Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=422722


---


Dit algemene ambtsbericht bevat informatie die relevant is voor de beoordeling van asielverzoeken van Iraakse Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst. Omdat de situatie van deze twee groepen vrijwel volledig identiek is, is ervoor gekozen ze tezamen in één ambtsbericht te behandelen. Het amtbsbericht dient gelezen te worden in samenhang met de algemene ambtsberichten Centraal- en Noord-Irak van 9 en 11 april 2001. Evenals in deze ambtsberichten wordt met Noord-Irak bedoeld het deel van de Republiek Irak dat onder controle staat van de Koerdische partijen in het noorden van het land en wordt de term Centraal-Irak gebruikt voor dat deel van het land dat onder controle van het regime in Bagdad staat.

Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van rapportages van de Nederlandse ambassades in Ankara, Teheran, Amman en Damascus. Tevens zijn documenten van onder meer het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, de Economic and Social Council van de Verenigde Naties, de USCR en de UNHCR. Ook vakliteratuur en berichtgeving in de media is gebruikt. Een opsomming van deze bronnen is terug te vinden in de literatuurlijst van dit ambtsbericht. Daar waar niet-vertrouwelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.

In hoofdstuk twee wordt aandacht besteed aan de achtergrond van de Fayli-Koerden en de problemen die in het verleden rond deze bevolkingsgroep hebben gespeeld. Hierbij komen onder andere woongebieden, taal, nationaliteitskwesties en deportaties naar Iran aan de orde. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de groep van Irakezen van Iraanse afkomst, die veel gelijkenissen vertoont met de Fayli-Koerden.

Hoofdstuk drie beschrijft de situatie van de gedeporteerde Iraakse Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst in Iran. Hierbij komen zowel sociaal-economische als juridische aspecten aan de orde.

In hoofdstuk vier wordt ingegaan op aspecten van de terugkeer van de desbetreffende groepen vanuit Iran naar Centraal- of Noord-Irak. Naast de uitreismogelijkheden komen ook de mogelijkheden voor verblijf in Centraal- en Noord-Irak aan bod. Tenslotte wordt gekeken naar de mogelijkheid van wedertoelating tot Iran van personen die destijds naar Iran zijn gedeporteerd maar Iran inmiddels hebben verlaten. Het geheel wordt in hoofdstuk vijf afgesloten met een samenvatting.

In dit ambtsbericht komen regelmatig Arabische of Perzische namen voor. Het is mogelijk dat de weergave van deze namen in het ambtsbericht soms afwijkt van de weergave in andere bronnen.


2 Achtergrond

---

2.1 Fayli-Koerden

---
De bakermat van de Fayli-Koerden is het gebied dat ligt op de grens tussen het huidige Iran en Irak. In dit gebied is reeds in de dertiende eeuw door reizigers melding gemaakt van een volk dat de naam 'Fayli' draagt . Het gebied beslaat een rechthoek van 400 km lang en 200 km breed langs de grens Iran-Irak vanaf Kermanshah-Khanaqin-Kifri in het noorden tot Basra in het zuiden. De streek beslaat in Irak thans de plaatsen Khanaqin, Jalawla, Sadiya, Naftkhana, Mandali, Zarbatiyya, Badrah, Ali Gharbi en Kumayt. In Iran beslaat het gebied grofweg de provincies Kermanshah, Luristan en Ilam .

Het gebied is voor het ontstaan van de staten Iran en Irak eeuwenlang het grensgebied geweest tussen het Ottomaanse rijk en het Perzische rijk en was regelmatig het toneel van militaire confrontaties tussen deze twee grootmachten. Het gebied, dat in theorie steeds onderworpen was aan één van de twee bovengenoemde grootmachten, werd in de praktijk bestuurd door lokale machthebbers, de zogenaamde wali's.

Het overgrote deel van de Fayli-Koerden heeft in de periode tussen 1507 en 1721, toen in Iran de sji'itische Safawieden-dynastie aan de macht was, de sji'itische islam als zijn religie aangenomen. Voor het overige zijn de Fayli's met name aanhangers van diverse heterodoxe islamstromingen. De sji'itische islam is tevens de religie van de overgrote meerderheid van de Iraniërs. Vrijwel alle Koerden buiten de Fayli's behoren tot de soennitische islam.

Migraties in het begin van de twintigste eeuw
Ghulam Rezakhan, de laatste wali (gouverneur) van een reeks wali's die heersten over het gebied waar de Fayli-Koerden woonachtig waren, was een despotisch heerser die een zware belastingdruk aan de bevolking oplegde en regelmatig jonge mannen vorderde om deel te nemen in zijn strijdkrachten . In 1919 probeerde deze wali onafhankelijk te worden van de autoriteiten in Teheran. De Perzische sjah sloeg deze opstand gewelddadig neer. Hierbij vielen vele onschuldige slachtoffers. Dit leidde tot een aanzienlijke verlaging van de levensstandaard en een groeiende werkloosheid in het gebied. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een grootschalige migratie van een deel van de Fayli-bevolking vanuit hun oorspronkelijke woongebied naar grote steden in de wijde omgeving van het gebied in de eerste decennia van de twintigste eeuw.

Fayli's die in hun oorspronkelijke woonomgeving in de grensstreek tussen Iran en Irak waren achtergebleven, waren na de stichting van deze beide staten verdeeld over twee landen. Sommige clans vielen geheel onder de Iraanse overheid en sommige clans lagen voor een deel in Iran en voor een deel in Irak. Zo zijn er Fayli's blijven wonen in Kalar en Kifri, twee plaatsen die heden ten dage onder PUK-bestuur vallen. Ze bleven voornamelijk in hun onderhoud voorzien door landbouw en veeteelt.

In de steden waar de Fayli's in het begin van de twintigste eeuw terecht waren gekomen, was sprake van een snelle aanpassing aan de stedelijke omgeving. De Fayli-Koerden bekwaamden zich in ambachten en ontwikkelden zich tot handelaren. Vele Fayli-Koerden waren in dienst van joodse handelaren. Toen een groot deel van deze joden na de Tweede Wereldoorlog emigreerden naar de nieuwe staat Israël, werden hun bedrijven voortgezet door hun voormalige werknemers de Fayli's. Zo ontwikkelden de Fayli's zich tot een economische factor van belang. Het in die tijd belangrijkste commerciële centrum van Bagdad, Shurja genoemd, werd gedomineerd door Fayli-Koerden en zij hadden op sommige deelmarkten zoals die van thee, suiker, zeep, ijzer en hout zelfs vrijwel het monopolie in handen . Ook heeft de Fayli-gemeenschap, schrijvers, dichters, ambtenaren, advocaten en wetenschappers voortgebracht .

De geürbaniseerde Fayli-Koerden in de steden van Irak hadden met name in Bagdad ook de beschikking over eigen verenigingen, jeugd- en vrouwenorganisaties en religieuze instellingen . Fayli-kinderen bezochten vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw naast de private sji'itische Ja'fariyya- en Husayniyya-scholen ook hun eigen private Fayli-school met zowel basis- als middelbaar onderwijs, die was gevestigd in de wijk Bab al-Shaykh, vlak bij de Hayy al-Akrad .

Politiek gezien zijn de Fayli's in de jaren vijftig van de vorige eeuw met name actief geweest in de Iraakse Communistische Partij (ICP). Vanaf de jaren vijftig raakten Fayli-Koerden ook meer en meer betrokken bij de Koerdische beweging in Irak en sloten zij zich aan bij de KDP. Een minder groot deel zocht aansluiting bij de sji'itische Da'wa. Zowel binnen de ICP als binnen de KDP hebben Fayli's een grote invloed gehad en hebben zij regelmatig hoge posten bekleed.

De oorspronkelijke taal van de Fayli-Koerden is het Fayli, dat ook wel wordt aangeduid met de naam Luri en soms met de namen Zuid-Koerdisch, Kermanshah-Koerdisch of Lakki. Dit Fayli-Luri dient niet verward te worden met een andere taal die ook Luri wordt genoemd, doch geen Koerdische maar een Perzische taal is . De Fayli's worden wel de 'kleine Lur' genoemd, terwijl de Lurs die niet Koerdisch zijn, worden aangeduid met de term 'grote Lur' .

