European Union

EURO-MEDITERRANEAN CONFERENCE OF MINISTERS FOR FOREIGN AFFAIRS -

PRESIDENCY CONCLUSIONS - Brussels 6.11.2001 Press Release: Brussels (06-11-2001) - Press: 406 - Nr: 13582/01
---
Brussel,
6 november 2001

13582/01 (Presse 406)

(OR. fr)

EUROPEES-MEDITERRANE CONFERENTIE

VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

(Brussel, 5 en 6 november 2001)

CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP


1. Tijdens de Europees-mediterrane Conferentie van de ministers van Buitenlandse Zaken, van 5 en 6 november 2001 in Brussel, is gebleken dat in de nieuwe internationale context alle partners het proces van Barcelona als een essentieel en geprefereerd kader voor dialoog en samenwerking tussen de Europese Unie en de landen aan de zuid- en de oostkant van de Middellandse Zee beschouwen.
2. De ministers herhaalden dat zij de terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten onvoorwaardelijk veroordelen. Zij gaven daarbij te kennen dat zij terrorisme overal ter wereld volstrekt veroordelen en betuigden hun solidariteit met de volkeren die er het slachtoffer van zijn. Zij beschouwen deze daden als een aanval tegen de gehele internationale gemeenschap, tegen alle leden daarvan, ongeacht de religies en culturen waartoe zij behoren. De ministers stelden pogingen om terrorisme en de Arabische wereld of de Islam over een kam te scheren formeel aan de kaak als gevaarlijk en ongefundeerd. In dat opzicht werd door allen het belang onderstreept van het proces van Barcelona als een goed en erkend instrument ter bevordering van de dialoog op voet van gelijkheid tussen culturen en beschavingen. De ministers kwamen overeen de huidige dialoog tussen culturen en beschavingen te intensiveren en vooral een accent te leggen op jeugd, onderwijs en media.

3. De ministers hebben onderling van gedachten gewisseld over de huidige internationale situatie, met inbegrip van de economische gevolgen; deze vormt tegelijkertijd een uitdaging en een kans. Zij hebben nogmaals verklaard vastbesloten te zijn om ten volle, op gecoördineerde wijze deel te nemen aan de coalitie tegen terrorisme onder leiding van de Verenigde Naties. Zij waren van mening dat terrorisme een bedreiging en een plaag is, die zij veroordeelden in al zijn vormen en aspecten en met grote vastberadenheid gezamenlijk zullen bestrijden. Terrorisme als mondiaal verschijnsel moet worden bestreden in een geest van solidariteit. Beklemtoond werd dat de onderliggende oorzaken van terrorisme moeten worden aangepakt.

4. In dat opzicht waren de ministers verheugd over de aanneming van Resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die strekt tot het wegnemen van iedere vorm van steun aan terroristen, en zij zegden toe snel de vereiste maatregelen voor de uitvoering ervan te nemen. Voorts verbonden zij zich ertoe multilateraal en bilateraal alles in het werk te stellen opdat hun staten alle verdragen van de Verenigde Naties zouden ondertekenen, ratificeren en uitvoeren, met name het Verdrag van december 1999 ter bestrijding van de financiering van terrorisme, en om in alle bevoegde internationale fora samen te werken om dit algemeen kader te completeren. De ministers spraken hun steun uit voor de inspanningen ter bespoediging van de onderhandelingen binnen de Verenigde Naties over een mondiaal terrorismeverdrag dat een universeel referentiekader voor de vele internationale rechtsinstrumenten zou moeten opleveren.

5. De Europees-mediterrane partners merkten op dat het samenbrengen van alle landen in een eerlijk wereldsysteem van welvaart en ontwikkeling de stabiliteit van de internationale gemeenschap zou moeten versterken, en herhaalden dat zij gecommitteerd zijn aan de doelstellingen van de drie onderdelen van de Verklaring van Barcelona en aan een evenwichtige behandeling van die drie onderdelen. Zij hebben in dat verband met belangstelling nota genomen van de conclusies van het mediterraan forum dat op 25 en 26 oktober 2001 te Agadir (Marokko) heeft plaatsgevonden.
Bijdrage van het partnerschap aan de stabiliteit in het Middellandse-Zeegebied

6. De ministers hebben van gedachten gewisseld over de jongste ontwikkelingen in het Midden-Oosten. Zij toonden zich uitermate bezorgd over de toestand, die als maar ernstiger wordt en grote gevaren oplevert voor de stabiliteit in de regio. Zij betreuren het verlies aan mensenlevens en het leed dat het geweld aan de burgerbevolkingen berokkent.

