College wil voorbereidend onderzoek naar positionering RET
(13-11) Om te voorkomen dat Rotterdam onvoldoende is voorbereid op een
mogelijk volledige doorwerking van de Wet Personenvervoer (WPV), wil
het College van B. en W. een onderzoek laten verrichten naar de
positionering van de RET. Het gaat om een voorbereidend onderzoek naar
een mogelijke verzelfstandiging van de RET tot overheidsNV. Het
onderzoek moet leiden tot een rapportage eind 2002 waarin volgens het
College in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde komen:
ervaringen met marktwerking elders in Nederland, Europese en
Nederlandse wetgeving, consequenties personeel (o.a. sociaal statuut,
arbeidsvoorwaarden), financiën, positie van materiële vaste activa
(o.a. positionering, beheer en onderhoud, veiligheid, toezicht) en
gemeentelijke aansturing bij een verzelfstandiging. Dit rapport moet
een basis bieden voor verdere besluitvorming omtrent de relatie tussen
gemeente en RET. Wanneer de definitieve besluitvorming zal
plaatsvinden, is nog niet bekend.
Met de WPV wil het Rijk marktwerking introduceren en daarmee het
gebruik van het openbaar vervoer vergroten en de kostendekkingsgraad
verhogen. Zo moeten voor 1 januari 2002 alle bestaande
vervoerscontracten zijn omgezet in concessies. Voorlopig heeft de
Stadsregio Rotterdam de concessies aan de RET en aan Connexxion
onderhands gegund. In de huidige situatie heeft de gemeente een
beslissende invloed binnen de concessieverlener Stadsregio aangaande
de RET en is tevens eigenaar van de RET. Dit moet volgens de WPV
veranderen. Mocht het College tezijnertijd daadwerkelijk voor de keuze
staan tussen óf invloed bij de Stadsregio óf eigenaar, dan ligt de
eerste optie voor de hand, omdat zodoende maximale invloed kan worden
uitgeoefend op de kwaliteit en het aanbod van het openbaar vervoer in
Rotterdam.
Momenteel is echter nog onduidelijk of de WPV de komende jaren in zijn
huidige vorm blijft bestaan. Ten eerste moet de Minister vóór 1
december 2004 een evaluatie van de ervaringen met aanbesteding aan de
Tweede Kamer aanbieden. Alleen wanneer de Tweede Kamer aan de hand van
deze evaluatie instemt met verdere voortgang van de
aanbestedingsplicht, treden de artikelen in werking die verplichten
tot aanbesteding van het RET-vervoer (35% in 2006, 100% in 2007). Ten
tweede is er een Europese verordening in de maak die het lidstaten
mogelijk maakt om een uitzonderingsbepaling voor aanbesteding van
railvervoer op te nemen. Bij de besluitvorming - op basis van de
bovengenoemde evaluatie - omtrent de doorwerking van de WPV zal
blijken of Nederland van deze uitzonderingsmogelijkheid gebruik zal
gaan maken. Deze evaluatie zal dus ook van invloed zijn op de positie
van de RET, waardoor een eventuele verzelfstandiging van de RET in
ieder geval niet voor 2004 het geval zal zijn.
Tenslotte bestaat er voor de Stadsregio de mogelijkheid om voor 2004
een aanvraag voor tijdelijke ontheffing van het aanbesteden van
railvervoer in te dienen, echter dan moet volgens de Minister wel
duidelijk worden dat het gemeentelijk vervoersbedrijf verzelfstandigd
wordt.
Ten aanzien van de infrastructuur blijft het College vooralsnog bij
het standpunt dat bij verzelfstandiging een juridische scheiding dient
te worden aangebracht tussen exploitatie en infrastructuur, zodat de
infrastructuur eigendom blijft van de gemeente. Het beheer ervan zal
in dat geval aan de exploitant (RET) worden uitbesteed.