Het Fayli is één van de vier hoofddialecten binnen het Koerdisch. De andere drie zijn het Kurmandji (in Irak meestal aangeduid als Badini), dat in Turkije, Syrië, Armenië en het noordelijk deel van Irak wordt gesproken, het Sorani, dat ook in het noordelijk deel van Irak wordt gesproken en het Gurani, dat in Iran wordt gesproken. Het Fayli, dat een groot aantal Perzische elementen bevat, is voor sprekers van de andere drie Koerdische dialecten niet te verstaan en vice versa . Het Fayli wordt, in tegenstelling tot het Kurmandji en het Sorani, niet geschreven.

Naast hun eigen taal spraken de Fayli-Koerden in hun oorspronkelijke woongebied in veel gevallen ook wel het Perzisch of het Arabisch, omdat dit de talen waren om zich in deze regio ook buiten de Fayli-gemeenschap verstaanbaar te kunnen maken. Omdat hun woongebied op het snijvlak van het Arabischtalige en het Perzischtalige woongebied was gesitueerd, spraken vele Fayli-Koerden dan ook allebei deze talen.

De Fayli's die zich bij de migraties in het begin van de twintigste eeuw in de Koerdischtalige gebieden in noordelijk Irak hadden gevestigd, spraken naast hun eigen Fayli-dialect nu ook het Koerdisch van hun omgeving, naargelang de woonplaats het Badini of het Sorani. Daarnaast spraken zij veelal ook Arabisch, de officiële taal van de in 1921 ontstane staat Irak.

De Fayli's die zich na hun migratie hadden gevestigd in of rond de steden in het centrale en zuidelijk deel van Irak, gingen naast hun eigen taal in toenemende mate het Arabisch spreken. Vanaf de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw waren sommige Fayli-Koerden reeds zo geassimileerd met hun Arabischtalige omgeving, dat zij hun eigen taal niet meer spraken, maar zich uitsluitend bedienden van het Arabisch. Op de bekende Fayli-school die na de Tweede Wereldoorlog werd opgericht, werd het onderwijs geheel in het Arabisch gegeven . Thans zou circa 60 à 70 % van de Fayli-Koerden nog in staat zijn om het eigen Fayli-dialect te spreken .

Fayli-Koerden die in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw naar Iran zijn gedeporteerd , hebben in Iran naast hun eigen Fayli-Koerdisch en het Arabisch dat zij in sommige gevallen beheersten het Perzisch leren spreken. Sommige Fayli-Koerden van de jongere generatie in Iran spreken hun eigen taal vrijwel niet meer en beheersen slechts het Perzisch.

De Iraakse nationaliteitswetgeving

In het jaar 1869 kreeg het Ottomaanse rijk haar eerste nationaliteitswet, die een ieder die op Ottomaans grondgebied woonde - ongeacht zijn religie - de mogelijkheid gaf om Ottomaans staatsburger te worden .

In 1921 werd onder Brits protectoraat uit de voormalige Ottomaanse provincies Bagdad, Basra en Mosul de staat Irak gevormd. Het Britse protectoraat eindigde in 1924, toen Irak onder een Arabisch-soennietische monarchie volledige zelfstandigheid verkreeg. Hiervoor had het grondgebied van het nieuwe Irak voor het overgrote deel honderden jaren lang behoord tot het Ottomaanse Rijk. Een klein deel in het oosten van Irak, dat voor een groot deel samenviel met het oorspronkelijke woongebied van de Fayli-Koerden, heeft afwisselend toebehoord aan het Ottomaanse Rijk en het Perzische rijk.

De eerste Iraakse nationaliteitswet onder nummer 42 dateert van 9 oktober 1924. Deze wet verleent automatisch (van rechtswege) staatsburgerschap aan hen die zich voor 6 mei 1924 hadden laten registreren als onderdanen van het Ottomaanse rijk. Een ieder voor wie dit niet gold, had het recht zich te laten naturaliseren tot Iraaks staatsburger .

De nationaliteitswet van 1924 is in het jaar 1937 en vervolgens in 1963, toen het Baath-regime aan de macht kwam, opnieuw aangepast. De nationaliteitswet van 1963 onder nummer 46 bevatte de bepaling dat het Iraaks staatsburgerschap kan worden ontnomen aan iedere genaturaliseerde burger indien deze de veiligheid van de staat in gevaar brengt of zich ten dienste stelt van vreemde mogendheden (artikel 19 en 20).

Resolutie nummer 666, aangenomen door de Revolutionaire Commandoraad (RCC) op 7 mei 1980, gaat nog verder dan de nationaliteitswet van 1963 en voorziet in de mogelijkheid om een eerder door naturalisatie verkregen Iraaks staatsburgerschap te ontnemen aan een ieder die 'niet loyaal is aan de staat en haar principes'.

Resolutie nummer 180 van 2 maart 1980, die voor bepaalde groepen de mogelijkheid tot naturalisatie openstelt, schrijft voor dat de mogelijkheid om zich te laten naturaliseren tot Irakees staatsburger voor Fayli's alleen openstaat indien ze reeds vijftien jaar onafgebroken in Irak hebben geleefd. Resolutie nummer 518 d.d. 5 mei 1980 schrijft voor, dat personen van Iraanse afkomst uitgesloten zijn van de mogelijkheid tot naturalisatie die in resolutie nummer 180 is opgenomen.

Het begrip 'afkomst'
Bij de registratie van personen als Iraaks staatsburger werd sinds het ontstaan van de staat Irak onder andere opgenomen wat hun zo genaamde afkomst (Arabisch tabi'a of taba'iyya, hetgeen letterlijk vertaald 'het onderdaan zijn van' of 'onderworpenheid' betekent) was. Deze afkomst werd gebaseerd op volkstellingen gehouden vlak na de val van het Ottomaanse rijk in de jaren twintig van de vorige eeuw. Inwoners van het Iraakse mandaatgebied werden toen gevraagd om op te geven of ze al dan niet onderdaan waren geweest van het Ottomaanse rijk .

Voor personen die hierbij opgaven dat ze voor het ontstaan van de staat Irak onderdaan waren geweest van het Ottomaanse Rijk, werd de afkomst Ottomaans (in het Arabisch 'uthmaniyya) geregistreerd. Zij die opgaven voor het ontstaan van de staat Irak onderdaan te zijn geweest van het Perzische rijk en personen die tot op dat moment de Iraanse nationaliteit hadden bezeten maar zich nu wilden laten registreren als Iraaks staatsburger, werden met de afkomst Iraans (in het Arabisch iraniyya) geregistreerd. Zo was vanaf het eerste begin van de staat Irak reeds sprake van twee categorieën Iraakse staatsburgers, die beide de Iraakse nationaliteit hadden, maar onder verschillende afkomsten stonden geregistreerd. Deze afkomst werd door de volgende generaties automatisch overgenomen. Het onderscheid naar afkomst heeft tot op het moment dat Saddam Hussein aan de macht kwam op geen enkele wijze een rol gespeeld.

De afkomst van Iraakse staatsburgers werd tot aan 1980 vermeld in hun zogenaamde nationaliteitsverklaring (Arabisch shahadat al-jinsiyya). Deze afkomst was op dit document vermeld bij de categorieën '9. Oorspronkelijke afkomst en nationaliteit van de vader' en '10. Oorspronkelijke afkomst en nationaliteit van de moeder'. Bij deze categorieën stond eerst de oorspronkelijke afkomst ('Ottomaans' of 'Iraans') en daarna een schuine streep met de nationaliteit (in alle gevallen 'Iraakse') van de vader of de moeder vermeld. Bij personen van Ottomaanse afkomst is soms zowel bij de oorspronkelijke afkomst van de vader en moeder als ook bij de nationaliteit de uitdrukking 'Iraaks' vermeld. Op de nieuwe nationaliteitsverklaring die vanaf 1980 in omloop werd gebracht, zijn de bovengenoemde categorieën 9. en 10. niet meer vermeld, hoewel ze in de registers nog altijd zijn opgenomen.

Nationaliteit van de Fayli's in Irak

Door allerlei factoren is voor wat de nationaliteit van Fayli-Koerden betreft een complex geheel ontstaan. Op het punt van nationaliteit kan de Fayli-bevolking in Irak van vóór de deportaties van de jaren zeventig en tachtig worden onderverdeeld in drie categorieën, namelijk Fayli's die de Iraanse nationaliteit bezaten, Fayli's die geen enkele nationaliteit bezaten en Fayli's die de Iraakse nationaliteit bezaten.

