15/11/2001
Inzet CNV Najaarsoverleg
Loon
Vanwege de onduidelijkheid ten aanzien van de economische effecten van
de aanslagen van 11 september, hebben wij gewacht met het vaststellen
van onze looneis tot afgelopen maandag. Op basis van de onlangs
gepresenteerde CPB-cijfers hebben wij een indicatieve looneis
vastgesteld van minimaal 2,25%. Per sector zullen wij bepalen of het
verantwoord is om nog iets boven op deze 2,25% te vragen, tot een
maximum van 4%. Met deze `bandbreedtebenadering' denken wij recht te
doen aan de grote verschillen en zo verantwoord maatwerk te leveren.
Reden voor paniek is er volgens ons dus niet. Wij denken zelfs dat
paniekreacties gevaarlijk zijn, omdat deze een negatieve invloed
hebben op het consumenten- en producentenvertrouwen. Dat de
topmanagers van enkele grote ondernemingen besloten hebben hun lonen
niet of nauwelijks aan te passen vinden wij dan ook een doorgeschoten
reactie. Waar de afgelopen jaren sprake was van exorbitante
verrijking, is nu plots sprake van paniek. Wat ons betreft volgen de
topmanagers, evenals de overige werknemers, de CAO-loonontwikkeling.
De loonafspraken in CAO's hebben immers al jarenlang bewezen
verantwoord te zijn, in vette en in magere jaren.
Het CNV heeft verder ook geen behoefte aan het maken van centrale
loonafspraken in het Najaarsoverleg. In het eerder bereikte akkoord
`Er is meer nodig' wordt al duidelijk gemaakt dat decentrale
CAO-partijen zich bewust zijn van hun eigen verantwoordelijkheid. Dat
is nu niet anders dan een jaar geleden.
CAO-overleg gaat over meer dan loon
In het Najaarsoverleg wil het CNV beklemtonen dat er ook in de komende
CAO-onderhandelingen aandacht moet zijn voor kwalitatieve doelen.
CAO-onderhandelingen gaan over meer zaken dan alleen loon. In `Er is
meer nodig' zijn we daar als sociale partners al uitvoerig op
ingegaan. Uit de rapportage over het gevoerde CAO-beleid blijkt dat de
initiatieven van de Stichting in een aantal CAO's zijn opgepakt. We
denken dat in de komende onderhandelingen in nog meer CAO's een
weerslag te vinden zal zijn van deze richtingwijzende uitspraken.
Je kunt dus concluderen dat sociale partners in hun beleid aansluiting
zoeken bij `Er is meer nodig'. Het is spijtig dat het kabinet
onvoldoende haar verantwoordelijkheid neemt om de sociale partners te
ondersteunen in hun kwaliteitsoffensief. Zo is in het Voorjaarsoverleg
uitvoerig gesproken over het faciliëren van scholingsactiviteiten. In
datzelfde overleg suggereerde minister Vermeend zelfs om hiervoor
extra middelen beschikbaar te stellen. Maar met name rond de fiscale
ondersteuning van de `persoonlijke ontwikkelingsrekening' wordt van de
kant van de overheid echter traag bewogen en gehamerd op
budgetneutraliteit. En dat is jammer, want je kunt niet voor een
dubbeltje op de eerste rij zitten.
Iets soortgelijks is van toepassing op de ondersteuning van flexibele
beloning. Fiscale stimulering van winstdeling is nodig, maar ook in de
collectieve sector moet een gelijkwaardige fiscale faciliteit komen.
Het CNV heeft hiervoor al verschillende keren een alternatief
gepresenteerd. Wij vinden het onacceptabel dat de werknemers in de
collectieve sector ongelijk behandeld worden op dit punt.
Wij gaan er overigens van uit dat werkgevers de komende
CAO-onderhandelingen ingaan met `Er is meer nodig' in hun achterzak.
Ook zij moeten afspraken maken over zorg en arbeid, over flexibele
beloning en over scholing en employability. Kwalitatieve doelen zijn
immers niet alleen een zaak van werknemers, maar zijn ook een
verantwoordelijkheid van werkgevers. Ook zij hebben zich achter `Er is
meer nodig' geschaard. Wij zullen hen dan ook op die aspecten
aanspreken in de CAO-onderhandelingen. Want daar gaat het om. Het
Najaarsoverleg is van belang voor de hoofdlijnen, maar het echte werk
begint straks pas in de bedrijfstakken en bedrijven.
