Ministerie van Justitie

06.11.01

Verruiming verjaringstermijnen, onderzoek naar beperking ne bis in idem-beginsel

Er komt een verruiming van de verjaringstermijnen voor de vervolging van ernstige misdrijven. De verjaringstermijn voor feiten met een maximum straf van tien jaar of meer wordt verlengd van vijftien naar twintig jaar. Voor feiten met een maximum straf van levenslang gaat de verjaringstermijn van achttien naar dertig jaar. De verjaringstermijnen voor lichtere feiten - variërend van twee tot twaalf jaar - blijven ongewijzigd. Verder komt er een deskundigenonderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid het zogeheten ne bis in idem beginsel te beperken. Dat staat in een brief die minister A.H. Korthals van Justitie vandaag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Verjaringstermijnen

De feiten waarvoor de verjaringstermijn wordt verruimd zijn bijvoorbeeld: zware zedenmisdrijven, gijzeling, doodslag, moord, zware vormen van mishandeling, zware vormen van diefstal met geweld etc. Van oudsher gelden er drie argumenten voor het fenomeen verjaring. Ten eerste vermindert de strafbehoefte door tijdsverloop. De minister constateert echter dat er bij ernstige delicten wel degelijk een gerechtvaardigde maatschappelijke behoefte aan bestraffing van een delict kan bestaan, ook na de huidige maximale verjaringstermijn. De tweede grond is dat het in de loop der tijd moeilijker wordt in een strafrechtelijk onderzoek betrouwbaar bewijs te vergaren, bijvoorbeeld door getuigenverhoor. Met nieuwe technieken, zoals de DNA-techniek, is de mogelijkheid vergroot dat na lange tijd toch nog betrouwbaar bewijs wordt vergaard. Dat argument gaat dus niet meer volledig op, aldus Korthals. Ook de gedachte dat het leed dat de dader in al die jaren inmiddels heeft doorgemaakt - bijvoorbeeld in een vrijwillige ballingschap of een voortdurende vlucht - een surrogaat kan zijn voor een niet ondergane straf kan heden ten dage geen grond vormen voor een maximum verjaringtermijn van achttien jaar, aldus Korthals. "Het is moeilijk vast te stellen hoe het leed dat de dader heeft doorgemaakt zich verhoudt tot de niet ondergane straf".

Stuiting verjaring

Elke daad van vervolging zal de verjaring stuiten. Nu stuit een daad van vervolging de verjaring slechts wanneer de vervolgde ermee bekend is of wanneer daarvan bij rechtsgeldige betekening mededeling is gedaan. Naar huidige regels kan stuiting eindeloos plaatsvinden. Korthals stelt voor die mogelijkheid te beperken tot het dubbele van de wettelijke verjaringstermijn.

Herziening en "ne bis in idem"

In de brief gaat Korthals ook in op de vraag of het wenselijk is om, ondanks een onherroepelijke vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging, een zaak te kunnen heropenen wanneer er belangrijke nieuwe aanwijzingen of bewijzen zijn. Dit wordt wel 'herziening ten nadele' genoemd. Nu bestaat een dergelijke herzieningsmogelijkheid alleen na een veroordeling, en kan zij dus alleen in het voordeel van de veroordeelde werken. Het zogenoemde ne bis in idem beginsel (niemand wordt twee maal voor hetzelfde feit vervolgd) betekent dat de geldigheid van een onherroepelijke uitspraak van een rechter in beginsel niet kan worden aangetast. Dit is in het belang van de rechtszekerheid van de vervolgde, het voorkomen van een tweede bestraffing voor hetzelfde feit en in het belang van het gezag van rechterlijke uitspraken.

Volgens Korthals bieden internationale verdagen, met name het zevende protocol bij het EVRM, beperkte mogelijkheden voor herziening ten nadele. De opvattingen over herziening ten nadele zijn in de ons omringende landen niet eenduidig. Zo bestaat de mogelijkheid in Duitsland, Oostenrijk en Groot Brittannië, terwijl België en Frankrijk herziening ten nadele hebben uitgesloten.

Onderzoek

Korthals concludeert dat er op korte termijn geen dringende noodzaak bestaat tot de aanpassing van bestaande regels. Wel wil Korthals dat de regelgeving in een nader onderzoek door een externe deskundige onder de loep wordt genomen. Daarbij stelt hij de volgende vragen:

"1. Bestaat er aanleiding tot aanpassing van de wettelijke regeling in die zin dat heropening van de strafvervolging mogelijk wordt indien komt vast te staan dat een vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging onregelmatig tot stand is gekomen, dan wel zich in verband daarmee een nieuwe omstandigheid heeft voorgedaan? Daarbij valt te denken aan de gevallen genoemd in het Duitse recht, te weten vervalsing van documenten, een valse verklaring van getuigen of deskundigen, het handelen in strijd met de ambtsplicht door een rechter, dan wel het afleggen van een bekentenis nadat de procedure is afgesloten.

2. Wegen de voordelen van een wetswijziging op tegen de nadelen, onder meer bestaande in een beperking van de rechtskracht van rechterlijke einduitspraken alsmede de mogelijkheid dat na een vrijspraak welke in kracht van gewijsde is gegaan onderzoekshandelingen plaatsvinden, in het besef dat complexe vraagstukken als het ne bis in idem-beginsel, de leer van hetzelfde feit, het gezag van gewijsde alsmede de betekenis van de strafrechtelijke procedure als zodanig opnieuw doordenking behoeven?"

Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie, telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@best-dep.minjust.nl,
fax: (070) - 3707594

Laatst gewijzigd: 06-11-2001