Fayli's die de Iraanse nationaliteit bezaten
Omdat over de precieze plaats van de grens van Irak met Iran jarenlang onduidelijkheid heeft bestaan en het ondoenlijk was om iedere keer dat de grens weer werd verlegd van nationaliteit te wisselen, was een deel van de inwoners van het grensgebied tussen Iran en Irak (waaronder een aantal Fayli-Koerden) vele jaren na de stichting van de staat Irak nog altijd Iraans staatsburger, hoewel zij inmiddels op Iraaks grondgebied woonden. Ook Fayli-Koerden die in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw vanuit hun oorspronkelijke woongebied waren gemigreerd naar de grote steden in Irak beschikten in sommige gevallen over de Iraanse nationaliteit.

Aanvankelijk hebben weinig Fayli-Koerden die in deze situatie verkeerden, moeite gedaan om in deze situatie verandering te brengen, omdat men in de veronderstelling verkeerde als Iraans staatsburger niet onderworpen te zijn aan de Iraakse militaire dienstplicht. Bovendien weerhielden ook de solidariteit met hun clangenoten in hun oorspronkelijk woongebied die wel op Perzisch grondgebied woonden en hun religieuze verbondenheid met Iran, dat evenals de Fayli's de sji'itische islam aanhing, hen er aanvankelijk van om de Iraanse nationaliteit op te geven en zich te laten registreren als Iraaks staatsburger.

Personen die in deze situatie verkeerden, hadden recht op legaal verblijf in Irak en beschikten ook over Iraakse identiteitsdocumenten. Een Iraakse nationaliteitsverklaring of paspoort hadden zij echter niet.

Fayli's die geen enkele nationaliteit bezaten
Door de voortdurende strijd in het grensgebied tussen Iran en Irak waren er ook personen die er aanvankelijk niet toe gekomen waren zich aan enige zijde van de grens als staatsburger te laten registreren . Toen hun grondgebied uiteindelijk onder de staat Irak viel, gaven zij bij de Iraakse autoriteiten aan Iraans staatsburger te zijn, hoewel zij de Iraanse nationaliteit helemaal niet bezaten. De motieven voor het aanvoeren van Iraans staatsburgerschap zijn dezelfde als de motieven van de bovengenoemde categorie, namelijk de hoop om op deze wijze aan de Iraakse dienstplicht te ontkomen, de verbondenheid met hun clangenoten aan de Iraanse zijde van de grens en hun religieuze verbondenheid met het sji'itische Iran.

Ook onder de Fayli-migranten die vanaf het begin van de twintigste eeuw vanuit het Iraans-Iraakse grensgebied naar de steden in Irak zijn getrokken, bevond zich een aantal personen in deze positie.

Net als de in Irak woonachtige Fayli's met de Iraanse nationaliteit hadden ook Fayli-Koerden die noch de Iraakse noch de Iraanse nationaliteit bezaten, recht op legaal verblijf in Irak en beschikten zij over Iraakse identiteitsdocumenten. Een Iraakse nationaliteitsverklaring of paspoort hadden ook zij echter niet.

Fayli's die de Iraakse nationaliteit bezaten

Een klein deel van de Fayli-Koerden had reeds in 1921 aangegeven van Ottomaanse afkomst te zijn. Zij verkregen krachtens de Iraakse nationaliteitswet van 1924 in dat jaar automatisch (van rechtswege) het Iraakse staatsburgerschap. Hun afkomst werd geregistreerd als 'Ottomaans'.

In de loop der jaren is een groot deel van de Fayli's in Irak die tot dan toe de Iraanse nationaliteit bezaten of helemaal geen nationaliteit hadden er toe overgegaan om de Iraakse nationaliteit aan te vragen. Zij konden deze verkrijgen door middel van naturalisatie. Rond 1970 was een groot deel van de Fayli-Koerden inmiddels in het bezit van de Iraakse nationaliteit . Omdat zij de Iraakse nationaliteit verkregen hadden door naturalisatie en zij in de periode voor hun naturalisatie bij de Iraakse autoriteiten geregistreerd stonden als Iraans staatsburger, werd hun afkomst bij verkrijging van het Iraakse staatsburgerschap geregistreerd als 'Iraans'. Hiermee werden zij Iraakse staatsburgers van Iraanse afkomst. Het was hierbij niet van belang hoeveel generaties van de voorouders reeds in Irak hadden geleefd.

Tijdens het Baath-bewind zijn grote aantallen Fayli-Koerden vanuit Irak naar Iran gedeporteerd. De twee grootste deportatiegolven vonden plaats in de jaren 1970-1971 en in de jaren tachtig, met name in de maanden april en mei van het jaar 1980. In 1970-1971 werden naar schatting 40.000 Fayli-Koerden onder dwang uitgezet naar Iran. In de jaren tachtig werden totaal circa 300.000 Fayli-Koerden naar Iran gedeporteerd , waarvan het grootste deel reeds voor 1982 werd gedeporteerd. Fayli-Koerden die onder Ottomaanse afkomst stonden geregistreerd (een kleine minderheid) werden niet het slachtoffer van deze deportaties. Alle activiteiten van Fayli-organisaties werden verboden en hun scholen en verenigingen werden gesloten .

Onder de gedeporteerden bevonden zich vele personen die de Iraakse nationaliteit bezaten - maar bij wie als afkomst 'Iraans' was vermeld - en zelfs ook in Irak in militaire dienst waren geweest .

Voor Arabische echtgenoten/echtgenotes van Fayli's bestond een wet die hen aanmoedigde om van hun Fayli-partner te scheiden in ruil voor compensaties en andere zaken die in het vooruitzicht werden gesteld .

De deportaties van Fayli-Koerden naar Iran zijn vanaf 1982 in intensiteit afgenomen. De reden hiervan was dat de Iraakse militaire inlichtingendienst had ontdekt dat vele vanuit Irak gedeporteerde mannen zich hadden aangesloten bij het sji'itische verzet in Iran. Ten gevolge hiervan werden door het Iraakse regime naast deportaties ook executies uitgevoerd. Hiervan zijn ook vrouwen en kinderen het slachtoffer geworden. Toen in 1988 de oorlog met Iran was afgelopen, kwam, behoudens een incidenteel geval, aan de deportaties een eind. De speciale rapporteur van de VN heeft voor het jaar 1993 nog een geval van deportatie gerapporteerd . Na deze datum hebben voorzover bekend geen deportaties van Fayli-Koerden naar Iran meer plaatsgevonden.

Voor de deportaties zijn verschillende redenen aan te voeren. De belangrijkste hangt samen met de verslechtering van de betrekkingen met Iran onder het Baath-regime. Vanaf het begin van het Baath-regime in 1963 werden Iraniërs in Irak steeds meer gezien als vijandige elementen, van wie de loyaliteit in Iran lag en die probeerden het Iraakse staatsgezag te ondermijnen . Het wantrouwen tegen Iraniërs in Irak nam nog verder toe door de inname van de drie eilanden Abu Musa, Tunb al-Sughra en Tunb al-Kubra door Iran in 1971 , het begin van de oorlog tussen Iran en Irak in 1980 en de voorgeschiedenis van deze oorlog. Omdat de Fayli-Koerden die de Iraakse nationaliteit bezaten in veel gevallen geregistreerd stonden onder Iraanse afkomst en sommige Fayli-Koerden bij de Iraakse autoriteiten bekend stonden als Iraans staatsburger (omdat ze dat indertijd zelf hebben aangegeven, hoewel niet in alle gevallen daadwerkelijk sprake was van een Iraans staatsburgerschap), werden zij door de Iraakse autoriteiten onder de als staatsgevaarlijk bestempelde Iraniërs geschaard.

Omdat zij sji'itische Koerden waren, weken de Fayli-Koerden bovendien zowel op het punt van etniciteit als op het punt van religie af van de model-Irakees van het Baath-regime (Arabier en soennietisch moslim). Verder waren de Fayli's altijd zeer actief geweest in communistische, Koerdische en sji'itische oppositiebewegingen zoals de ICP, de KDP en de Da'wa-partij . Ook hadden zij zich in Irak ontwikkeld tot een belangrijke economische factor en namen ze belangrijke posten in binnen de samenleving, wat werd gezien als infiltratie van vijandige elementen in het staatsbestel .