7. Om verder te gaan dan louter verklaringen af te leggen, doen de ministers een dringend beroep op alle betrokken partijen om zonder verwijl en onvoorwaardelijk de onderhandelingen te hervatten met het oog op de uitvoering van de aanbevelingen van het rapport MITCHELL en het plan TENET, en om de legitieme rechten en verwachtingen van de volkeren van de regio te eerbiedigen omtrent een alomvattende, rechtvaardige en duurzame vrede, gestoeld op een getrouwe toepassing van de Resoluties 242 en 338 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de beginselen van de Conferentie van Madrid, inclusief het beginsel land voor vrede, en de Oslo-akkoorden en de latere akkoorden, die eerder tot tastbare resultaten in de praktijk en tot aanzienlijke vorderingen aan de onderhandelingstafel hebben geleid.

8. De ministers onderstreepten dat de onderhandelingen het volgende doel moeten hebben:


· Voor de Palestijnen: vorming van een onafhankelijke, leefbare, democratische staat en beëindiging van de bezetting van hun gebieden.

· Voor de Israëli's: binnen internationaal erkende grenzen in vrede en veiligheid leven.

In het streven naar vrede moeten alle aspecten aan bod komen, en met name een billijke oplossing voor het vluchtelingenprobleem.


9. De voorzitter heeft nota genomen van de door de ministers over het algemeen positief bejegende idee van een door beide partijen aanvaard onpartijdig toezichtsmechanisme dat hen zou helpen om hun meningsverschillen te overwinnen en om de hinderpalen die zij bij hun verzoeningspogingen tegenkomen uit de weg te ruimen.


10. Ter afsluiting van het debat verzoekt het voorzitterschap de Israëlische autoriteiten om onverwijld hun troepen volledig terug te trekken uit de gebieden die exclusief onder Palestijns bestuur vallen (zogenaamd A-zones). De Palestijnse autoriteit wordt verzocht degenen die verantwoordelijk zijn voor gewelddaden jegens Israël aan te houden en gerechtelijk te vervolgen. Het voorzitterschap spoort de twee partijen aan om het geweld te beëindigen.


11. De ministers hebben tevens verklaard terdege te beseffen dat het voor de totstandbrenging van een alomvattende en duurzame vrede in de regio onontbeerlijk is zo spoedig mogelijk de besprekingen over het Israëlisch-Syrische en het Israëlisch-Libanese spoor te hervatten, zulks in het licht van bovengenoemde beginselen.

Politiek en veiligheid


12. De ministers hebben nota genomen van de inspanningen die sinds de Conferentie van Marseille zijn geleverd om, zonder het Europees-mediterraan handvest voor vrede en stabiliteit af te wachten, de politieke dialoog voort te zetten en te verdiepen met als doel het partnerschap te versterken. De inspanningen betroffen concrete gebieden van gemeenschappelijk belang, zoals terrorismebestrijding, migratie en uitwisseling van personen, conflictpreventie en mensenrechten. Voorts hebben zij nota genomen van de uitwisseling van inlichtingen over de regionale ontwikkelingen op veiligheidsgebied. Wat het handvest betreft, herhaalden de ministers dat zij een bijzonder belang hechten aan dit ontwerp, dat een zeer nuttige rol zou moeten spelen bij het begeleiden van de ontwikkeling van het vertrouwen en de versterking van de stabiliteit in de regio, met name met het oog op de periode na het vredesproces. Zij bevestigden het in Marseille aan de Hoge ambtenaren verstrekt mandaat om hun werkzaamheden voort te zetten en af te ronden, zodat het handvest voor vrede en stabiliteit kan worden aangenomen zodra de situatie dit toelaat.


