Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR DEN HAAG
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
1 november FM 2001-01814 M
2001
Onderwerp
Wetsvoorstel tot wijziging van Wet MOT en Wif
1993
Kamerstukken 28018
Hierbij stuur ik u, mede namens mijn ambtgenoot
van Justitie, een nota van wijziging bij het
voorstel van wet tot wijziging van de Wet
melding ongebruikelijke transacties en de Wet
identificatie bij financiële dienstverlening
1993 met het oog op het verplichtstellen van de
identificatieplicht en van de meldingsplicht van
ongebruikelijke transacties door handelaren in
zaken van grote waarde.
DE MINISTER VAN FINANCIËN,
Voorstel van wet tot wijziging van Wet melding
ongebruikelijke transacties en de Wet
identificatie bij financiële dienstverlening
1993 met het oog op het verplichtstellen van de
identificatieplicht en van de meldingsplicht van
ongebruikelijke transacties door handelaren in
zaken van grote waarde
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
Artikel I wordt gewijzigd als volgt:
a. Onderdeel B wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van de subonderdelen 1 en
2 tot de subonderdelen 2 en 3 wordt een
onderdeel ingevoegd, dat luidt:
1. Voor de tekst van artikel 1 wordt het cijfer
«1.» geplaatst.
2. In de subonderdelen 2 en 3 wordt «In
onderdeel» telkens vervangen door: In het eerste
lid, onder.
3. Toegevoegd worden twee subonderdelen, die
luiden:
4. In het eerste lid, onder b, wordt «als
bedoeld onder a» vervangen door: als bedoeld in
het eerste lid, onder a.
5. Toegevoegd wordt een lid, dat luidt:
2. De krachtens het eerste lid, onderdeel 10º,
aan te wijzen diensten hebben geen betrekking op
werkzaamheden van een advocaat of een notaris
betreffende de bepaling van de rechtspositie van
een cliënt, diens vertegenwoordiging en
verdediging in rechte, het geven van advies
voor, tijdens en na een rechtsgeding of het
geven van advies over het instellen of vermijden
van een rechtsgeding.
b. Na onderdeel B wordt
een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
Ba
In artikel 3, onderdeel f, onder 1°, wordt
«bedrijfstakken» vervangen door: bedrijfstakken
en beroepsgroepen.
c. Onderdeel C komt te
luiden:
C
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt
«artikel 1, onder a,» vervangen door: artikel 1,
eerste lid, onder a,.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van
het tweede lid, onderdeel e, door een puntkomma,
worden twee onderdelen toegevoegd, die luiden:
f. bij een dienst als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onder a, sub 9°: een omschrijving
van de desbetreffende zaken van grote waarde;
g. aanvullende, bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen, gegevens.
3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd,
dat luidt:
3. Degene die een dienst als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onder a, verleent is verplicht de
gegevens, bedoeld in het tweede lid, op
toegankelijke wijze te bewaren gedurende vijf
jaar na het tijdstip van het doen van de
melding.
d. Na onderdeel C worden
twee onderdelen ingevoegd, die luiden:
Ca
In artikel 10, eerste
lid, wordt «artikel 1, onder a,» vervangen door:
artikel 1, eerste lid, onder a,.
Cb
In artikel 16, eerste
lid, komt onderdeel c te luiden:
c. de bedrijfstakken en
beroepsgroepen die onder de werking van deze wet
vallen;.
II
Artikel II wordt
gewijzigd als volgt:
Onderdeel G komt te
luiden:
G
Artikel 12 komt te
luiden:
Artikel 12
Deze wet wordt
aangehaald als: Wet identificatie bij
dienstverlening.
Toelichting
Met onderhavige nota van wijziging wordt beoogd
het voorstel van wet op twee onderdelen aan te
passen. De eerste aanpassing houdt verband met
een uitbreiding van de kring van
meldingsplichtige personen en instanties en de
tweede voorgestelde wijziging strekt ertoe de
citeertitel voor de Wet identificatie bij
financiële dienstverlening 1993 aan te passen.
Wat betreft de wijzigingen die samenhangen met
een uitbreiding van de reikwijdte van de Wet
melding ongebruikelijke transacties merken wij
op dat daaraan voor een deel de schokkende
gebeurtenissen van 11 september 2001 in de
Verenigde Staten ten grondslag hebben gelegen.
Deze verschrikkelijke feiten hebben geleid tot
de overtuiging dat op een groot aantal terreinen
versneld moet worden overgegaan tot het treffen
van maatregelen die een bijdrage kunnen leveren
aan de strijd tegen het terrorisme. Zoals reeds
aangekondigd in de brief van 5 oktober 2001 over
de terroristische aanslagen (Kamerstukken II
2001/2002, 27 925, nr. 10) behoort daartoe ook
het met voorrang tot stand brengen van
identificatie- en meldingsverplichtingen voor
personen en instanties die onder de binnenkort
herziene EU-richtlijn witwassen (herziening van
de richtlijn van 10 juni 1991 (91/308/EEG) tot
voorkoming van het gebruik van het financiële
stelsel voor het witwassen van geld)
meldingsplichtig zullen worden. Daarmee kan de
controle op ongebruikelijke geldstromen
aanzienlijk worden vergroot.
