken. Vooralsnog gebeurt dat in de vorm van een reeks plannen die niet of nauwelijks in onderlinge samenhang worden gebracht. Als de tussengebieden wél als geheel worden ontworpen dan betekent dat een schaalsprong naar een metropolitane toekomst. Het kan een stad worden met volop groen en water. De parken en waterpartijen die nu onopvallend aan de stadsranden liggen zijn dan de nieuwe Vondelparken. De wegen en openbaar vervoersverbindingen die nu al in het gebied liggen, kunnen met overzichtelijke correcties en investeringen worden opgewaardeerd tot binnenstedelijke infrastructuur. Het accent moet verschuiven van het maken van snelle verbindingen tussen de steden naar een goede infrastructuur binnen netwerkstad en meerstedenstad. Tegelijkertijd moeten regio's meepraten over de ontwikkeling van de grote stad. De grote stad wordt nog teveel als een aparte entiteit benadert (SCP in een studie naar de ontwikkeling van de grote steden). De oprichting van grootstedelijke regio's die samenhang aanbrengt in de economische en sociale ontwikkeling is gewenst. Van stad en randgemeenten.

Herpositionering ruimtelijk ordening
De coördinerende rol van de minister moet worden versterkt. - vergelijkbaar met de positie van de minister van Financiën. De organisatie van het departement moet worden aangepast door het instellen van twee Directoraten-Genaraal voor Stedelijke resp. Landelijke Gebieden. Bij deze reorganisatie dienen zowel beleidsonderdelen van VROM als die van andere relevante departementen te worden betrokken. Per Directoraat-Generaal dient een interdepartementale werkgroep te worden ingesteld die de samenhang in het ruimtelijk beleid van de rijksoverheid garandeert. De werkgroep dient per gebied ervoor te zorgen dat geldstromen worden gebundeld (ICES, departementale gelden).