PERSBERICHT PvdA
Den Haag, 13 november 2001
HOOFDPUNTEN UIT DE PvdA-BIJDRAGE AAN DE PLENAIRE BEHANDELING VAN HET
BELASTINGPLAN 2002
Vandaag en morgen vindt in de Tweede Kamer de plenaire behandeling plaats
van het Belastingplan 2002, gesplitst in
Deel I: Arbeidsmarkt en inkomensbeleid
Deel II: Economische infrastructuur
Deel III: Milieu en vervoer
Deel IV: Successie, BTW en Artiestenregeling
Deel V: Wijziging sociale zekerheidswetgeving
Dit belastingpakket omvat een zeer omvangrijk belastingpakket met tientallen
zeer uiteenlopende onderwerpen. In totaal bevat het pakket circa fl. 3
miljard aan lastenverlichting. Daarvan is circa. 2 miljard voor
arbeidsmarkt, inkomensbeleid en de armoedeval.
De afgelopen weken zijn veel onderdelen in aparte debatten aan de orde
geweest. Dat geldt voor het algemene inkomensbeleid, successiewetgeving,
filminvesteringsaftrek, auto & fiscus, herintreders, REA-subsidies.
Tijdens de behandeling van het Belastingplan worden al deze eerdere debatten
afgerond.
PvdA-woordvoerder Jeroen Dijsselbloem heeft veel waardering voor
pragmatische oplossingen die de staatssecretaris heeft gevonden voor
allerlei losse eindjes van de stelselherziening. Met open oor voor de
praktijk en voor de Kamer zijn onder andere inmiddels aangepast het regime
voor kantinemaaltijden, bestelbussen, de artiestenregeling. Verder zijn vele
kinkjes in de kabel verholpen rond heffingskortingen o.a. in relatie de AOW.
Nog meer lof verdient de staatssecretaris voor de wijze waarop hij in korte
tijd de netelige positie van Nederland in de Europese fiscale arena heeft
opgeklaard. Ons rulingbeleid staat niet langer in het verdomhoekje maar
vormt inmiddels de standaard binnen Europa. Verdere coördinatie en
harmonisatie van de grondslag voor belastingheffing op kapitaal en winst
staat inmiddels hoog op de Brusselse agenda. En Bos en Zalm pleiten tot de
vreugde van de PvdA-fractie al voor harmonisatie van tarieven, met een
minimumtarief, een logisch sequentieel. De uitbreiding van de Unie maakt
deze discussie extra urgent.
DEEL I: Arbeidsmarkt en inkomensbeleid
Tijdens de algemene financiële beschouwingen heeft Ferd Crone een motie
ingediend die de PvdA-fractie in het Belastingplan 2002 willen effectueren.
Hierbij gaat het om:
verhoging van de aanvulle/nde kinderkorting met EUR143
Hiermee wordt een achterstand in de koopkrachtplaatjes van het kabinet opgeheven voor de inkomens van minimum tot en met modaal;
verhoging van de ouderenkorting met EUR45
Vanwege het achterblijven van met name ouderen met een klein pensioen.
Deze twee voorstellen zijn vervat in een PvdA-amendement;
verlaging van de motorrijtuigenbelasting met in totaal 10%. Kabinetsvoorstel
was 6,5%
Dit is een tegenwicht voor de indexatie van de accijnzen per 1 januari.
Verder stelt de PvdA-fractie wij o.a. voor:
verhoging afdrachtsvermindering scholing voor werkgevers in de
non-profitsector
(fl 75 miljoen)
een verruiming van de fiscale regeling voor kinderopvang door het verlagen
van de inkomenseis (fl 42 miljoen)
Deze eis is nu (voor beide partners) minimaal fl. 8676 op jaarbasis. Deze
grens zou stapsgewijs kunnen worden verlaagd richting fl. 5000. Eerste stap
in 2002: fl. 7000. Met een grens van fl. 5000 worden de kosten voor
kinderopvang ook voor deeltijders met lage inkomens in de zorg, met name
alfahulpen, eerder aftrekbaar.
DEEL II: Economische infrastructuur
De PvdA-fractie gaat, in afwachting van het Najaarsoverleg, nog niet akkoord
met de inzet van 500 miljoen lastenverlichting in de Vennootschapsbelasting.
Dit bedrag moet zodanig worden ingezet dat het bijdraagt tot een beheerste
loonkostenontwikkeling.
Wij hebben geen principiële bezwaren tegen verlaging vennootschapsbelasting.
Het is juist dat deze kabinetsperiode het bedrijfsleven nog nauwelijks
lastenverlichting heeft gehad. Wij willen echter zeker stellen dat die
lastenverlichting ook ten goede komt aan het midden- en kleinbedrijf. Wij
zullen daarom flexibel belonen schrappen en fl. 150 miljoen vrijmaken voor
specifieke MKB-faciliteiten. In een amendement van de PvdA verhogen we de
zelfstandigenaftrek met circa fl. 50 miljoen en de afdrachtskorting voor
startende innovatie ondernemers zgn. technostarters, eveneens voor circa fl.
50 miljoen.
DEEL III: Milieu en vervoer
De PvdA-fractie gaat akkoord met de voorstellen op terrein van milieu.
Echter niet met het voorstel om elektriciteit opgewekt door waterkracht uit
te sluiten van het REB-nihiltarief. Kleinschalige waterkracht moet erin
blijven.