13. De ministers betoonden zich ingenomen met het feit dat er op 22 oktober weer een vergadering van de Hoge ambtenaren is gehouden over migratie en de uitwisseling van personen, die werd voorafgegaan door twee deskundigenvergaderingen op 13 juni. Zij gaven de Hoge ambtenaren opdracht tot voortzetting en intensivering van de dialoog over dit gevoelige onderwerp, dat overigens ook een vast element zou moeten zijn van een door de 27 partners overeen te komen regionaal programma in het derde onderdeel.


14. De ministers hebben hun tevredenheid uitgesproken over de voortzetting van de politieke dialoog over met name de mensenrechten door middel van nationale en regionale presentaties, die bijdragen tot vergroting van de kennis, en dus van het wederzijds begrip, van de referentiesystemen van de partners. Zij noemden dit een eerste etappe en verbonden zich ertoe de dialoog over dit gevoelig onderwerp te intensiveren, teneinde de doeltreffendheid ervan te vergroten.


15. De ministers bevestigden het mandaat van de Hoge ambtenaren om, met consolidatie van de reeds in werking zijnde maatregelen, geleidelijk partnerschapsmaatregelen te ontwikkelen ter versterking van de goede nabuurschapbetrekkingen op regionale of subregionale basis. Zij hebben de Hoge ambtenaren aanbevolen hun inspanningen voort te zetten om de dialoog uit te breiden tot andere onderwerpen, zoals de regionale ontwikkelingen inzake veiligheid, ontwapening en consolidering van de rechtsstaat, alsook ieder ander onderwerp dat in het kader van de nieuwe internationale situatie nuttig zou kunnen blijken. De ministers betoonden zich met name ingenomen met de vooruitgang die is geboekt in de partnerschapsgraad met betrekking tot een systeem om rampen te voorkomen en te beheersen en de gevolgen ervan te verlichten. Ze verzochten de Hoge ambtenaren om na te gaan met welke middelen hun politieke dialoog beter gestructureerd kan worden in een geest van partnerschap.


16. De ministers verzochten de Hoge ambtenaren om hun dialoog over terrorismevraagstukken voort te zetten door middel van een derde ad hoc-vergadering die zo spoedig mogelijk gehouden dient te worden.

Economisch en financieel partnerschap


17. De ministers hebben er akte van genomen dat het Europees-mediterraan comité, overeenkomstig de conclusies van Marseille, op 19 oktober 2001 een eerste vergadering heeft gewijd aan een versterkte economische dialoog, waarbij macro-economische vraagstukken van gemeenschappelijk belang konden worden aangeduid. Zij besloten om prioritair het verband tussen groei en werkgelegenheid te laten behandelen op het niveau van de Hoge ambtenaren met bevoegdheid voor deze beleidsgebieden. Daartoe zal er een vergadering worden gehouden in de eerste helft van 2002. Tot de andere aangeduide vraagstukken behoren overheidsfinanciën, fiscale en bestuurlijke hervormingen en het functioneren van de markten. De ministers zijn overeengekomen dat er in het kader van de versterkte economische dialoog een evaluatie moet worden gemaakt van de economische gevolgen van de gebeurtenissen van 11 september.


18. De ministers hebben gewezen op het belang van buitenlandse private investeringen voor met name een stabiele groei in de regio. In dat opzicht waren zij verheugd over de lancering van een regionaal programma voor de oprichting van een netwerk van nationale agentschappen die met de bevordering van investeringen worden belast, zulks om de investeringen in de mediterrane partnerlanden te bevorderen en op te voeren. Zij merkten op dat de Europese Investeringsbank, met financiële steun van het MEDA-programma, ook een regionaal programma aan het opzetten is om risicokapitaal te ondersteunen. Zij riepen ertoe op om met het oog op hun volgende Ministeriële Conferentie in Valencia in april 2002 te bestuderen welke nieuwe initiatieven er ontplooid kunnen worden om de aantrekkingskracht van de regio voor rechtstreekse buitenlandse investeringen te vergroten.