Voor wat betreft de handelaren in zaken van
grote waarde voorziet onderhavig voorstel van
wet daarin reeds. Eveneens biedt dit
wetsvoorstel de mogelijkheid om bij algemene
maatregel van bestuur de dienstverlening van
onder meer belastingadviseurs,
(register)accountants en makelaars onder de
identificatie- en meldingsplicht te brengen. Een
ontwerp voor een dergelijke algemene maatregel
van bestuur is reeds voorbereid.
De binnenkort herziene richtlijn witwassen
beoogt ook onafhankelijke juridische
beroepsbeoefenaren zoals advocaten en notarissen
voor wat betreft het verrichten van bepaalde
werkzaamheden onder een identificatie- en
meldingsplicht te brengen. Het gaat bij de
meldingsplicht niet om diensten die de advocaat
of notaris verleent in zijn 'eigenlijke'
functie, maar om werkzaamheden die ook door
andere juridische adviseurs kunnen worden
verricht. Te denken valt dan aan het geven van
advies bij transacties die verband houden met
het beheer van geld en effecten of bij het
oprichten, de exploitatie en het beheer van
rechtspersonen.
De meldingsplicht behoeft zich niet uit te
strekken tot informatie die is verkregen voor,
tijdens of na een gerechtelijke procedure of bij
het bepalen van de rechtspositie van een cliënt.
Daarmee wordt gewaarborgd dat de meldingsplicht
zich niet onbedoeld zal uitstrekken tot de
eigenlijke werkzaamheden van een advocaat of
notaris. De geheimhoudingsplicht van de advocaat
of notaris en het daarvan afgeleide
verschoningsrecht ter zake van hetgeen een
advocaat of notaris in de uitoefening van zijn
normale functie ter kennis komt, blijft op deze
wijze gehandhaafd. Het is gewenst deze waarborg
wettelijk te regelen.
Voor een zodanige wettelijke regeling komt zowel
de wetgeving die het ambt van notaris en het
beroep van advocaat betreffen in aanmerking (de
Wet op het notarisambt en de Advocatenwet) als
ook de Wet melding ongebruikelijke transacties.
Een regeling in de wetgeving die het notariaat
of de advocatuur direct aangaat, heeft als
voordeel dat zij aansluit bij hetgeen al voor de
desbetreffende beroepsgroepen geldt. Een
regeling in de Wet melding ongebruikelijke
transacties heeft als voordeel dat aansluiting
wordt gevonden bij reeds bestaande
meldingsplichten. Een praktisch voordeel van
laatstgenoemde oplossing betreft de vaart die
kan worden gemaakt met de invoering van een
meldingsplicht voor deze beroepsgroepen. Dit
laatste heeft zwaar gewogen.
Daarom strekt deze nota van wijziging ertoe ten
aanzien van de regeling van de meldingsplicht
voor advocaten en notarissen te bepalen dat op
zorgvuldige wijze rekening wordt gehouden met de
noodzaak voor deze beroepsgroepen om hun
eigenlijke werk op behoorlijke wijze te kunnen
blijven uitoefenen. Daartoe wordt wettelijk
gewaarborgd dat bij algemene maatregel van
bestuur geen onder de meldingsplicht vallende
diensten kunnen worden aangewezen die betrekking
hebben op werkzaamheden van een advocaat of
notaris betreffende de bepaling van de
rechtspositie van een cliënt, diens
vertegenwoordiging en verdediging in rechte of
het geven van advies over het instellen of
vermijden van een rechtsgeding. Voorts worden
bij deze nota van wijziging op het punt van de
meldingsplicht enkele aanpassingen van het
voorstel van wet voorgesteld teneinde te
bewerkstelligen dat de advocatuur en het
notariaat op de dezelfde wijze worden betrokken
bij de uitvoering van de Wet melding
ongebruikelijke transacties als de overige onder
deze wet vallende meldingsplichtige personen en
instanties.
Verder strekt deze nota van
wijziging tot aanpassing van artikel II,
onderdeel G, waarin een nieuwe citeertitel voor
de Wet identificatie bij financiële
dienstverlening 1993 wordt voorgesteld. Beoogd
was dat de Wet identificatie bij dienstverlening
1993 in de toekomst Wet identificatie bij
dienstverlening 2001 of 2002 zou gaan heten. Dit
wordt echter niet bereikt met de wijziging van
artikel 12, zoals in artikel II, onderdeel G,
van het voorstel van wet is opgenomen, omdat de
Wet identificatie bij dienstverlening 2001 of
2002 als zodanig niet in het Staatsblad zal
kunnen worden geplaatst. De (gehele) wet is
namelijk al in 1993 in het Staatsblad geplaatst;
zij wordt nu alleen gewijzigd. Om alle
onduidelijkheid weg te nemen, wordt nu
voorgesteld de wet aan te halen als: Wet
identificatie bij dienstverlening.
De Minister van Financiën,
De Minister van Justitie,