Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Antwoorden op kamervragen over de enkelvoudige aanbeveling van de burgemeestersbenoeming voor de raad in de gemeente Wijchen
Een parlementair stuk bij het onderwerp Burgemeesters 6 november 2001
Vragen van het lid Te Veldhuis (VVD)
(http://jasmine.dds.nl/~pdc/9223000/p/p102743.htm) over de enkelvoudige aanbeveling door de gemeenteraad van Wijchen voor de benoeming van een nieuwe burgemeester, die niet overeenkomt met de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever dat een aanbeveling tenminste twee personen moet omvatten en dat alleen in geval van herindelingen of van objectieve overmacht van een meervoudige aanbeveling mag worden afgeweken. (Ingezonden 2 oktober 2001).
1. Vraag
Hebt u kennisgenomen van de enkelvoudige aanbeveling door de raad van de gemeente Wijchen voor de benoeming van een nieuwe burgemeester?

1. Antwoord
Ja

2. Vraag
Deelt u de mening dat zon enkelvoudige aanbeveling niet overeenkomt met de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever dat een aanbeveling tenminste twee personen dient te omvatten en dat alleen in geval van herindelingen of van objectieve overmacht van een meervoudige aanbeveling mag worden afgeweken (bijvoorbeeld bij overlijden)?

2. Antwoord
Ja

3. Vraag
Zult u deze enkelvoudige aanbeveling als zodanig niet aanvaarden omdat er geen sprake is van objectieve overmacht (zoals door u toegezegd in de Tweede en Eerste Kamer)? Hoe zult u in dit geval handelen?
3. Antwoord
De openstelling van de vacature vond plaats in de Staatscourant van 5 juni 2001.
Na de wijziging van de Gemeentewet per 1 augustus jl. heeft de commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland op 21 augustus contact gehad met de gemeente Wijchen over de lopende procedure. Hem bleek dat de vertrouwenscommissie en het college van B&W er de voorkeur aan gaven om de procedure, die onder de oude regelgeving was gestart, ook volgens die regels af te wikkelen. De commissaris kon zich daarin vinden. In het overleg dat de commissaris op 7 september jl. met de vertrouwenscommissie had bleek hem echter dat de raad inmiddels van opvatting was veranderd en van mening was dat de procedure volgens de nieuwe regelgeving moest worden voortgezet. Daartoe was de verordening op de vertrouwenscommissie op 6 september jl. aangepast aan de nieuwe regelgeving. De commissaris heeft ingestemd met het volgen van de nieuwe procedure omdat hij het benoemingsproces niet wenste te belasten met onenigheid over de te volgen procedure. De door de commissaris geselecteerde kandidaten zijn vervolgens door de commissaris en door de vertrouwenscommissie op de hoogte gesteld dat de procedure verder overeenkomstig de nieuwe regelgeving zou verlopen. De vertrouwenscommissie heeft in haar verslag van bevindingen de raad meegedeeld dat enkele sollicitanten bij hun gesprek met de commissie hadden aangegeven er bezwaar tegen te hebben dat hun sollicitatie openbaar zou worden gemaakt. Deze sollicitanten gaven voorts te kennen hun sollicitatie te zullen intrekken als zij als tweede op een openbare aanbeveling zouden komen staan. De commissie heeft daarop de belangen van sollicitanten willen beschermen en twee sollicitanten die geen kans maakten op een plaats op de concept-aanbeveling, daarvan in kennis gesteld, waarop deze sollicitanten hun sollicitatie hebben ingetrokken. Een van de andere sollicitanten heeft in een tweedewilde worden. Wel wilde hij de besloten beraadslaging in de gemeenteraad afwachten alvorens een besluit te nemen over de intrekking van zijn sollicitatie. De vertrouwenscommissie en de raad hebben dit verzoek gehonoreerd. Nadat de voorzitter van de vertrouwenscommissie hem had medegedeeld dat hij als tweede op de openbare aanbeveling zou worden geplaatst, heeft deze sollicitant zich teruggetrokken. De raad zag zich daarop genoodzaakt te volstaan met een enkelvoudige aanbeveling en deze te rechtvaardigen met een beroep op overmacht.
Geconstateerd moet worden dat de vertrouwenscommissie en de raad zich bij de overstap van de oude naar de nieuwe procedure geen rekenschap hebben gegeven van het feit dat de circulaire, waarin de nieuwe procedure beschreven wordt, een voortijdige informatie aan sollicitanten over hun (niet-)plaatsing op de aanbeveling uitsluit. In paragraaf XI. 5 van de circulaire wordt bepaald dat de raad elke op de aanbeveling geplaatste kandidaat op de hoogte stelt van het feit dat hij of zij op de aanbeveling staat die aan de minister wordt gezonden. Dat betekent dat kandidaten pas worden geïnformeerd nadat de raad het besluit tot aanbeveling heeft genomen en dit besluit publiek is gemaakt. Uit de aanbiedingsbrief bij de aanbeveling van de raad is mij gebleken dat de raad meende correct te handelen door de beide kandidaten van hun plaats op de aanbeveling op de hoogte te stellen alvorens de aanbeveling openbaar te maken. Daarmee werd echter een situatie gecreëerd die de wet en de circulaire juist beogen te voorkomen. Gezien het voorgaande constateer ik dat hier geen sprake is van een bijzonder geval in de zin van de wet. Dat betekent dat ik niet gebonden ben aan de aanbeveling en op grond van eigen afwegingen een besluit zal nemen. Ik zal mij bij mijn voordracht mede baseren op het verslag van de commissaris met betrekking tot de gevolgde procedure waarin hij tevens zijn oordeel geeft over de sollicitanten.

4. Vraag
Vormt dit onjuiste voorbeeld dan wel precedent een extra aanleiding om de door u in de Eerste Kamer toegezegde formele wijziging (voor een uitdrukkelijke meervoudige aanbeveling) nu zo snel mogelijk in procedure te brengen? En zo ja, wanneer kan een dergelijk wetsvoorstel worden tegemoet gezien?
4. Antwoord
De aanbeveling van Wijchen is in de raadsvergadering van 24 september jl. vastgesteld. De ministerraad is op 28 september akkoord gegaan met het wetsvoorstel. Het ligt thans voor advies bij de Raad van State.

Relevante links:
Biografie van het kamerlid Te Veldhuis