Sociale fondsen en prestatiebeloning voor sociale partners
In onze ogen staat de premie- en reservediscussie los van het
arbeidsvoorwaardenoverleg. Arbeidsvoorwaardenbeleid moet gebaseerd
zijn op de situatie in de bedrijfstak of in het bedrijf. De premies
voor de sociale fondsen moeten gebaseerd zijn op de verwachte uitgaven
voor sociale zekerheid.
In de afgelopen dagen is van de kant van het kabinet gesuggereerd dat
er nu niet over lastenverlichting kan worden gesproken. Dat kan
volgend voorjaar wel áls blijkt dat de CAO-onderhandelingen binnen de
door het kabinet geschetste marges blijven. Het kabinet neemt de
CAO-partijen zo de maat. Het CNV voelt niets voor prestatiebeloning
voor sociale partners met behulp van lastenverlichting.
Arbeidsvoorwaardenbeleid is een verantwoordelijkheid van CAO-partijen,
er is geen behoefte aan een bovenmeester die plakplaatjes uitdeelt.
Het CNV heeft al eerder aangegeven van opvatting te zijn dat het
kabinet niet moet ingaan op de werkgeverseis om de reserves in de
sociale fondsen aan te spreken. Wij vinden wel dat de premies reëel
moeten worden vastgesteld, zoals door het Lisv jaarlijks geadviseerd
wordt. Gezien de onzekerheid die volgens het CPB nog steeds bestaat
rondom de economische verwachtingen, lijkt het ons in de huidige
situatie verstandig nog even af te wachten hoe wij er volgende jaar
voorstaan met de sociale fondsen. Als over een paar maanden blijkt dat
de premiestelling nog steeds te hoog is, kunnen we alsnog beslissen
hier wat structuurversterkends mee te doen. Tenslotte vinden wij als
CNV dat er een principieel verschil bestaat tussen de situatie bij het
werkloosheidsfonds en het arbeidsongeschiktheidsfonds. De omvang van
het werkloosheidsfonds is zo groot vanwege de gunstige situatie van de
arbeidsmarkt. De grote reserves van het arbeidsongeschiktheidsfonds
zijn echter niet te danken aan een gunstige ontwikkeling in het aantal
arbeidsongeschikten. Het is ons inziens dan ook veel logischer de
overreserves in het arbeidsongeschiktheidsfonds in te zetten voor
omvorming van de WAO. Loon
Vanwege de onduidelijkheid ten aanzien van de economische effecten van
de aanslagen van 11 september, hebben wij gewacht met het vaststellen
van onze looneis tot afgelopen maandag. Op basis van de onlangs
gepresenteerde CPB-cijfers hebben wij een indicatieve looneis
vastgesteld van minimaal 2,25%. Per sector zullen wij bepalen of het
verantwoord is om nog iets boven op deze 2,25% te vragen, tot een
maximum van 4%. Met deze `bandbreedtebenadering' denken wij recht te
doen aan de grote verschillen en zo verantwoord maatwerk te leveren.
Reden voor paniek is er volgens ons dus niet. Wij denken zelfs dat
paniekreacties gevaarlijk zijn, omdat deze een negatieve invloed
hebben op het consumenten- en producentenvertrouwen. Dat de
topmanagers van enkele grote ondernemingen besloten hebben hun lonen
niet of nauwelijks aan te passen vinden wij dan ook een doorgeschoten
reactie. Waar de afgelopen jaren sprake was van exorbitante
verrijking, is nu plots sprake van paniek. Wat ons betreft volgen de
topmanagers, evenals de overige werknemers, de CAO-loonontwikkeling.
De loonafspraken in CAO's hebben immers al jarenlang bewezen
verantwoord te zijn, in vette en in magere jaren.
Het CNV heeft verder ook geen behoefte aan het maken van centrale
loonafspraken in het Najaarsoverleg. In het eerder bereikte akkoord
`Er is meer nodig' wordt al duidelijk gemaakt dat decentrale
CAO-partijen zich bewust zijn van hun eigen verantwoordelijkheid. Dat
is nu niet anders dan een jaar geleden.
CAO-overleg gaat over meer dan loon
In het Najaarsoverleg wil het CNV beklemtonen dat er ook in de komende
CAO-onderhandelingen aandacht moet zijn voor kwalitatieve doelen.
CAO-onderhandelingen gaan over meer zaken dan alleen loon. In `Er is
meer nodig' zijn we daar als sociale partners al uitvoerig op
ingegaan. Uit de rapportage over het gevoerde CAO-beleid blijkt dat de
initiatieven van de Stichting in een aantal CAO's zijn opgepakt. We
denken dat in de komende onderhandelingen in nog meer CAO's een
weerslag te vinden zal zijn van deze richtingwijzende uitspraken.