Wijze van deportatie

Informatie over personen die in aanmerking kwamen voor deportatie werd verzameld door de algemene inlichtingendienst (Jihaz al-Mukhabarat al-'Amm) . Van deze personen werden lijsten aangelegd. De uitvoering van de deportaties lag in handen van de regionale afdelingen van de Baath-partij, de lokale ordetroepen en het leger. De te deporteren personen kregen geen voorafgaande schriftelijke kennisgeving voor hun deportatie.

De praktijk was om leden van gezinnen op de plaatsen waar ze zich bevonden te arresteren en deze gezinnen bijeen te brengen. Diverse handelslieden in de grote steden van Irak werden op 7 april 1980 opgeroepen om met medebrenging van hun identiteits- en nationaliteitsdocumenten bij de Kamer van Koophandel te verschijnen voor een bijeenkomst over de in- en exportproblematiek en werden daar vervolgens gearresteerd . De aangehouden gezinnen werden na een detentie die in duur kon variëren van enkele uren tot enkele weken naar een plaats in de buurt van de grens getransporteerd en te voet de grens met Iran over gestuurd. Personen die zich omdraaiden werden ter plaatse geëxecuteerd. Vanwege het goed functionerende inlichtingenapparaat in Irak is het Baath-regime er in het overgrote deel van de gevallen inderdaad in geslaagd om hele gezinnen bijeen te brengen zonder dat individuele gezinsleden achterbleven.

De huizen en overige bezittingen van de gedeporteerden werden geconfisceerd door de staat. De te deporteren personen mochten geen bezittingen meenemen. Eventuele financiële rechten zoals pensioenrechten kwamen te vervallen. Voor werkende personen volgde automatisch ontslag.

Bij de deportatie werden de identiteitsdocumenten van een ieder ingenomen. Personen onder hen die over de Iraakse nationaliteit beschikten, moesten hun Iraakse nationaliteitsverklaring en hun eventuele paspoort ook inleveren. De Iraakse autoriteiten beschouwde deze personen niet langer als Iraakse staatsburgers. Volgens een Baath-getrouwe schrijver en wetenschapper die later over de deportaties schreef, hadden ze de Iraakse nationaliteit namelijk 'voor het grootste deel illegaal verkregen' .

Ten tijde van de deportaties van Fayli-Koerden naar Iran is een aantal van naar schatting enkele duizenden jonge mannen in de dienstplichtige leeftijd gevangen genomen na een verblijf van enkele weken in diverse kampen overgebracht naar de Abu Gharib gevangenis. Een deel van hen is in de jaren erna vrijgelaten bij diverse amnestieën, een deel zou spoorloos zijn verdwenen en een ander deel verkeert daar sindsdien nog altijd, zonder dat ooit sprake is geweest van enige aanklacht of proces . De reden hiervoor zou zijn dat op deze wijze een waarborg werd gecreëerd om te voorkomen dat de naar Iran gedeporteerde familieleden van deze personen zich in Iran zouden inlaten met oppositionele activiteiten tegen het Baath-regime. Hiermee zouden ze namelijk het leven van hun gevangen familieleden in gevaar brengen. Bovendien zou zo voorkomen kunnen worden dat deze jonge mannen in het Iraanse leger werden opgenomen . Volgens sommigen zouden deze gevangenen in de Abu Gharib gevangenis zijn gebruikt om medische experimenten op uit te voeren .

Het aantal Fayli-Koerden dat vanuit Irak naar Iran werd gedeporteerd maakte circa de helft van de toenmalige Fayli-bevolking in Irak uit. Er bleef dus ook een deel van de Fayli's achter in Centraal- en Noord-Irak. Naar schatting wonen er thans enkele honderdduizenden Fayli-Koerden in Centraal- en Noord-Irak samen. Over het aantal Fayli-Koerden in Noord-Irak bestaan geen exacte cijfers. Hun totale aantal wordt geschat tussen de 20.000 en 100.000.

Centraal-Irak

Aldus zijn er thans in Centraal-Irak met name Fayli-Koerden te vinden in Bagdad en Khanaqin. In het zuiden van Irak zou nog een klein aantal Fayli's woonachtig zijn in Basra en op het schiereiland Fao. Fayli-Koerden in Centraal-Irak hebben enkel en alleen op grond van hun etniciteit niet voor vervolging te vrezen. Hun verenigingen en scholen zijn nog altijd gesloten. Hun sociaal-economische positie verschilt niet van die van de overige inwoners van Centraal-Irak . De Fayli-Koerden zijn veelal werkzaam in de handel en vrije beroepen.

Noord-Irak

Fayli-Koerden die na de deportaties in Noord-Irak zijn achtergebleven, behoren vaak tot grotere gemeenschappen die hun gebruiken, tradities en dialect handhaven. Zo zijn er Fayli-clans te vinden in het Shahr az-Zor district van Sulaymaniyya, in Arbil en omgeving en in de plaatsen Kalar en Kifri die onder PUK-gebied vallen. Fayli-Koerden die van oorsprong in Noord-Irak wonen, beschikken vaak over een stukje land en een eigen woning. Ook hebben zij het voordeel dat zij zijn ingeburgerd in de sociaal-economische structuur van Noord-Irak. Van een sterk clanoverstijgend gevoel van eenheid onder de Fayli's zou echter nauwelijks sprake zijn.

Organisaties van Fayli-Koerden in Noord-Irak
Fayli-Koerden in Noord-Irak hebben de organisaties 'Organisation of the Fayli-Kurds in Iraqi Kurdistan' en in 1992 de Kurdish Fayli Association in Arbil opgericht. Ook bestaat er een Fayli-organisatie genaamd 'Garmossira' in Sulaymaniyya. Er bestaat geen samenwerking tussen de Kurdish Fayli Association en de Garmossira . De voormalige 'Movement of Islamic Fayli-Kurds' is in 1993 opgegaan in de KDP . De organisaties hebben goede banden met de PUK en de KDP. De invloed van de Fayli-organisaties binnen de Fayli-gemeenschap is beperkt.

2.2 Irakezen van Iraanse afkomst

---
De term 'Irakezen van Iraanse afkomst' wordt gebruikt voor drie groepen van personen.

In de eerste plaats worden hiermee alle Iraanse staatsburgers die legaal in Irak verbleven aangeduid.

Een tweede groep omvat de personen die zich tijdens en vlak na het ontstaan van de staat Irak door de Iraakse autoriteiten lieten registreren als Iraans staatsburger en in die hoedanigheid verblijfsrecht in Irak verkregen, hoewel ze nooit het Iraans staatsburgerschap hadden bezeten. Deze groep omvatte met name sji'itische Arabieren die zich vanwege hun sji'itische geloofsovertuiging aanvankelijk meer met Iran dan met Irak verbonden voelden. Bovendien dachten zij - net als de Fayli-Koerden - door zich te laten registreren als Iraans staatsburger aan de Iraakse dienstplicht te ontkomen. In de meeste gevallen was dan ook geen sprake van een Iraanse etniciteit van deze personen .

Veel van de personen die tot de bovenstaande twee categorieën behoorden, lieten zich enkele decennia later alsnog tot Iraaks staatsburger naturaliseren. Hierbij kregen ze in de categorie afkomst (Arabisch tabi'a of taba'iyya) de vermelding 'Iraans'. Deze groep staat in Irak dan ook wel bekend onder de naam taba'iyya.

Vrijwel alle Irakezen van Iraanse afkomst leefden voor hun deportatie naar Iran in Centraal-Irak. Hun totale aantal in Irak zou voor de deportaties ergens tussen de 30.000 en 50.000 hebben gelegen. Het is niet duidelijk hoeveel Irakzen van Iraanse afkomst het slachtoffer zijn geworden van de deportaties.

De redenen voor de deportatie van de Irakezen van Iraanse afkomst in 1970 en 1980 zijn grotendeels dezelfde als de redenen voor de deportatie van de Fayli-Koerden. Ook de wijze waarop de deportaties zijn uitgevoerd, is hetzelfde als die van de Fayli-Koerden. Ook hier geldt, dat alle identiteitsbewijzen en eventuele nationaliteitsverklaringen van betrokkenen door de Iraakse autoriteiten zijn ingenomen en dat betrokkenen door het Iraakse regime niet langer als Iraaks staatsburger worden beschouwd. Ook Irakezen van Iraanse afkomst worden thans niet meer naar Iran gedeporteerd. De huidige leeftsituatie van de in Centraal-Irak achtergebleven Irakezen van Iraanse afkomst is vergelijkbaar met die van de in Centraal-Irak achtergebleven Fayli-Koerden.


