Persberichten
08-11-2001
Proef bij hogescholen
Naar Europese benchmarking in het hbo
De Nederlandse hotelscholen zijn van goede kwaliteit, de curricula en
faciliteiten kwalitatief hoogwaardig en de hotelscholen sterk
internationaal gericht. Dat blijkt uit een proef door de HBO-raad met
Europese benchmarking bij hotelscholen in Leeuwarden, Maastricht,
Manchester (Engeland) en Chur (Zwitserland). Zo is het onderwijs
grotendeels Engelstalig, zijn er veel buitenlandse studenten en vinden
de meeste stages plaats in het buitenland. Manchester heeft minder
buitenlandse stages en studenten. Chur is het meest internationaal
gericht. Het merendeel van de studenten is afkomstig uit het
buitenland. Zij keren na hun studie meestal weer terug naar hun eigen
land en gaan werken in de hotelsector. Een flink deel van de
afgestudeerden in Nederland en Manchester werkt niet in de
hotelbranche, maar bijvoorbeeld in de toeristische of financiële
sector.
Het is de eerste keer dat een proef met Europese benchmarking in het
hoger beroepsonderwijs is gehouden. Door dit experiment zijn de
deelnemende hotelscholen in staat gesteld om zichzelf internationaal
te vergelijken. Bovendien heeft de HBO-raad hierdoor ervaring opgedaan
met methoden voor internationale benchmarking. Uit de pilot is onder
meer gebleken dat de verschillen in nationale onderwijssystemen,
begrippen en culturen groot kunnen zijn en dat daarmee terdege
rekening moet worden gehouden bij het maken van internationale
vergelijkingen. De resultaten van de proef zijn vastgelegd in het
rapport Towards European Benchmarking. Maria van der Hoeven, lid en
tot voor kort voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen van de Tweede Kamer, nam op 8 november 2001
het eerste exemplaar van het rapport in ontvangst uit handen van de
voorzitter van de HBO-raad, prof.dr. Frans Leijnse.
Uit de proef blijkt verder dat in de bekostiging en regulering van het
onderwijs grote verschillen optreden tussen de hotelscholen.
Bijvoorbeeld de Nederlandse hotelscholen en Manchester zijn publiek
bekostigd, terwijl bij Chur (en andere Zwitserse hotelscholen) sprake
is van private financiering. Studenten betalen veel meer voor het
volgen van een studie in Chur dan in Nederland en Manchester. De
verhouding tussen theorie en praktijk verschilt per hotelschool. Zo is
Chur meer op de praktijk gericht, terwijl Manchester een sterker
theoretisch accent heeft. De onderzoekscomponent is in Manchester meer
ontwikkeld dan bij de andere hotelscholen. Kenmerkend voor de
Nederlandse hotelscholen is dat het programma meer studentgeoriënteerd
is opgezet, met een grotere actieve bijdrage van studenten, dan bij de
Europese hotelscholen.
Aansluitend op de eerder gehouden Nederlandse visitatie van
hotelscholen heeft dezelfde internationaal samengestelde commissie de
hotelscholen in Manchester en Chur bezocht. Daarbij is gebruik gemaakt
van quick scans van de hotelscholen en van de resultaten van een
seminar met de deelnemende hotelscholen. Voor de benchmarking heeft de
commissie een vergelijking tussen de hotelscholen gemaakt op basis van
tien kwaliteitsaspecten. De gebruikte methoden vormen goede
startpunten voor verdere ontwikkeling van internationale benchmarking.
In de toekomst zou internationale benchmarking een onderdeel kunnen
gaan vormen van Nederlandse visitaties.
De commissie die de hotelscholen in Manchester en Chur heeft bezocht,
bestond uit de volgende personen:
* Dr. Frank McMahon, voorzitter, Director of Academic Affairs,
Dublin Institute of Technology, Dublin, Ierland
* De heer David L.N. Battersby, Hospitality and Leisure Manpower,
Managing Director, Human Resource Strategy, Londen
* De heer Paul Borchert, voormalig general manager Hilton Schiphol,
Leiden
* Mevrouw Gill Murdoch, Accreditation Officer EFAH, Hertford,
Engeland
* De heer Jos Plaizier, secretaris van de commissie namens de
HBO-raad
EINDE PERSBERICHT