19. De ministers namen met tevredenheid nota van de eerste Europees-mediterrane bijeenkomst van de ministers van Handel van 29 mei 2001 in Brussel. Tijdens die bijeenkomst zijn er twee werkgroepen ingesteld: de ene groep, die reeds tweemaal heeft vergaderd, bespreekt de oorsprongsregels en heeft tot taak te bezien hoe de mediterrane landen in het pan-Europese stelsel van cumulatie van oorsprong opgenomen kunnen worden; de andere groep moet zich buigen over de diensten en het recht van vestiging met het oog op een grotere mate van liberalisering, en zal in december a.s. vergaderen. Een tweede bijeenkomst van de ministers van Handel zal op 19 maart 2002 in Toledo plaatsvinden.


20. Op het gebied van het milieu waren de ministers ingenomen met het feit dat in juli 2002 in Athene de tweede Europees-mediterrane Ministeriële Milieuconferentie zal worden gehouden. In die Conferentie moet een nieuwe impuls worden gegeven aan het in november 1997 te Helsinki aangenomen prioritair milieuactieprogramma op korte en middellange termijn, een strategie worden ontwikkeld voor een betere integratie van milieubescherming in het nationale beleid, en worden gezorgd voor een efficiëntere coördinatie en coherentie tussen de verschillende internationale milieufora.


21. De ministers legden het accent op:


- het positieve signaal dat is afgegeven door de ondertekening in Luxemburg op 26 juni ll. van de associatieovereenkomst met Egypte;
- het vooruitzicht om spoedig, mogelijk nog voor het einde van het jaar de lopende onderhandelingen met Libanon en Algerije te kunnen afsluiten, en de vorderingen die bij de onderhandelingen met Syrië zijn gemaakt;

- het aandringen op bespoediging van de procedures voor de ratificering van de reeds ondertekende overeenkomsten;
- de noodzaak om vooruitgang te boeken in de zuid-zuidhandel en de regionale integratie. In dat opzicht werd de Verklaring van Agadir van mei 2001, waarin de oprichting van een vrijhandelszone tussen Marokko, Tunesië, Egypte en Jordanië werd aangekondigd, als zeer positief bestempeld, en de Europese Unie heeft bevestigd dat zij dit project politiek steunt en bereid is technische bijstand te verlenen voor de verwezenlijking van dat proces op basis van haar eigen ervaringen;

- de lancering van het programma voor de totstandbrenging van de Europees-mediterrane economische ruimte, ter bevordering van de onderlinge aanpassing van het administratieve en regelgevende kader van de Europees-mediterrane markten op basis van de ervaringen met de interne markt. In dat verband waren de ministers ingenomen met de komende bijeenkomst van de Europees-mediterrane ministers van Industrie in Malaga op 9/10 april 2002;
- hun tevredenheid over de uitvoering van het Eumedis-programma betreffende de informatiemaatschappij;

- het belang van de ontwikkeling van regionale infrastructuur, met name met de instelling van netwerken en een bestuurlijk en wetgevend kader in de sectoren vervoer, energie, telecommunicatie en milieubescherming. Daarbij werd de belangrijke rol van de EIB onderstreept.


22. Met betrekking tot de financiële samenwerking hebben de ministers hun tevredenheid uitgesproken over de vooruitgang die dit jaar is geboekt met de nieuwe procedures voor de uitvoering van MEDA. Zij spoorden alle betrokken partijen aan om zich daar verder voor te blijven inzetten. In 2000 bedroeg de toewijzing uit hoofde van MEDA 879 miljoen aan vastleggingskredieten en 335 miljoen aan betalingskredieten. Voor de EIB bedroegen de vastleggingen bijna
1,3 miljard. De ministers namen nota van diverse positieve punten van de uitvoering van deze financiële samenwerking: verbeterde coördinatie ter plaatse dankzij de nieuwe mechanismen tussen de EU en de mediterrane landen en met de andere internationale donoren, oprichting van het bureau EuropeAid, start van de deconcentratie van de hulp en een meer geconcentreerde en strategischer aanpak van de financiële hulp.

Sociaal, cultureel en menselijk partnerschap


23. De ministers hebben het belang en het unieke karakter van dit onderdeel bevestigd en hebben nogmaals onderstreept dat de strijd aangebonden moet worden met iedere vorm van racisme en met alle soorten vooroordelen of stereotypen, zowel van culturele als van godsdienstige aard. De ministers gingen ermee akkoord dat verder werk wordt gemaakt van de dialoog van culturen en beschavingen in het Europees-mediterrane Comité, met een bijzondere nadruk op jeugd, onderwijs en media.