3 Verblijf van gedeporteerden in Iran

---

3.1 Woongebieden en sociaal economische situatie

---
Uit Irak gedeporteerde naar Iran gedeporteerde Fayli-Koerden en de Irakezen van Iraanse afkomst bevinden zich verspreid over geheel Iran, doch voornamelijk in de westelijke provincies Ilam, Zanjan, Kermanshah, Kordestan en West Azerbeidjan en in de hoofdstad Teheran. De meerderheid verblijft hier al sinds de deportaties van 1970 en 1980. Een kleine minderheid van hen verblijft in een van de dertien door de UNHCR gesteunde kampen. Het gaat hierbij vooral om de armere families zonder familiebanden in Iran. Het overgrote deel van de Iraakse gedeporteerden woont echter verspreid in de stedelijke gebieden van de genoemde provincies. Zij kunnen zich binnen Iran vrijelijk bewegen.

Uit Irak gedeporteerde Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst die zijn geregistreerd, ontvangen dezelfde ondersteuning van de UNHCR als de overige geregistreerde vluchtelingen uit Irak en Afghanistan, te weten medische behandeling, onderwijs, participatie in inkomsten genererende activiteiten en een eenmalige financiële ondersteuning. Personen die in kampen wonen, ontvangen ondersteuning van de UNHCR in de vorm van onderdak en de bouw/verbetering van kampfaciliteiten en ondersteuning van het Iraanse ministerie van Binnenlandse Zaken in het kader van het Wereldvoedselprogramma (WFP) . Het aantal Iraakse Koerden in kampen bedroeg begin 2001 circa negenduizend .

De sociaal-economische situatie van de Fayli-Koerden, Irakezen van Iraanse afkomst en ook van de overige Irakezen in Iran is in de afgelopen jaren, mede als gevolg van de stijgende werkloosheid en de verslechterde economische omstandigheden in Iran, verslechterd. Dit wordt versterkt door het verscherpte beleid van de Iraanse autoriteiten op het gebied van werkvergunningen. Vele Fayli-Koerden hebben in de afgelopen periode hun baan verloren .

3.2Juridische status

---
Uit Irak gedeporteerde Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst die in de periode na hun aankomst in Iran wisten aan te tonen dat ze oorspronkelijk uit Iran afkomstig waren, werden door de Iraanse autoriteiten in staat gesteld de Iraanse nationaliteit te verkrijgen en kregen een nationaliteitsdocument. Dit lukte maar in weinig gevallen, onder andere doordat alle identiteitsdocumenten voorafgaand aan de deportatie vanuit Irak waren ingenomen door de Iraakse autoriteiten.

Personen die er niet in slaagden de Iraanse nationaliteit te verkrijgen, kunnen voor wat betreft hun verblijfsstatus in Iran worden ingedeeld in drie groepen.

Tot 1979 werden vele gedeporteerden die een dergelijke band met Iran niet wisten aan te tonen, beschouwd als vluchteling (Perzisch: panahande). Zij kregen een wit boekje, dat onder andere het recht op werk en het recht op een vluchtelingenpaspoort gaf.

Met name vanaf 1979 werden zij echter beschouwd als onvrijwillige migrant (Perzisch: mohajer) van Iraakse nationaliteit. Zij kregen een zogenaamde groene kaart op grond waarvan zij in principe onbeperkt recht op verblijf in Iran hadden, maar die minder rechten gaf dan het bovengenoemde witte boekje . Houders van een groene kaart hebben in principe recht op medische zorg, onderwijs en het recht om een werkvergunning aan te vragen. Houders van een groene kaart slagen er ook na een lang verblijf in Iran niet in om zich achteraf te laten naturaliseren tot Iraans staatsburger. Slechts personen die in Iran geboren zijn en hier na hun achttiende levensjaar ten minste een jaar onafgebroken wonen, kunnen onder bepaalde voorwaarden de Iraanse nationaliteit verwerven. Tot deze voorwaarden behoort onder andere het vervullen van de militaire dienstplicht in Iran .

Irakezen die na 1992 in Iran arriveerden, kregen geen legale verblijfsstatus, doch worden in de praktijk gedoogd.

De Iraanse autoriteiten lijken de laatste tijd steeds intoleranter te worden jegens vluchtelingen en immigranten, hoewel sommigen van hen al bijna twintig jaar in Iran leven . Op 16 april 2000 werd in Iran de Wet op het Derde Economische, Sociale en Culturele Ontwikkelingsplan aangenomen. Artikel 48 van deze wet legt aan het ministerie van Binnenlandse Zaken de verplichting op om binnen vijf jaar alle vreemdelingen die niet over een werkvergunning of een wit boekje beschikken naar hun land van herkomst te verwijderen, tenzij ze daar gevaar lopen. Personen van wie verwijdering niet mogelijk is, moeten door het ministerie van Binnenlandse Zaken worden ondergebracht in speciaal voor dit doel ingerichte kampen . Tot op heden is van de implementatie van dit artikel nog niet veel terecht gekomen, zodat er in de praktijk voor wat betreft de verblijfsstatus weinig verschil bestaat tussen personen die met of zonder werkvergunning in Iran verblijven. Overigens verschilt de situatie van de Fayli-Koerden en de Irakezen van Iraanse afkomst hierin niet van die van de andere uit Irak afkomstige personen in Iran.

De UNHCR beschouwt de vanuit Irak naar Iran gedeporteerde Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst voor wat betreft Centraal-Irak als vluchtelingen op grond van vervolging wegens etnische afkomst. Bovendien beschouwt de UNHCR deze groepen als de facto staatloos, omdat ze niet (langer) de Iraakse nationaliteit bezitten, maar door de Iraanse autoriteiten nog wel worden gezien als Iraakse staatsburgers . UNHCR Iran biedt echter zeer zelden uit Irak gedeporteerde Fayli-Koerden of Irakezen van Iraanse afkomst aan voor hervestiging, omdat zij in de meeste gevallen krachtens een wit boekje of groene kaart legaal in Iran kunnen verblijven of daar zonder legale verblijfsstatus worden gedoogd.

Artikel 120 van de Iraanse Arbeidswet van 3-1-1991 schrijft voor dat vreemdelingen zonder werkvergunning niet te werk mogen worden gesteld. Werkgevers die dit toch doen, kunnen krachtens artikel 181 van dezelfde wet worden gestraft met gevangenisstraffen van 91 tot 180 dagen. Tot 1997 werd deze wet in de praktijk nauwelijks toegepast. Doorgaans werd gedoogd dat houders van een groene kaart zonder werkvergunning door werkgevers in dienst werden genomen. Vanaf 1997 en sinds 21 juni 2001 in verhoogde mate, zijn de Iraanse autoriteiten echter strenger gaan toezien op de naleving van de wet. Het verkrijgen van een werkvergunning is voor iedere vreemdeling in Iran - ook voor Fayli-Koerden die beschikken over een groene kaart - doorgaans erg moeilijk.

Huwelijken in Iran tussen twee Irakezen worden niet geregistrerd door een Iraanse 'public notary'. Deze is uitsluitend bevoegd ten aanzien van Iraanse staatsburgers. Wel kan registratie van het huwelijk plaatsvinden bij de Iraakse 'Sadr Organisatie' in Iran. Dit is echter niet verplicht indien de documenten van het religieuze huwelijk in orde zijn. Huwelijken tussen twee Irakezen die in Iran worden gesloten door moslimgeestelijken worden door Iran wel erkend.

Kinderen geboren in Iran uit een huwelijk van twee Irakezen kunnen niet worden geregistreerd bij de Iraanse 'Personal Status Registration Office, aangezien dit bureau slechts documenten ten behoeve van Iraanse staatsburgers kan afgeven. In Iran geboren kinderen van vluchtelingen gebruiken veelal het door een ziekenhuis afgegeven geboortebewijs als geboortedocument. Op basis hiervan geeft de 'Farmandari' (kantoor dat binnen een gemeente of regio onder meer verantwoordelijk is voor de afgifte van identiteitsbewijzen aan zowel Iraniërs als buitenlanders) voor deze in Iran geboren Iraakse kinderen een groene kaart af.


