De voorzitter van de Tweede Kamer
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
1 november BZ 2001-1440 M
2001
Onderwerp
1ste wijziging CW 2001, afronding bestuurlijk
overleg met onderwijsinstellingen
In het wetsvoorstel 1e wijziging van de
Comptabiliteitswet 2001 over geïntegreerd
middelenbeheer heb ik in de memorie van
toelichting vermeld dat definitieve plaatsing op
de A-lijst van onderwijsinstellingen afhankelijk
is van nader bestuurlijk overleg. Inmiddels is
dit bestuurlijk overleg tussen de ministers van
Financiën en OCW met de voorzitters van de VSNU,
de HBO-raad en de BVE-raad afgerond. De
onderwijsinstellingen hebben in het overleg
principiële kritiek geleverd op het gedwongen
karakter van het wetsontwerp. Het kabinet wenst
echter vast te houden aan de basisregel dat
publieke middelen de schatkist niet eerder
moeten verlaten dan wanneer dat vanuit het
oogpunt van besteding noodzakelijk is. Tegen
deze achtergrond is overleg gevoerd over de
manier waarop de vormgeving van geïntegreerd
middelenbeheer kan worden aangepast opdat
maximaal recht gedaan kan worden aan de
bestuurlijke verhoudingen in het onderwijsveld
en aan de uitgangspunten van geïntegreerd
middelenbeheer. Met deze brief informeer ik mede
namens de Minister van OCW u over het resultaat
van dit overleg.
Ten aanzien van de verplichte deelname aan het
centraal middelenbeheer hebben wij in afwijking
tot de algemene lijn, afgesproken dat voor
onderwijsinstellingen een generieke
debetfaciliteit beschikbaar komt. Dit betekent
dat onderwijsinstellingen tot maximaal 10% van
hun jaaromzet die via de rekeningcourant
verloopt mogen roodstaan bij de schatkist zonder
dat daarvoor een garantstelling door de Minister
van OCW nodig is. Hierdoor is op de rente voor
deze debetfaciliteit een opslag van 0,25%
nodig.
Onderwijsinstellingen die publiek geld thans in
effecten belegd hebben, zullen deze gelden pas
volledig op rekening-courant in de schatkist
kunnen aanhouden nadat deze beleggingen liquide
zijn gemaakt. Overeenkomstig de lijn in het
wetsvoorstel is bevestigd dat het liquide maken
van effecten door onderwijsinstellingen maatwerk
is en steeds in op overeenstemming gericht
overleg tussen Financiën en de betrokken
instelling zal gebeuren op een zodanige manier
dat de daaraan verbonden transactiekosten zo
laag mogelijk zijn.
Het is niet de bedoeling dat
onderwijsinstellingen hun private liquide
middelen in de schatkist aanhouden. Daarvoor is
evenwel nodig dat deze private middelen
administratief voldoende van de publieke
middelen zijn afgescheiden. Ter voorkoming van
extra administratieve lasten mag deze
toerekening geschieden aan de hand van een
vuistregel die bepaalt dat de liquide middelen
naar rato van de publieke en private omzet
worden toegerekend aan het publieke deel,
respectievelijk het private deel.
Om vast te kunnen stellen of de doelstellingen
van het geïntegreerd middelenbeheer
daadwerkelijk gerealiseerd worden, zal ik de
deelname van universiteiten, HBO en BVE aan dit
beheer 3 jaar na invoering laten evalueren.
Het geïntegreerd middelenbeheer biedt de
mogelijkheid mits aan bepaalde voorwaarden zijn
voldaan om tegen aantrekkelijke voorwaarden te
lenen uit de schatkist. Het is de ambitie van
betrokken partijen om goedkope leningen uit de
schatkist zo veel mogelijk bereikbaar te maken
voor universiteiten, HBO- en BVE-instellingen.
De onderwijsinstellingen hebben aangegeven een
waarborgfonds gebaseerd op onderlinge
solidariteit niet verenigbaar te vinden met de
onderlinge concurrentie die van hen verwacht
wordt. Thans werkt een ambtelijke werkgroep met
financiële experts uit het onderwijsveld samen
om een alternatief instrumentarium te
ontwikkelen om schatkistleningen toch bereikbaar
te maken voor onderwijsinstellingen. Ik zal u
voorafgaande aan de schriftelijke behandeling
van het wetsvoorstel informeren over de
voortgang.
De Minister van Financiën