---
Brieven aan de Kamer
---
Toezegging n.a.v de begrotingsbehandeling Defensie
15-11-2001
Tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Defensie op 31 oktober jl. zegde ik toe een vraag van kamerlid Van Bommel over de inzetbaarheid van de peace-enforcing brigade in relatie tot het ambitieniveau en de vullingsgraad schriftelijk te zullen beantwoorden. De vraag van de heer Van Bommel luidde: Is een peace-enforcing brigade binnen dertig dagen te formeren? En is de brigade dan operationeel, inclusief logistiek en geneeskundige ondersteuning?
In mijn brief (kamerstuk 27 400 X, nr 35) van 13 maart 2001 en aansluitend in de antwoorden op schriftelijke vragen hierover (kamerstuk 27 400 X, nr 41) van 29 mei jl. informeerde ik de Kamer over de organisatie en samenstelling van de peace-enforcing brigade. Dertig dagen na ontvangst van de opdracht is de eenheid samengesteld, dat wil zeggen volledig voorzien van personeel en materieel (dus ook logistieke en geneeskundige ondersteuning), en gereed voor verplaatsing naar het inzetgebied. De parate capaciteit van de krijgsmacht biedt voldoende mogelijkheden om dit ambitieniveau te halen.
De samenstelling van een uit te zenden peace-enforcing brigade hangt af van de eisen die aan de missie worden gesteld. Indien dat noodzakelijk of gewenst is, kunnen aan de brigade die op dat moment (overeenkomstig het accentmodel) gereed is voor optreden op dit hoge geweldsniveau, eenheden van andere brigades, van het divisiegevechtsondersteuningscommando, het divisielogistieke commando en eenheden van een ander krijgsmachtdeel worden toegevoegd. Zoals ik in mijn brief van 13 maart stelde, komt het op deze wijze tailormade en flexibel samenstellen van een peace-enforcing brigade ten goede aan haar operationele capaciteit. De Defensienota-2000 stelt overigens dat het bij deelneming aan een vredesafdwingende operatie noodzakelijk kan zijn ook eenheden in te zetten die in het kader van vredesoperaties elders zijn ontplooid.
Ik maak van de gelegenheid gebruik een formulering mijnerzijds tijdens de begrotingsbehandeling te corrigeren over de uitgaven voor het onderzoek naar de bescherming tegen NBC-wapens (Handelingen TK, 31 oktober 2001, blz 1081). Ik stelde dat deze uitgaven met 8,5% zijn toegenomen. Overeenkomstig het antwoord op vraag 137 naar aanleiding van de defensiebegroting-2002 bedoelde ik echter te zeggen, dat voor dit doel een bedrag van circa 5,3 miljoen beschikbaar is, dat wil zeggen ongeveer 8,5 procent van het beschikbare budget voor wetenschappelijk onderzoek. Overigens beziet de taakgroep Defensie en Terrorisme thans of intensivering van aan de bestrijding van het terrorisme gerelateerd onderzoek nodig is. U wordt daarover in december ingelicht in het eindrapport van deze taakgroep.
mr. F.H.G. de Grave
Nieuws
Ministerie van Defensie
Parlement
Brieven aan de Kamer