24. De ministers hebben nota genomen van de initiatieven van Griekenland voor een dialoog tussen godsdiensten en het bevorderen van vrede en wederzijds begrip dankzij de sport en het Olympisch bestand.


25. De ministers hebben nota genomen van een verslag van het voorzitterschap over de stand van de besprekingen in het Europees-mediterrane Comité over migratie, gerechtelijke samenwerking en bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Ze wezen op het belang van het starten van een regionaal programma voor gemeenschappelijke problemen waarvan de oplossing van groot belang is voor de ontwikkeling van de fundamentele waarden waarop het partnerschap gebaseerd is. Zij achtten deze werkzaamheden bemoedigend, omdat er op bepaalde punten vorderingen konden worden gemaakt. De ministers verzochten het Europees-mediterrane Comité om zijn besprekingen voort te zetten, teneinde zo mogelijk nog vóór de bijeenkomst van Barcelona V, in een geest van partnerschap en in het kader van een alomvattende aanpak overeenstemming te bereiken over een beleidsdocument.


26. De ministers hebben een verslag gehoord van de Belgische vice-eerste minister van Werkgelegenheid, mevrouw Onkelinx over de werkzaamheden van het Forum over de rol van de vrouw in de economische ontwikkeling (Brussel, 14 juli 2001). Zij bevestigden de conclusies van dat Forum, waarin werd onderstreept dat de rol van de vrouw in het economisch leven bevorderd moet worden met inachtneming van de godsdienstige en culturele waarden. Meer bepaald zullen er maatregelen worden getroffen ter verbetering van de toegang tot en de deelneming aan de arbeidsmarkt en het zakenleven van vrouwen (bijvoorbeeld door hun toegang tot financiële instrumenten te vergemakkelijken). Daarnaast werd aanbevolen het beginsel van gelijke kansen voor man en vrouw in alle aspecten van het partnerschap in aanmerking te nemen. De ministers bevestigden dat in de nationale programma's rekening gehouden moet worden met de sociale gevolgen van de economische overgang. Hoewel de sociale dimensie in alle onderdelen van het partnerschap aanwezig is, achtten de ministers het raadzaam acties ten behoeve van de meest kansarme en kwetsbare bevolkingsgroepen uit te voeren. Rekening houdend met het hoge percentage jongeren bevalen de ministers in dat verband de opstelling aan van een regionaal samenwerkingsprogramma voor onderwijs en beroepsopleiding, en van een regeling voor het oprichten van een Europees-mediterraan waarnemingscentrum voor werkgelegenheid en beroepsopleiding.


27. De ministers namen nota van de vooruitgang die in het kader van de bestaande programma's op cultureel en sociaal gebied is geboekt, en met name van het begin van de tweede fase van het programma Euromed Heritage begin 2001, en van de tweede fase van het programma Euromed Audiovisual, dat zal geschieden zodra de lopende activiteiten zijn geëvalueerd. Wat ten slotte het programma Euromed Youth betreft, beklemtoonden de ministers het toegenomen belang van dit programma voor de bestrijding van vooroordelen en stereotypen en kwamen zij overeen het programma gedurende de komende drie jaar te continueren.


28. Om de zichtbaarheid van het partnerschap te vergroten, hebben de ministers besloten in 2002 een regionaal informatie- en communicatieprogramma te starten.


29. De ministers beklemtoonden de inbreng van de civiele samenleving ten aanzien van alle aspecten van het partnerschap. Zij namen in het bijzonder nota van de conclusies van het civiele forum dat op 19 en 20 oktober in Brussel plaatsvond rond de volgende drie thema's: vrede en voorkoming van conflicten, migratie en verkeer van personen, en culturele uitwisseling. De ministers hebben de actoren van de civiele samenleving aangespoord de handen ineen te slaan om beter aan de voorwaarden en doelstellingen van de regionale programma's te kunnen beantwoorden.

0

0 0


30. De ministers hebben bevestigd dat de vijfde Europees-mediterrane Conferentie van de ministers van Buitenlandse Zaken (Barcelona V) op 22 en 23 april in Valencia (Spanje) wordt gehouden.


---

---