4 Terugkeer naar Irak en wedertoelating tot Iran
---

4.1 Gedwongen terugkeer

---
In 1995 maakte de UNHCR melding van circa 200 Fayli-Koerden die kort daarvoor door Iran gedwongen waren uitgezet naar Irak . Van intrekking van de groene kaart en gedwongen verwijdering van de in Iran woonachtige Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst naar Centraal- of Noord-Irak door de Iraanse autoriteiten is thans echter, behoudens zeer hoge uitzondering, geen sprake. Alleen plegers van ernstige commune delicten in Iran zouden in enkele gevallen naar Noord-Irak zijn verwijderd. Personen die Iran illegaal zijn uitgereisd of die een exit-visum hebben verkregen en er daarna in zijn geslaagd om Iran illegaal weer in te reizen , lopen het risico te worden verwijderd .

4.2 Terugkeer naar Centraal-Irak

---
Tot 1999 werden op verzoeken van UNHCR Iran tot hervestiging van Irakezen naar Centraal-Irak niet gereageerd door de Iraakse autoriteiten. Sinds resolutie nummer 110 die op 28 juni 1999 door de Revolutionaire Commandoraad is uitgevaardigd, geeft de Iraakse ambassade in Iran weer documenten af voor iedere Irakees die naar Centraal-Irak wenst terug te keren. De Iraakse ambassade heeft echter verklaard dat terugkeer alleen mogelijk is voor Iraakse staatsburgers en dus niet voor de gedeporteerden (onder wie de Fayli's en de Irakezen van Iraanse afkomst), die door de Iraakse autoriteiten niet als staatsburger worden erkend. Ook andere bronnen bevestigen dat het voor gedeporteerde Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst onmogelijk is om op legale wijze naar Centraal-Irak terug te keren.

Personen die desondanks besluiten op illegale wijze terug te keren naar Centraal-Irak, lopen het risico te worden aangehouden zodra de Centraal-Iraakse autoriteiten van hun aanwezigheid op de hoogte komen. In geval van aanhouding kunnen deportatie naar Noord-Irak, langdurige detentie, foltering, mishandeling of zelfs executie niet worden uitgesloten.

4.3 Terugkeer58 naar Noord-Irak

---
Onder de circa 80.000 Koerden die in de afgelopen jaren vanuit Iran naar Noord-Irak zijn teruggekeerd, bevindt zich slechts een klein percentage Fayli-Koerden. Schattingen over hun aantal lopen uiteen van enkele honderden families tot enkele duizenden personen. De inreis vanuit Iran vindt veelal plaats via de grensovergangen bij Hajiomran in KDP-gebied en Mawad en Qasr-e Shirin in PUK-gebied. Gevallen van Irakezen van Iraanse afkomst die vanuit Iran naar Noord-Irak zijn teruggekeerd, zijn niet bekend.

Bij binnenkomst in Noord-Irak van uit Iran afkomstige Fayli-migranten verlangen de PUK- en KDP-autoriteiten niet dat zij hun Iraakse afkomst schriftelijk aantonen. Zij worden bij aankomst geregistreerd bij zowel de UNHCR als de locale veiligheidsdiensten.

Uit Iran gemigreerde Fayli-Koerden in Noord-Irak behoren niet tot de categoriën van personen in Noord-Irak die het risico lopen het slachtoffer te worden van op hen gerichte acties uitgevoerd door of in opdracht van de Centraal-Iraakse autoriteiten. Van discriminatie van Fayli-Koerden in Noord-Irak is geen sprake. De Koerdische machthebbers in Noord-Irak hebben aangegeven Fayli-Koerden als volwaardige Koerden te zien. Zowel bij de PUK als bij de KDP worden enkele belangrijke politieke posten bezet door Fayli's.

De KDP zou terugkeer van Fayli-Koerden uit Iran desondanks niet al te zeer toejuichen. Dit zou te maken hebben met het feit dat men ook reeds wordt geconfronteerd met een instroom van gedeporteerde Koerden, Turkmenen en Christenen uit Centraal-Irak. Toch tonen zowel de PUK als de KDP zich een goed gastheer voor de Fayli-migranten.

Alle uit Iran migrerende Fayli-Koerden ontvangen in Noord-Irak dan ook, net als alle andere nieuwkomers, voedselrantsoenen in het kader van het "Olie voor Voedsel"-programma van de Verenigde Naties, onderdak en gezondheidszorg. De traditioneel sterke familierelaties en tribale banden van de Fayli's die altijd in Noord-Irak waren blijven wonen, maken dat Fayli-migranten uit Iran die over dergelijke relaties of banden beschikken, in veel gevallen kunnen rekenen op aanvullende ondersteuning en opvang door familie of clan. Het betreft hier in de regel personen die reeds voor de deportaties in Noord-Irak woonachtig waren geweest.

In de jaren zeventig en tachtig naar Iran gedeporteerde Fayli-Koerden die oorspronkelijk uit Noord-Irak afkomstig zijn, kunnen in principe op legale wijze vanuit Iran terugkeren naar hun oorspronkelijk woonplaats in PUK- of KDP-gebied en hier een permanent verblijfsrecht verwerven. Zij zijn niet onderworpen aan reis- of vestigingsbeperkingen. Ook voor eigendomsverkrijging bestaan geen beperkingen.

Vanuit Iran naar Noord-Irak komende Fayli-Koerden voor wie geldt dat zij of hun ouders niet oorspronkelijk uit Noord-Irak afkomstig zijn, worden verspreid over heel Noord-Irak ondergebracht. Zij krijgen een tijdelijk verblijfsrecht en vallen onder de categorie van ontheemden of 'internally displaced persons', afgekort idp's .

De UNHCR stelt dat de lokale Koerdische autoriteiten in Noord-Irak terughoudend zouden zijn met het opnemen van uit Iran terugkerende Fayli's die niet oorspronkelijk uit Noord-Irak afkomstig zijn maar desondanks claimen daar familieleden te hebben. Bij aanvragen voor repatriëring van deze personen naar Noord-Irak gaat de UNHCR, voordat zij overgaat tot repatriëring, in alle gevallen eerst ter plaatse na of betrokkene aldaar inderdaad familieleden heeft en of de Koerdische autoriteiten bereid zijn betrokkene op te nemen .

Er is geen sprake van gedwongen verwijdering van Fayli-Koerden door de Noord-Iraakse lokale autoriteiten naar Centraal-Irak.

4.4 Vertrek naar derde landen in de regio

---
Jordanië
UNHCR Jordanië is nog nimmer geconfronteerd met de asielaanvraag van een naar Iran gedeporteerde Fayli-Koerd of Irakees van Iraanse afkomst. Het is voor deze personen nagenoeg onmogelijk om naar Jordanië af te reizen, omdat hiertoe Irak doorkruist dient te worden of een grote omweg gemaakt dient te worden.

UNHCR Jordanië beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat thans in Irak woonachtige - en in het verleden niet gedeporteerde - Fayli-Koerden in Irak enkel en alleen op grond van hun etniciteit voor vervolging hebben te vrezen. Een rechtstreeks uit Centraal-Irak afkomstige Fayli-Koerd die zich meldt bij de UNHCR zal dan ook slechts voor erkenning als vluchteling in aanmerking komen, indien hier in de individuele omstandigheden van de persoon aanleiding toe is. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor Irakezen van Iraanse afkomst.

Turkije
Bij UNHCR in Turkije melden zich slechts zeer sporadisch Fayli-Koerden of Irakezen van Iraanse afkomst die voorheen naar Iran waren gedeporteerd en nu uit dat land vertrekken. In het jaar 2000 betrof het twee of drie gevallen. UNHCR Ankara ziet deze personen voor wat betreft Centraal-Irak als vluchtelingen. UNHCR in Turkije gaat vervolgens na of zij over clan- of familiebanden beschikken in Noord-Irak. Indien dit het geval is, wordt Noord-Irak gezien als een gebied waar betrokkene de mogelijkheid heeft om zich te vestigen. Indien geen sprake is van dergelijke banden, komt betrokkene in aanmerking voor hervestiging in een derde land.

