Van de Camp: onderwijsinspectie krijgt te veel te zeggen
Een school is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en legt daarover vooral verantwoording af aan de afnemers van dat onderwijs: ouders en leerlingen. Het gaat dan om de vraag: doen scholen wat zij beloven en doen zij wat ze beloven goed? In het wetsvoorstel op het Onderwijstoezicht is er geen sprake van evenwicht tussen inspectie en scholen, maar van een eenzijdige "macht" aan de kant van de inspectie. De inspectie beoordeelt scholen nu op deugdelijkheid, maar beoordeelt scholen als het wetsvoorstel doorgaat ook op basis van andere aspecten van kwaliteit, zoals leerstofaanbod, pedagogisch klimaat en het schoolklimaat. En dit laatste raakt de vrijheid van onderwijs waar de overheid van af hoort te blijven, vindt het CDA-kamerlid Wim van de Camp.
Het wetsvoorstel Onderwijstoezicht beoogt de kwaliteit van het onderwijs te
bevorderen door de publieke verantwoording daarover te vergroten. De
inspectie krijgt hiertoe twee nieuwe taken toegekend: het periodiek
beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs aan de hand van een
toezichtskader dat de inspectie dan zelf opstelt en het openbaar maken van
die oordelen.
Als de Inspectie via kwaliteitsaspecten scholen gaat beoordelen, bestaat het
risico dat scholen gaan leveren wat de Inspectie wil, in plaats van energie
te steken in eigen kwaliteitsontwikkeling en evaluatie. Van de Camp vreest
dat dit ten koste gaat van de eigenheid van scholen. Hij wil dat de
inspectie uitgaat van de eigen kwaliteitszorg van de school. Alleen als het
echt nodig lijkt, zou er aanvullend onderzoek door de inspectie gedaan
moeten worden.
De CDA-fractie vindt het niet reëel dat scholen het opbouwen van een
kwaliteitsbeleid moeten betalen uit het extra geld dat ter beschikking is
gesteld voor het instandhouden van scholen. Van de Camp doet nogmaals een
pleidooi scholen net als de Inspectie een bedrag te geven voor
kwaliteitsbeleid.
Voor verdere informatie: Marianne Fennema tel.070-3182512 of 06-53267862