HBO-Raad

Persberichten

20-11-2001
Conservatoria gevisiteerd

Alle opleidingen van de conservatoria leveren weliswaar inhoudelijk voldoende kwaliteit, maar de commissie heeft aanmerkingen op het onderwijskundig proces. Dit heeft de visitatiecommissie Muziek in haar eindrapport Toekomstmuziek geconcludeerd. De opleidingen geven hun studenten voldoende kwalificaties mee die hen in staat stellen een positie als musicus en docent te verwerven. Echter, de onderwijskundige inbedding van het leerproces en meer in het algemeen de procesmatige kant zouden door meer systematisering kunnen worden verbeterd. Daarnaast beveelt de commissie de opleidingen aan zich ten opzichte van elkaar verder te profileren en te specialiseren.

De voorzitter van de visitatiecommissie Muziek, prof. S.J. Doorman, overhandigt op 20 november het eindrapport aan de voorzitter van de HBO-raad, prof. dr. F. Leijnse. De visitatiecommissie heeft de kwaliteit beoordeeld van muziekopleidingen van 11 hogescholen, zowel van de initiële opleidingen als van opleidingen schoolmuziek. Daarnaast heeft de commissie zes voortgezette opleidingen bezocht, waarvan twee in een samenwerkingsverband van hogescholen worden aangeboden.

In haar aanbevelingen geeft de commissie aan dat zij van mening is dat de conservatoria moeten werken aan een gezamenlijk opleidingsprofiel en daarbinnen aan een eigen profilering. Het curriculum zou meer samenhang kunnen krijgen door integratie en clustering van vakken. Daarnaast vindt de commissie het van belang dat tussen vakken en tussen opleidingen ontschotting plaatsvindt om van elkaars ideeën te kunnen profiteren. De commissie vraagt aandacht voor een adequatere organisatiestructuur waarbinnen voldoende overleg is voor visie-ontwikkeling en onderwijsbeleid. Tot slot vindt zij dat zaken geëxpliciteerd en vastgelegd dienen te worden om het beleid daadwerkelijk uit te kunnen voeren.

De commissie is positief over het begin dat gemaakt wordt met het opstellen van een landelijk beroepsprofiel, zoals ook bij andere HBO-opleidingen al gebeurd is. Dit geldt ook voor het hiervan af te leiden opleidingsprofiel. De gemengde beroepspraktijk zou hierin echter nadrukkelijker opgenomen moeten worden. De commissie vindt wel dat opleidingen zich gedifferentieerder mogen profileren dan nu het geval is; iedere opleiding biedt min of meer dezelfde afstudeerdifferentiaties aan. De voortgezette opleidingen zijn pas twee jaar geleden van start gegaan en moeten zich nog verder ontwikkelen, waarbij de commissie aandacht vraagt voor de meerwaarde die deze opleidingen ten opzichte van de initiële opleidingen dienen te hebben.

Bij het merendeel van de opleidingen is de relatie tussen eindtermen, de opbouw en inhoud van het curriculum en de leerdoelen weinig doorzichtig. Verder wordt het grote aantal vakken meestal volgtijdelijk aangeboden, waardoor de opleidingen een traditionele indruk maken. De commissie is positief over het begin dat bij een aantal opleidingen gemaakt is om tot ontschotting tussen vakken en opleidingen te komen, bijvoorbeeld in de vorm van een keuzecurriculum. Zij vindt echter dat er nog meer tot integratie en samenhang tussen vakken gekomen kan worden.

In het algemeen kan gesteld worden dat de conservatoria kampen met een ingewikkelde interne organisatie. Er werken veel docenten in een kleine betrekkingsomvang. Hun beschikbaarheid voor het voeren van formeel overleg, waar met name visie-ontwikkeling plaats moet vinden, is hierdoor beperkt. Veel communicatie vindt in de wandelgangen plaats of via nieuwsbrieven. De betrokkenheid van docenten bij de studenten is groot, hoewel ook hier de geringe beschikbaarheid van de docent een belemmering vormt.