4.5 Wedertoelating tot Iran

---
Personen in het bezit van een groene kaart die een uitreisvisum aanvragen met het doel om Iran te verlaten, kunnen een zogenaamd exit-visum verkrijgen voor één enkele uitreis onder de voorwaarde dat wedertoelating niet mogelijk is. Bij verstrekking van een uitreisvisum wordt de groene kaart ingenomen. Personen die na een uitreis op een dergelijk visum desondanks weer in Iran willen inreizen, worden door de Iraanse autoriteiten geweigerd. Dit alles impliceert dat wedertoelating tot Iran voor Iraakse Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst die legaal zijn uitgereisd in beginsel niet tot de mogelijkheden behoort. UNHCR heeft in het verleden in dergelijke gevallen gepoogd om te bemiddelen, hetgeen echter zonder resultaat is gebleven. Hetzelfde kan gezegd worden voor personen uit deze groepen die Iran illegaal zijn uitgereisd.


5 Samenvatting

---

De Fayli-Koerden vormen een bevolkingsgroep met een eigen onderscheiden Koerdisch dialect, die van oorsprong woonachtig is in het grensgebied tussen Iran en Irak. Hun religie is, in tegenstelling tot de overige Koerden die vrijwel alle soennitisch zijn, overwegend de sji'itische islam, die ook in Iran wordt beleden. Om diverse redenen hebben in de eerste decennia van de twintigste eeuw omvangrijke migraties van delen van deze bevolkingsgroep naar Noord- en (met name) Centraal-Irak plaatsgevonden. De meerderheid van de Fayli-migranten heeft zich hierbij in Bagdad gevestigd.

Irak kent sinds 1924 in haar nationaliteitswetgeving een onderscheid tussen Iraakse staatsburgers van Ottomaanse afkomst (Arabisch tabi'a of taba'iyya) en Iraanse afkomst. Personen die aangaven voor 1924 de Ottomaanse nationaliteit te hebben bezeten, kregen automatisch (van rechtswege) het Iraakse staatsburgerschap. Op hun nationaliteitsdocument staat bij de categorie afkomst 'Ottomaans' vermeld. Personen voor wie dit niet gold, konden het Iraakse staatsburgerschap verkrijgen door naturalisatie. Op hun nationaliteitsdocument staat bij afkomst 'Iraans' vermeld. Sinds 1980 wordt de afkomst niet meer op nieuwe nationaliteitsdocumenten vermeld, hoewel deze nog wel geregistreerd blijft.

Veel Fayli-Koerden opteerden er, vanwege gevoelens van verbondenheid met hun clangenoten in Iran en vanwege de gemeenschappelijke religie met Iran, aanvankelijk voor zich in Irak te laten registreren als Iraans staatsburger, hoewel ze niet allen daadwerkelijk het Iraanse staatburgerschap bezaten. Deze personen hadden in Irak recht op legaal verblijf. Enkele decennia later kozen velen er alsnog voor om zich te laten naturaliseren tot Iraaks staatsburger. Zij kregen op hun Iraakse nationaliteitsverklaring de vermelding 'Iraans' bij de categorie afkomst.

In de jaren 1970-1971 en 1980-1981 deporteerde het Baath-regime grote aantallen personen van Iraanse nationaliteit of afkomst - waaronder ook de Fayli-Koerden - naar Iran. De motivering werd gevonden in het feit dat deze personen heulden met de Iraanse vijand en dus een intern gevaar voor Irak waren. Bovendien waren ze nauw betrokken bij oppositiegroeperingen en hadden een grote economische en maatschappelijke invloed verworven. Bij de deportaties werden identiteitsbewijzen en eventuele Iraakse nationaliteitsverklaringen ingenomen en bezittingen geconfisceerd. Vele jonge Fayli-mannen werden gevangen gezet. Een deel hiervan bevindt zich heden ten dage nog altijd in de Abu Gharib gevangenis. Circa de helft van de Fayli-bevolking is niet gedeporteerd en achtergebleven in Irak.

De situatie van de Irakezen van Iraanse afkomst is voor wat betreft de nationaliteitskwesties en de deportaties vrijwel gelijk aan die van de Fayli-Koerden.

Het grootste deel van de naar Iran gedeporteerde Iraakse Fayli-Koerden woont in de steden van West-Iran en in Teheran. Een klein deel bevindt zich in kampen. Uit Irak gedeporteerde Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst die zijn geregistreerd, ontvangen dezelfde ondersteuning van de UNHCR als de overige geregistreerde vluchtelingen uit Irak en Afghanistan, te weten medische behandeling, onderwijs, participatie in inkomsten genererende activiteiten en een eenmalige financiële ondersteuning. Voor degenen die in kampen verblijven zorgt het Iraanse ministerie van Binnenlandse Zaken voor voedsel. Door een strenger beleid van de Iraanse autoriteiten inzake werkvergunningen voor vreemdelingen is de werkloosheid onder o.a. de Fayli-Koerden de laatste tijd toegenomen.

Van de naar Iran gedeporteerde Fayli's konden aldaar slechts degenen die banden met Iran konden aantonen de Iraanse nationaliteit verwerven. Een klein deel werd erkend als vluchteling en kreeg een wit boekje, dat onder andere recht op verblijf, werk en een vluchtelingenpaspoort gaf. Het overgrote deel van de gedeporteerde Fayli-Koerden in Iran kreeg de status van onvrijwillige migrant en ontving een zogenaamde groene kaart, die recht op legaal verblijf en het recht op het aanvragen van een werkvergunning geeft. Degenen die na 1992 zijn gearriveerd, krijgen geen legale status in Iran, maar worden in de praktijk min of meer gedoogd.

Houders van een groene kaart die Iran willen verlaten krijgen een uitreisvisum. Hierbij moet de groene kaart worden ingeleverd en is opnieuw inreizen in Iran onmogelijk. Terugkeer naar Centraal-Irak is voor Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse origine in principe niet mogelijk. Bij terugkeer naar Noord-Irak kunnen personen die hier oorspronkelijk vandaan komen zich weer in hun oude woongebied vestigen. Zij krijgen een permanente verblijfsstatus van de Koerdische lokale autoriteiten. Personen die niet oorspronkelijk uit Noord-Irak afkomstig zijn, hebben in Noord-Irak de status van ontheemden. Zij worden verspreid over geheel Noord-Irak ondergebracht. Alle Iraakse Fayli-migranten die vanuit Iran naar Noord-Irak komen worden van voedsel, medische voorzieningen en onderdak voorzien.

Literatuurlijst

---

'A simplified identification and introduction of the Faili Kurds (Our History)', geraadpleegd via internet
http://home.bip.net/faili.kurd/our_history.htm, stand 15 augustus 2001

Babakhan, Ali,'La déportation des Kurdes faylîs vers l'Iran' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999)

Babakhan, Ali, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994)

Babakhan, Ali, L'Irak: 1970-1990. Déportations des chiites (1994)

Blau, Joyce,'Le Kurde Lori' in: C.-H. de Fouchécour en Ph. Gignoux (ed.), Etudes Irano-Aryennes offertes à Gilbert Lazard (Parijs 1989)

Centre For Human Rights. Iraqi Communist Party, Persbericht: Prisoners as "Guinea Pigs" for experiments on internationally prohibited weapons, 2 juli 1998

Finnish Directorate of Immigration, Kurdistan (Helsinki 1999)

al-Hajj Haydar, Aziz, 'Communautés de Bagdad: Les Faylîs' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999)

Iraanse Wet op het Derde Economische, Sociale en Culturele Ontwikkelingsplan d.d. 16 april 2000, gepubliceerd in de Official Gazette no. 16070 d.d. 30 april 2000

MacDowall, D., A modern history of the Kurds (Herziene editie: Londen en New York, 2000)

Makiya, Kanan, Republic of Fear. The Politics of Modern Iraq (vernieuwde editie: Berkeley en Londen, 1998)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Centraal-Irak d.d. 9 april 2001

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Noord-Irak d.d. 11 april 2001

Morad, Munir, 'The situation of Kurds in Iraq and Turkey' in: Philip G. Kreyenbroek en Stefan Sperl (ed.) , The Kurds: A contemporary overview (Londen en New York 1992)

