De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2001/4100
datum
15-11-2001
onderwerp
Mond- en klauwzeer voorzorgsmaatregelen voor de professionele
schapenhouderij
TRC 2001/11142 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van uw bovengenoemde brief (LNV-01-1169), waarin u verzocht in te gaan op de brief van de Landelijke Werkgroep Professionele Schapenhouders van 3 oktober jl., alsmede op de problematiek van het verladen van vee aan de openbare weg en de compartimentering, bericht ik u als volgt.
datum
15-11-2001
kenmerk
VVA. 2001/4100
bijlage
Brief van de Landelijke Werkgroep Professionele Schapenhouders
De werkgroep heeft aangegeven dat veel professionele schapenhouders 's
zomers de schapen op natuurterreinen of dijken laten weiden en 's
winters, wanneer het melkvee op stal staat, op het grasland van
veehouderijbedrijven. Zo hebben de schapen ook 's winters voldoende
gras ter beschikking. Deze werkwijze zou bovendien een positief effect
op de kwaliteit van het grasland. De Werkgoep stelt dat deze werkwijze
door de huidige
'30-dagenquarantainemaatregel' in gevaar komt; als gevolg van de
maatregelen dienen immers schapen die worden ingeschaard op
veehouderijbedrijven daar 30 dagen te blijven staan omdat - volgens de
huidige regelgeving - het inscharende bedrijf 'op slot' gaat.
De doelstelling van de 30-dagenmaatregel is om eventuele verspreiding
van besmettelijke dierziekten, als gevolg van aanvoer van vee van
buiten het betrokken bedrijf, zoveel mogelijk te voorkomen. Omdat ook
waar het gaat om het inscharen van schapen in zekere zin sprake is van
toevoeging van dieren is de 30-dagenmaatregel ook op deze situatie
thans van toepassing. Een besmettingsrisico is immers niet gerelateerd
aan de juridische relatie die aan het toevoegen van schapen aan een
bedrijf ten grondslag ligt.
Niettemin moet geconstateerd worden dat bij het in- en uitscharen van
schapen over het algemeen duidelijk sprake is van minder contact met
de andere dieren op het bedrijf van de inschaarder. Tegen die
achtergrond en het feit dat strikte hantering van de 30-dagen-
maatregel de schapenhouderij waarschijnlijk met onoverkomelijke
problemen zal confronteren, heb ik besloten - onder behoud van de kern
van de 30-dagenquarantainemaatregel - tot enige nuancering daarvan
over te gaan.
Zo zal ik op korte termijn de regelgeving in die zin aanpassen dat die
bedrijven die schapen inscharen - zoals gebruikelijk - 30-dagen 'op
slot' gaan, maar dat dit '30-dagenslot' niet van toepassing is op de
ingeschaarde schapen; deze dieren kunnen aldus op elk moment weer van
het inscharende veehouderijbedrijf worden afgevoerd en naar andere
veehouderijbedrijven of percelen van andere partijen worden
uitgeschaard. Komen de schapen weer op het bedrijf van de uitschaarder
terug, dan zal ook voor het uitscharende bedrijf uiteraard weer de
30-dagenquarantainemaatregel van toepassing zijn.
Met de geschetste nuancering zal het enerzijds mogelijk blijven
schapen voor een relatief korte periode op andermans bedrijf te
weiden, terwijl anderzijds het veterinaire risico van in- en
uitscharen beperkt blijft. Het feit dat inscharende bedrijven wel 30
dagen 'op slot' gaan zal in de praktijk niet tot onoverkomelijke
problemen leiden. Voorzover het inscharende bedrijf een
melkveehouderijbedrijf is, is het dat bedrijf immers thans al
toegestaan op elk moment kalveren af te voeren en is ook de afvoer
naar het slachthuis tijdens een 30-dagen periode al toegestaan. Hierin
brengt de geschetste uitzondering op de 30-dagenquarantainemaatregel
geen verandering.
Bijladen van vee aan de openbare weg
Direct contact tussen dieren is de belangrijkste risicofactor met
betrekking tot het overbrengen van besmettelijke dierziekten.
Daarnaast kunnen ziekten worden overgebracht door indirect contact,
bijvoorbeeld door middel van mest.
Het is duidelijk dat het bijladen van dieren op een wagen waarin zich
reeds dieren bevinden een groot risico vormt. Daarom heb ik juni jl.
besloten dat deze vorm van bijladen 'aan de openbare weg' dient te
geschieden. Kerngedachte hierachter is dat, waar het gaat om bijladen,
sprake is van een wagen waarin reeds dieren aanwezig zijn. Die wagen
zal direct daarvoor op een ander veehouderijbedrijf zijn geweest en in
zoverre een besmettingsrisico vormen. Daarom moet worden voorkomen dat
(te) direct contact met (dieren van) een volgend bedrijf ontstaat.
Mede tegen de achtergrond van signalen vanuit het bedrijfsleven dat de
huidige regelgeving - onder behoud van de kerngedachte achter het
'bijladen aan de openbare weg' - in onvoldoende mate aansluit bij
bestaande praktijk (bijvoorbeeld voor die bedrijven die reeds een
schone weg-vuile wegprincipe hebben geïmplementeerd) bezie ik op dit
moment, in overleg met het bedrijfsleven, op welke wijze tot
nuancering kan worden overgegaan. Ik zal terzake op korte termijn tot
aanpassing van regelgeving overgaan.
Overigens benadruk ik dat de problematiek uitsluitend betrekking heeft
op het bijladen van vee op de wagen. Daar waar sprake is van één op
één transport of sprake is van het laden van dieren in een lege wagen
is het immers niet voorgeschreven dieren aan de openbare weg te laden.
Regio-indeling voor het verzamelen van kalveren
De regio-indeling met betrekking tot het verzamelen van kalveren vindt zijn achtergrond in het feit dat thans uitsluitend in de kalversector verzameld mag worden 'voor het leven', een verzamelwijze die op zichzelf maar zeker ook in vergelijking met het zogenaamde verzamelen 'voor de slacht' met de nodige veterinaire risico's gepaard gaat. Voor de uitbraak van MKZ in Nederland was in de kalversector sprake van een situatie waarin vanaf vele bedrijven kalveren werden verzameld, die vervolgens ook weer naar vele bedrijven gingen. Hierbij was het risico groot dat een uitbraak rap over heel Nederland consequenties kon hebben. De regio-indeling beoogt dat risico te beperken door een zekere kanalisatie in het aanvoer- en afvoerpatroon.
Ik realiseer me dat deze regio-indeling voor vele bedrijven een zekere
heroriëntatie van aan- en afvoerstructuren tot gevolg heeft. De markt
zal hier een nieuw evenwicht moeten vinden. Niettemin bezie ik thans,
mede tegen de achtergrond van signalen vanuit het bedrijfsleven, de
precieze grenzen van de 4 regio's teneinde een, in termen van vraag en
aanbod van verzamelplaatsen en kalveren, zo optimaal mogelijk
evenwicht tussen de regio's te verkrijgen.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
---