Drie hoofdpunten over vervoer:
. Verlaging Motorrijtuigenbelasting. Kabinet stelt voor 6,5%. Wij stellen
voor 10%. Motie Crone.
. Fiscale behandeling van woon-werkverkeer door lease-auto's. Het gaat
hierbij om het rechtzetten van ongelijke behandeling tussen het
woon-werkverkeer met eigen auto en met een auto-van-de-zaak. Omdat deze
maatregel in individuele gevallen een forse lastenverzwaring oplevert
stellen wij in een amendement een overgangsregeling voor.
. Fiscale behandeling bestelbusjes. Regeling wordt mede door aandringen van
de PvdA aanmerkelijk vereenvoudigd en er komt weer onderscheid tussen
bestelbus en de luxe lease-auto. Wel zullen wij ons ervoor inzetten dat het
nieuwe regime al van betekenis kan zijn voor aangiften over het lopende
belastingjaar.
DEEL IV: Successie, BTW en Artiestenregeling
De gelijkstelling van gehuwd en ongehuwd samenwonende partners krijgt onze
steun. Wij zetten echter kanttekeningen bij de voorgestelde eis van een
notarieel vastgesteld samenlevingscontract. Wij maken bezwaren tegen de
terugwerkende kracht van het vijfjaren-termijn criterium in de
partnerdefinitie.
Problemen hebben wij met de wijze waarop samenwonenden, niet zijnde partners
in de voorgestelde definitie, in het wetsvoorstel worden behandeld. Dit
betreft bijvoorbeeld samenwonenden waarbij een van beiden verantwoordelijk
is voor de verzorging van de ander. De huidige regeling voorziet in een
geleidelijke opbouw (in vijf jaar) van een vrijstelling voor de
successierechten tot een bepaalde hoogte. Dit willen wij handhaven in het
belang van de mantelzorg.
De beoogde volledige vrijstelling van successiebelasting voor de
langstlevende partner komt ten goede aan een kleine kapitaalkrachtige groep.
Het is een faciliteit voor zo'n 945 mensen, die 70 miljoen euro kost, dus
zo'n fl. 160.000 belastingvrijstelling per geval. Hier maken wij bezwaar
tegen. Wij stellen voor de huidige vrijstelling van fl. 600.000 te verhogen
naar fl. 800.000. Dit in combinatie met de waarde van de eigen woning vrij
te stellen op 60% van de vrije verkoopwaarde. Verder willen wij het verschil
in behandeling van tariefgroep II en III in de Successiewet verkleinen.
DEEL V: Wijziging sociale zekerheidwetgeving
Hierover heeft inmiddels wetgevingsoverleg plaatsgevonden. Er worden vier
amendementen ingediend, te weten:
- Werkgevers worden met een korting op de premie WAO en AWF gestimuleerd een
arbeidsgehandicapte werknemer aan te nemen dan wel in dienst te houden. Het
eerste amendement beoogt de stimulans een gelijk bedrag te laten zijn voor
werknemers, opdat de hoogte van het inkomen van de werknemer geen rol speelt
bij de overweging van de werkgever om een arbeidsgehandicapte in dienst te
houden of te nemen. Tevens bewerkstelligt dit amendement dat de werkgever
niet heel snel over hoeft te gaan tot het declareren van werkelijk gemaakte
onkosten voor een werknemer met arbeidshandicap en een laag salaris.
- Een tweede amendement dient ter handhaving van de bestaande premiekorting
voor werkgevers die werk uit besteden aan de Sociale Werkvoorziening. Het
intrekken van de premievrijstelling met het argument dat WSW-werknemers
beter kunnen instromen in het gewone bedrijfsleven, mist zijn doel. Het
intrekken van de premiekorting leidt slechts tot betekenisvol omzetverlies
voor de sociale werkvoorziening.
- Een derde amendement beperkt de premiekorting voor werkgevers voor
werknemers ouder dan 58 jaar tot werknemers ouder dan 58 jaar die niet meer
verdienen dan het bedrag waarover WAO en WW-premies zijn verschuldigd
(maximumdagloon). De premiekorting maakt dat loonkosten voor oudere
werknemers worden verlaagd voor werkgevers met als bedoeling de instroom in
WW en WAO van oudere werknemers te verminderen. Uit informatie van het LISV
blijkt dat van de werknemers die een WW-uitkering krijgen toegekend, 89%
minder verdient dan het maximumdagloon. De beperking van de premiekorting
tot werknemers die niet meer dan het maximumpremieloon verdienen maakt dat
het instrument gericht wordt ingezet voor die groep werknemers voor wie het
WW-risico het hoogst is.
- Arbeidsongeschikten met een WAZ, WAJONG of WAO-uitkering kunnen na
werkaanvaarding worden herbeoordeeld. Het vierde amendement strekt ertoe in
alle gevallen, dat de betrokken uitkeringsgerechtigde inkomsten uit arbeid
geniet die herbeoordeling achterwege te laten voor een periode van drie
jaar, zodat die uitkeringsgerechtigde de zekerheid krijgt niet in een lagere
arbeidsongeschiktheidsklasse te worden ingedeeld als gevolg van de
werkaanvaarding.
Voor nadere informatie: Jeroen Dijsselbloem 06-10 09 47 82