De commissie heeft geconcludeerd dat er weinig is vastgelegd en weinig systematisch wordt gereflecteerd en geëvalueerd. Beoordelingscriteria zijn bijvoorbeeld vaak alleen impliciet aanwezig. Daarnaast vertoont de schriftelijke vastlegging van toetsresultaten en de feedback op de gemaakte toetsen gebreken. De commissie vindt de studievoortgang in veel gevallen onvoldoende gewaarborgd en ook de studiebegeleiding bestaat meestal uitsluitend uit vakinhoudelijke begeleiding. Tot slot ontbreken bij veel conservatoria functioneringsgesprekken, een professionaliseringsbeleid en een intern kwaliteitszorgsysteem.

De commissie is positief over het initiatief van de conservatoria om te komen tot een landelijk beroepsprofiel en landelijke startkwalificaties. Dit vindt de commissie een startpunt voor toekomstige verbeteringen in het onderwijsproces.

De visitatiecommissie was samengesteld uit representatieve vertegenwoordigers van de beroepspraktijk en studenten:

Voorzitters:

* De heer prof. S.J. Doorman, emeritus hoogleraar in de filosofie van de exacte wetenschappen, voormalig directeur van de VPRO, en voormalig voorzitter van de Vereniging voor Kunstzinnige Vorming en Stichting Donemus.

* Mevrouw M.E. van der Hoeven (tweede voorzitter van de visitatiecommissie), directeur Muziekschool Amsterdam, lid van de Raad voor Cultuur (voorheen Raad voor de Kunst), oud-docent muziek en hoofd AMV.

Leden van de commissie:

* De heer A.M. de Boer, voorzitter Vereniging Leraren Schoolmuziek, voorzitter Samenwerkingsverband Kunstvakken en docent muziek voortgezet onderwijs.

* De heer W. Coppes, student initiële opleiding gitaar Jazz, Pop; Wereldmuziek aan het Rotterdams Conservatorium.
* Mevrouw T. Crone, pianiste, master of music New England Conservatory of Music, Boston, Mass., voormalig docent Conservatorium Maastricht en Koninklijk Conservatorium Den Haag.
* De heer P.F. van Gennip, afgestudeerd initiële opleiding viool aan het Conservatorium van Amsterdam, thans student economie aan de Universiteit van Amsterdam.

* De heer drs. M. van Ginkel, directeur 013 Popcentrum, Tilburg.
* Mevrouw drs. T. Grannetia, onderwijskundige, tot eind 1997 coördinator kwaliteitszorg en hoofd stafbureau Faculteit Educatieve Opleidingen van de Hogeschool van Utrecht, voorheen docente schoolmuziek. (Overleden 16 december 2000).
* De heer H. Koolmees, componist, docent compositie, organist en bestuurslid Componisten 96.

* De heer W. Steinmann, fluitist/piccoloïst Rotterdams Philharmonisch Orkest, dirigent en artistiek leider Ensemble Domestica Rotterdam.

* Mevrouw dr. J.I.A. Visscher-Voerman, universitair docent Toegepaste Onderwijskunde, afdeling Curriculumtechnologie aan de Universiteit Twente, koordirigent Achterhoeks Vocaal Ensemble Winterswijk en pianist.

* De heer F.H.Wolfkamp, projectmanager Cultuur Muziekkwartier Enschede, voormalig dirigent kathedraal koor Utrecht, voormalig directeur Muzisch Centrum Nieuwegein en Conservatorium Hogeschool Alkmaar, voormalig voorzitter Repertoire Informatiecentrum Muziek, Stichting Donemus en Nederlandse Raad voor Muziek. (Heeft tot 15 januari deelgenomen aan de visitatiebezoeken).

De commissie heeft naast de bovenstaande leden eenmalig gebruik gemaakt van de inzet van de volgende twee studenten:
* De heer J. Falcato, student voortgezette opleiding piano latin-jazz aan het Rotterdams Conservatorium.
* Mevr. J. Starreveld, studente initiële opleiding zang lichte muziek aan het Rotterdams Conservatorium.