Je kunt dus concluderen dat sociale partners in hun beleid aansluiting
zoeken bij `Er is meer nodig'. Het is spijtig dat het kabinet
onvoldoende haar verantwoordelijkheid neemt om de sociale partners te
ondersteunen in hun kwaliteitsoffensief. Zo is in het Voorjaarsoverleg
uitvoerig gesproken over het faciliëren van scholingsactiviteiten. In
datzelfde overleg suggereerde minister Vermeend zelfs om hiervoor
extra middelen beschikbaar te stellen. Maar met name rond de fiscale
ondersteuning van de `persoonlijke ontwikkelingsrekening' wordt van de
kant van de overheid echter traag bewogen en gehamerd op
budgetneutraliteit. En dat is jammer, want je kunt niet voor een
dubbeltje op de eerste rij zitten.
Iets soortgelijks is van toepassing op de ondersteuning van flexibele
beloning. Fiscale stimulering van winstdeling is nodig, maar ook in de
collectieve sector moet een gelijkwaardige fiscale faciliteit komen.
Het CNV heeft hiervoor al verschillende keren een alternatief
gepresenteerd. Wij vinden het onacceptabel dat de werknemers in de
collectieve sector ongelijk behandeld worden op dit punt.
Wij gaan er overigens van uit dat werkgevers de komende
CAO-onderhandelingen ingaan met `Er is meer nodig' in hun achterzak.
Ook zij moeten afspraken maken over zorg en arbeid, over flexibele
beloning en over scholing en employability. Kwalitatieve doelen zijn
immers niet alleen een zaak van werknemers, maar zijn ook een
verantwoordelijkheid van werkgevers. Ook zij hebben zich achter `Er is
meer nodig' geschaard. Wij zullen hen dan ook op die aspecten
aanspreken in de CAO-onderhandelingen. Want daar gaat het om. Het
Najaarsoverleg is van belang voor de hoofdlijnen, maar het echte werk
begint straks pas in de bedrijfstakken en bedrijven.
Sociale fondsen en prestatiebeloning voor sociale partners
In onze ogen staat de premie- en reservediscussie los van het
arbeidsvoorwaardenoverleg. Arbeidsvoorwaardenbeleid moet gebaseerd
zijn op de situatie in de bedrijfstak of in het bedrijf. De premies
voor de sociale fondsen moeten gebaseerd zijn op de verwachte uitgaven
voor sociale zekerheid.
In de afgelopen dagen is van de kant van het kabinet gesuggereerd dat
er nu niet over lastenverlichting kan worden gesproken. Dat kan
volgend voorjaar wel áls blijkt dat de CAO-onderhandelingen binnen de
door het kabinet geschetste marges blijven. Het kabinet neemt de
CAO-partijen zo de maat. Het CNV voelt niets voor prestatiebeloning
voor sociale partners met behulp van lastenverlichting.
Arbeidsvoorwaardenbeleid is een verantwoordelijkheid van CAO-partijen,
er is geen behoefte aan een bovenmeester die plakplaatjes uitdeelt.
Het CNV heeft al eerder aangegeven van opvatting te zijn dat het
kabinet niet moet ingaan op de werkgeverseis om de reserves in de
sociale fondsen aan te spreken. Wij vinden wel dat de premies reëel
moeten worden vastgesteld, zoals door het Lisv jaarlijks geadviseerd
wordt. Gezien de onzekerheid die volgens het CPB nog steeds bestaat
rondom de economische verwachtingen, lijkt het ons in de huidige
situatie verstandig nog even af te wachten hoe wij er volgende jaar
voorstaan met de sociale fondsen. Als over een paar maanden blijkt dat
de premiestelling nog steeds te hoog is, kunnen we alsnog beslissen
hier wat structuurversterkends mee te doen. Tenslotte vinden wij als
CNV dat er een principieel verschil bestaat tussen de situatie bij het
werkloosheidsfonds en het arbeidsongeschiktheidsfonds. De omvang van
het werkloosheidsfonds is zo groot vanwege de gunstige situatie van de
arbeidsmarkt. De grote reserves van het arbeidsongeschiktheidsfonds
zijn echter niet te danken aan een gunstige ontwikkeling in het aantal
arbeidsongeschikten. Het is ons inziens dan ook veel logischer de
overreserves in het arbeidsongeschiktheidsfonds in te zetten voor
omvorming van de WAO.