Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

15 november 2001 Nr. 01/184

Toespraak staatssecretaris A.E. Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens congres van de Vierstroom "Ik? Ik ben in balans!" in Gouda op 15 november 2001.

Dit congres gaat niet over wachtlijsten, meer handen aan het bed of tekorten aan personeel. Dit congres gaat nu eens over de mensen zèlf die in de zorg werken. En over de vraag of ze het een beetje kunnen bolwerken. Op het werk en thuis. En dan vooral over de combinatie van die twee. In dit congres staat u zelf centraal.

"Bel voor een baan waarbij mensen centraal staan" is de boodschap op de website van de Vierstroom. Met dit congres maakt het bestuur in ieder geval die intentie waar. Er zijn niet veel werkgevers (in de zorg) die met een congres aandacht vragen voor de werk-privé-balans van hun werknemers.

Wat is er aan de hand dat het thema van dit congres zo aanslaat? Meer dan 700 mensen hebben zich opgegeven. Ik weet niet of de staking in de kinderopvang nog gevolgen heeft. Maar als ik rondkijk, zit het goed vol.

Ik zal in mijn toespraak drie zaken onder de loep nemen om het antwoord daarop te vinden.

Wat is er in ons leven veranderd? Heeft de werkgever daar iets mee van doen? En hoe kunnen nieuwe werknemers worden aangetrokken en de werknemers die er zijn worden behouden?

Maar voordat ik hier op in ga, wil ik u eerst kort schetsen wat de overheid doet om het mannen en vrouwen makkelijker te maken om werk en zorg beter te kunnen combineren.

Dat doen we op verschillende manieren.

De eerste is een forse investering in de uitbreiding van de kinderopvang. Daar kom ik zo nog op terug.

De tweede is de Wet aanpassing arbeidsduur die werknemers het recht geeft om meer of minder te werken, tenzij het bedrijf daar ernstige schade van ondervindt.

Ten derde is er de Wet arbeid en zorg die eergisteren door de Eerste Kamer is aangenomen en over een paar weken - op 1 december - in werking treedt.

Dat is goed nieuws voor alle mensen die met smart zitten te wachten op betere mogelijkheden om arbeid en zorg te kunnen combineren.

Wat is er nu in de Wet arbeid en zorg geregeld?

Ik noem een paar belangrijke punten. Het tiendaags zorgverlof bijvoorbeeld. Dat ligt in het verlengde van het al bestaande calamiteitenverlof. Het calamiteitenverlof geeft u het recht om uw zoon of dochter snel op te halen als de kleine ziek is geworden. Blijkt de volgende dag dat uw kind nog steeds een klein ziek hoopje is dan hebt u het recht om verlof op te nemen. Dat noemen we kortdurend zorgverlof met een maximum van tien dagen per jaar.

De wet regelt ook een adoptieverlof van 4 weken voor beide ouders. Die tijd hebben adoptieouders nodig om het kindje te halen en aan elkaar te wennen.

Verder regelt de Wet Arbeid en zorg ook de flexibilisering van het ouderschapsverlof. Ouders hoeven dat verlof nu niet meer aaneengesloten op te nemen. Het mag worden opgeknipt in maximaal 3 delen.

Er is nog een belangrijke stap gezet.

Vorige week vrijdag is de ministerraad akkoord gegaan met mijn voorstel om werknemers het recht te geven op betaald langdurend zorgverlof als zij tijdelijk willen zorgen voor een stervende partner, kind of ouder of voor kinderen met een levensbedreigende ziekte. Er komt een financiële tegemoetkoming van 70 procent van het minimumloon en het verlof duurt maximaal zes weken of 12 weken waarbij de werknemer dan nog de helft van de week blijft werken.

Ik ben heel blij dat we dit besluit hebben kunnen nemen. Mensen hebben in zo'n moeilijke periode behoefte aan extra tijd voor zorg omdat anders het gevaar dreigt dat ze overbelast raken.

Het kabinet neemt het verbeteren van de combinatie van arbeid en zorg zeer serieus. Juist vanwege het noodzakelijke evenwicht. Het thema waar het vandaag om gaat.

Zoals ik al zei: we moeten drie zaken onder de loep nemen om het antwoord te vinden op de vraag waarom het thema werk-privé-balans ons zo bezig houdt.

Laten we bij het dagelijks leven van nu - van u en mij - beginnen.

Als u het gevoel hebt dat u uzelf met een zekere regelmaat voorbijloopt, dan hebt u dat niet alleen. Sterker, wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat we het met zijn allen steeds drukker krijgen.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau houdt al vanaf 1975 iedere vijf jaar een enquête over de manier waarop Nederlanders hun tijd besteden.

En bij iedere meting blijkt: het aantal vrouwen met een betaalde baan gaat onveranderlijk omhoog.

De cijfers liegen er niet om. Oordeelt u zelf.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau meet altijd in een doorsnee werkweek in oktober. In 1975 werkte 77% van de mannen en 18% van de vrouwen. In diezelfde week in oktober van het jaar 2000 werkte 80% van de mannen en 47% van de vrouwen.

Steeds meer mensen tussen de 20 en 64 jaar combineren betaalde arbeid met zorg: in 1995 38%, in 2000 bijna de helft. En we besteden met zijn allen méér tijd aan betaald werk. In vijf jaar tijd ruim 2 uur per week meer, per persoon. Dat tikt aan.

U ervaart het natuurlijk dagelijks: het moet uit de lengte of uit de breedte komen. Er zitten niet meer dan 24 uren in een dag. We beknibbelen niet op huishoudelijk werk en onze zorgtaken. De tijd die daaraan wordt besteed, bleef nagenoeg gelijk. En wat we zeker niet doen, is bezuinigen op de tijd die we aan onze kinderen besteden. We leveren wèl vrije tijd in. Fiks ook, 2,5 uur per week.

De was, de strijk en de stofzuiger verhuizen naar de avond en het weekeinde. Het is frappant hoe je jezelf soms herkent in wetenschappelijk onderzoek.

Tussen 1995 en 2000 hebben vrouwen het drukker gekregen dan mannen. En vrouwen voelen zich ook gejaagder, meldt het SCP. Mensen die geen taken hoeven te combineren besteden per week ruim 37 uur aan verplichte bezigheden. Mensen die arbeid en zorg combineren komen uit op ruim 55 uur.

De toenemende arbeidsparticipatie van de vrouw heeft nog weinig gevolgen gehad voor de taakverdeling van huishoudelijke en zorgtaken. Maar eerlijk is eerlijk: mannen besteden meer tijd aan de verzorging van kinderen dan een tijd geleden. Vorig jaar was dat opgelopen tot vier uur in de week. En het SCP heeft ook vastgesteld dat mannen in de afgelopen vijf jaar méér zijn gaan koken.

Overigens niet alleen mannen. Ook grote kinderen kunnen hun aandeel leveren. Ik heb mijn woordvoerder weleens verbaasd toen ik via de autotelefoon aan de oudste doorgaf hoe je een rollade moet braden. Boter in pan, wachten tot het schuim wegtrekt. Nou ja, u weet hoe dat gaat.

Tijdens dit congres zien we de hele dag het beeld van de vrouw die zich moedig op het slappe koord in evenwicht houdt. Als je over de cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau nadenkt, zijn vrouwen inderdaad echte evenwichtskunstenaars. Met het gevaar dat je zo nu en dan het evenwicht verliest.

Dat moet als het even kan voorkomen worden.

Daarom moeten we nu overstappen op het tweede en derde punt die het overdenken waard zijn: zijn de veranderingen ook van betekenis voor onze werkgever?

Zou de werkgever kunnen bijdragen aan meer evenwicht tussen wat er op het werk gevraagd wordt en thuis. Zou een werkgever ook bij de werving van nieuw personeel niet moeten inzetten op arbeidsvoorwaarden die recht doen aan het leven van taakcombineerders?

Ik weet niet hoe de gemiddelde leeftijd hier zo'n beetje is, maar ik durf te wedden dat we bijna allemaal zijn opgegroeid met het idee dat de taken thuis toch vooral bij de vrouw hoorden. Ook al had je daar misschien opstandige gedachten bij, de hele maatschappij ging er vanuit. Sterker nog. De hele maatschappij was er op ingericht.

Ik geef een voorbeeld. Zo'n 20 jaar geleden - toen mijn kinderen klein waren - zat ik in de gemeenteraad. In die raad zijn heel wat discussies gevoerd over de vraag of de overheid wel peuterspeelzalen moest subsidiëren en of de overheid wel een verantwoordelijkheid had voor kinderopvang. Het antwoord was voor veel fracties negatief. En ook de werkgever zou hebben gekeken alsof hij het in Keulen hoorde donderen als je om kinderopvang vroeg. Ouders moesten zelf hun kinderen opvangen. Want kinderen krijgen is een volstrekt individuele keuze.

Had ik toen last van stress?

Laten we het zo zeggen: er zat weleens spanning tussen wasmachines vol spijkerbroekjes en truien en niet te vergeten de kookwas met katoenen luiers en de verplichtingen van werk, het halen en brengen naar school en ook nog op tijd bij het zwembad zijn voor de noodzakelijke zwemles. Met vereende krachten kregen we het voor elkaar. Zij het soms met gemopper.

Nog steeds is kinderen krijgen een individuele keuze. En dat moet ook zo blijven. Maar of de overheid en de maatschappij daar ook een verantwoordelijkheid in hebben? Daarover zijn we heel anders gaan denken.

Kinderopvang zien we als een gedeelde verantwoordelijkheid tussen ouders, werkgever en overheid. Het gaat om een evenwichtige verdeling van de kosten tussen deze drie partijen. In de nieuwe Wet basisvoorziening kinderopvang houden we vast aan dit uitgangspunt. Ook al zal het stelsel van financiering ingrijpend worden veranderd. Ouders betalen een inkomensafhankelijke bijdrage, de overheid vult die aan tot tweederde van de totale kosten en het sluitstuk is een vaste bijdrage van werkgevers ter hoogte van eenderde van de kosten.

En om het verschil te benadrukken tussen nu en toen mijn kinderen klein waren en de discussies in de gemeenteraad toentertijd geef ik u een paar cijfers.

Toen was er nagenoeg geen kinderopvang. In 1989 waren er 23.000 plaatsen. In 1999 konden we op 116.000 rekenen en nu gaan we naar de 160.000. Ik denk dat we eind 2002 op zo'n 177.000 zullen zitten. En dat is niet het eindstation.

Het kabinet wil dat in 2010 een half miljoen meer vrouwen werken dan nu. Nu werkt net iets meer dan de helft van de vrouwen. Dan moet dat 65% zijn. We willen bevorderen dat vrouwen graag geziene werknemers zijn op de arbeidsmarkt. Hun kennis en kunde is hard nodig. En zeker in de zorg. Dat betekent dat het aantal kinderopvangplaatsen de komende jaren met honderdduizenden zal moeten worden uitgebreid.

Dat is volstrekt logisch. Ga maar na wat alleen al de vergrijzing voor een organisatie als de Vierstroom betekent. Steeds meer mensen zullen een beroep op de thuiszorg doen en de diensten die de Vierstroom en andere zorginstellingen kunnen aanbieden. De behoefte aan personeel zal niet afnemen maar toenemen. En sterk ook. Kinderopvang voor de kleintjes en voor leerlingen van het basisonderwijs zal een heel belangrijke arbeidsvoorwaarde worden.

Ik mocht gisteren de Buitenschoolse Opvang 'Jip en Janneke' van het Delta Ziekenhuis in Poortugaal openen. Een prachtig gebouw op het terrein van het ziekenhuis. Delta had al kinderopvang voor de kinderen van 0 tot en met 4 jaar, nu zijn daar de basisschoolleerlingen bijgekomen. Het is het eerste ziekenhuis dat het op deze manier voor elkaar heeft. De opvang is open van 's morgens 7 uur tot 's avonds 6 uur en tijdens de schoolvakanties. Die werkgever heeft het echt begrepen.

Ik begrijp heel goed dat de Vierstroom hier in het centrum van Gouda niet even een gebouw voor buitenschoolse opvang van de grond krijgt. Maar tegen het bestuur zou ik wel willen zeggen: steek uw licht op bij de voorzieningen die er al zijn. En zorg dat u erbij bent als er nieuwbouwplannen ontwikkeld worden voor scholen in combinatie met kinderopvangvoorzieningen. Misschien kunt u met elkaar een breed dienstenpakket ontwikkelen. De Vierstroom zou een aantrekkelijke partner kunnen zijn. Want waarom de kinderopvang niet gecombineerd met de ouder en kindzorg die u aanbiedt, zoals het consultatiebureau?

Wat kan uw werkgever nog meer doen om er voor te zorgen dat u in balans blijft als taakcombineerder en om er voor te zorgen dat u meer collega's krijgt?

Het klinkt gek, maar het belangrijkste punt is: goed nagaan wat het betekent dat u waarschijnlijk bijna allemaal taakcombineerder bent en uw nieuwe collega's ook. Ook de mannelijke collega's.

Het houdt niet op met de mogelijkheid om werken in deeltijd aan te bieden. Ieder onderzoek geeft aan dat flexibiliteit en zeggenschap over werktijden een zeer gewilde arbeidsvoorwaarde is.

Dat betekent natuurlijk niet dat u met een simpel telefoontje kunt mededelen dat het vandaag een paar uur later wordt voordat u aan het werk gaat. Maar het zou wel goed zijn om in het werkoverleg te kunnen bespreken of er een zekere variatie mogelijk is, waarbij het belang van de cliënten natuurlijk niet uit het oog mag worden verloren.

En misschien, ik zeg het met de nodige voorzichtigheid, is het ook mogelijk dat er een zekere vrijheid komt om zelf afspraken te maken met de cliënt. Het rooster kan aangeven dat u om 10 uur bij een cliënt moet zijn, maar het kan van beide kanten wel eens minder goed uitkomen.

Ik maak even een uitstapje naar het ochtendprogramma van dit congres en dan kom ik ook op Dagindeling.

Vanmorgen hebt u kennis kunnen maken met het dienstencentrum van het Kruiswerk Mark en Maas. Een experiment in het kader van Dagindeling. Met name bedoeld om werknemers in de zorg te ontlasten. Ik hoef daar niets aan toe te voegen. Zij kunnen hun werk zeer enthousiast over het voetlicht brengen. Waar ik wel aan heb gedacht bij de voorbereiding van deze toespraak dat zo'n dienstencentrum natuurlijk ook heel goed zijn diensten aan zou kunnen bieden aan de cliënten van de zorginstelling en de mantelzorgers die erbij betrokken zijn.

Het zal u zijn opgevallen: het uitgangspunt is steeds de vraag wat betekent het dat steeds meer mensen taakcombineerder zijn? Wat betekent het voor de organisatie, voor de werkprocessen, voor de voorzieningen en de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers en de toekomstige medewerksters. Hoe kunnen we het zo organiseren dat het meer vanzelfsprekend wordt om arbeid en zorg te combineren? Dat er oplossingen voor handen zijn. Want dat houdt mensen in evenwicht.

Ik noem nog één experiment Dagindeling. Omdat het zo goed illustreert wat je met een nieuwe manier van werken kunt bereiken. Het experiment met de zogenoemde 'moedercontracten'.

Het Universitair Medisch Centrum in Utrecht zat met de handen in het haar. Er was een grote behoefte aan operatiecapaciteit waar men niet aan kon voldoen. Sterker er stonden operatiekamers leeg bij gebrek aan personeel. Men ontwikkelde het idee van het moedercontract. Een baan van ongeveer 18 uur. De werktijden vallen onder schooltijd, 4 dagen in de week en op woensdag en de schoolvakanties vrij.

Toen dit unieke aanbod op de markt kwam, bleken er veel herintreedsters belangstelling te hebben. Uitstekende vakkrachten die nu hun kans schoon zagen hun beroep weer op te nemen.

Er zijn 2 extra teams voor de OK's samengesteld. Naar ieders tevredenheid en vooral naar tevredenheid van de patiënten op de wachtlijst.

Waar het uiteindelijk op aankomt is visie en durf om de zaken anders aan te pakken dan decennialang de gewoonte was. Het bestuur van de Vierstroom krijgt van mij een compliment. Er is lef voor nodig om dit congres te organiseren. Want wie A zegt moet ook B zeggen.

Ik ben met het grootste plezier naar Gouda gekomen. Werken aan een betere balans blijft uitdagend werk. Ik wens u een boeiende voortzetting van dit congres, een goed evenwicht en veel plezier in uw werk.


- LET OP EMBARGO -
Samenvatting