Pro Asyl, 'Irak - Republik des Schreckens. Der Lagebericht des Auswärtigen Amtes zum Irak und die Realität', geraadpleegd via internet www.proasyl.de/lit/irak/irak2.htm, stand 29 augustus 2001

'The daily suffering of the Faili Kurds', geraadpleegd via internet http://home.bip.net/faili.kurd/suffering.htm, stand 15 augustus 2001

'The Faili Kurds in the Iraqi Society', geraadpleegd via internet http://home.bip.net/faili.kurd/faili_iraqi_society.htm, stand 15 augustus 2001

'The status of the Faili Kurds during the monarchy regime', geraadpleegd via internet http://home.bip.net/faili.kurd/monarchy.htm, stand 15 augustus 2001

'The unjustice', geraadpleeegd via internet
http://home5.swipnet.se/~w-54922/unjustic.htm, stand 31 januari 2000

UN Commission on Human Rights, submitted by special rapporteur Max van der Stoel, Report on the situation of human Rights in Iraq (24 februari 1994)

UNHCR Genève, brief d.d. 2 januari 2001

UNHCR Den Haag, brief d.d. 7 augustus 1995

UNHCR Den Haag, brief d.d. 3 februari 1998

UNHCR Den Haag d.d., brief d.d. 12 januari 1999

US Committee for Refugees, 2001 Country Report: Iran (2001)

U.S. Department of State, Iraq.Country Reports on Human Rights Practices 2000 (februari 2001)

'Yakut al-Rumi' in The Encyclopedia of Islam

Het woord 'Fayli' wordt soms ook geschreven als 'Faili' of 'Faily'. In dit ambtsbericht is gekozen voor de schrijfwijze 'Fayli', omdat deze een correcte wetenschappelijke transcriptie van het Arabische woord het dichtst benaderd.

De dertiende-eeuwse schrijver Yaqut al-Hamawi (ook wel Yaqut al-Rumi genoemd) noemt ze in zijn boek Mujam al-buldan (Lexicon van landen) d.d. 1228. Vergelijk 'Yakut al-Rumi' in The Encyclopedia of Islam and 'A simplified identification and introduction of the Faili Kurds (Our History)', geraadpleegd via internet
http://home.bip.net/faili.kurd/our_history.htm, stand 15 augustus 2001.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 58-59.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 66.

Vergelijk Ali Babakhan, 'La déportation des Kurdes faylîs vers l'Iran' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999) blz. 175.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 62.

Vergelijk Ali Babakhan, 'La déportation des Kurdes faylîs vers l'Iran' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999) blz. 176.

Vergelijk Aziz al-Hajj Haydar, 'Communautés de Bagdad: Les Faylîs' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999) blz.122.

Vergelijk 'The Faili Kurds in the Iraqi Society', geraadpleegd via internet http://home.bip.net/faili.kurd/faili_iraqi_society.htm, stand 15 augustus 2001.

Vergelijk Ali Babakhan, 'La déportation des Kurdes faylîs vers l'Iran' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999) blz. 176.

Vergelijk Joyce Blau, 'Le Kurde Lori' in: C.-H. de Fouchécour en Ph. Gignoux (ed.), Etudes Irano-Aryennes offertes à Gilbert Lazard (Parijs 1989), blz. 37.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 55-56.

Vergelijk Monir Morad 'Kurdish ethnic identity in Iraq' in: Turaj Atabaki en Margreet Dorleijn (ed.), Kurdistan in search of identity. Papers presented to the First Conference on Ethnicity and Ethnic Identity in the Middle East and Central Asia. (Utrecht, juni 1990), blz. 72. Voor het verschil tussen Kurmandji en Sorani wordt voor de grammatica wel de vergelijking tussen Engels en Duits en voor de woordenschat tussen Nederlands en Duits gemaakt. Vergelijk D. MacDowall, A modern history of the Kurds (Herziene editie: Londen en New York, 2000) blz. 9. Het verschil van Kurmanji en Sorani met Fayli-Koerdisch is zelfs nog iets groter.

Vergelijk Aziz al-Hajj Haydar, 'Communautés de Bagdad: Les Faylîs' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999), blz. 122.

Vergelijk Monir Morad 'Kurdish ethnic identity in Iraq' in: Turaj Atabaki en Margreet Dorleijn (ed.), Kurdistan in search of identity. Papers presented to the First Conference on Ethnicity and Ethnic Identity in the Middle East and Central Asia. (Utrecht, juni 1990), blz. 76.

Zie over de deportaties paragraaf 2.1.4.

Vergelijk Ali Babakhan, L'Irak: 1970-1990. Déportations des chiites (1994), blz. 98.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 190.

Kanan Makiya, Republic of Fear. The Politics of Modern Iraq (vernieuwde editie: Berkeley en Londen, 1998) blz. 136.

Over de deportaties zie paragraaf 2.1.4.

Vergelijk 'The unjustice', geraadpleeegd via internet http://home5.swipnet.se/~w-54922/unjustic.htm, stand 31 januari 2000.

Op het begrip 'afkomst' is eerder in deze paragraaf uitgebreid ingegaan.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 191.

Report on the situation of human Rights in Iraq, UN Commission on Human Rights, submitted by special rapporteur Max van der Stoel (24 februari 1994), blz. 48.

Zie over Ottomaanse afkomst paragraaf 2.1.3.

Vergelijk en 'The daily suffering of the Faili Kurds', geraadpleegd via internet http://home.bip.net/faili.kurd/suffering.htm, stand 15 augustus 2001.

Vergelijk Ali Babakhan, 'La déportation des Kurdes faylîs vers l'Iran' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999) blz. 177 en 178.

Vergelijk Aziz al-Hajj Haydar, 'Communautés de Bagdad: Les Faylîs' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999) blz. 124.

Report on the situation of human Rights in Iraq, UN Commission on Human Rights, submitted by special rapporteur Max van der Stoel (24 februari 1994), blz. 48.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 186-187.

Vergelijk Pro Asyl, 'Irak - Republik des Schreckens. Der Lagebericht des Auswärtigen Amtes zum Irak und die Realität', geraadpleegd via internet www.proasyl.de/lit/irak/irak2.htm, stand 29 augustus 2001.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 171-172.

Vergelijk Monir Morad 'Kurdish ethnic identity in Iraq' in: Turaj Atabaki en Margreet Dorleijn (ed.), Kurdistan in search of identity. Papers presented to the First Conference on Ethnicity and Ethnic Identity in the Middle East and Central Asia. (Utrecht, juni 1990), blz.78.

Vergelijk Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 183.

Zie voor informatie over deze dienst zie het algemeen ambtsbericht Centraal-Irak d.d. 9 april 2001, paragraaf 2.4.1.

Vergelijk 'The status of the Faili Kurds during the monarchy regime', geraadpleegd via internet http://home.bip.net/faili.kurd/monarchy.htm, stand 15 augustus 2001 en Ali Babakhan, Les Kurdes d'Irak. Leur histoire & leur déportation par le régime de Saddam Hussein (1994), blz. 184-185.

Fadhil al-Barak, Al-Madaris al-Yahudiyya wa al-Iraniyya fi al-'Iraq (De joodse en Iraanse scholen in Irak) (Baghdad 1984), blz. 143 zoals geciteerd in Kanan Makiya, Republic of Fear. The Politics of Modern Iraq (vernieuwde editie: Berkeley en Londen, 1998) blz. 19.

Vergelijk Iraq.Country Reports on Human Rights Practices 2000, U.S. Department of State (februari 2001).

Vergelijk Munir Morad, 'The situation of Kurds in Iraq and Turkey' in: Philip G. Kreyenbroek en Stefan Sperl (ed.) , The Kurds: A contemporary overview (Londen en New York 1992), blz. 130.

Vergelijk Persbericht Centre For Human Rights. Iraqi Communist Party, Prisoners as "Guinea Pigs" for experiments on internationally prohibited weapons, 2 juli 1998. Geraadpleegd via internet op www.kke.gr/cpg/solid/iraq/iraq7_98.html, stand 6 juli 2001.

Zie hiervoor het algemeen ambtsbericht Centraal-Irak d.d. 9 april 2001, paragraaf 2.5.

Vergelijk Brief UNHCR Den Haag d.d. 12 januari 1999.

Vergelijk Kurdistan, Finnish Directorate of Immigration (Helsinki 1999) blz. 52.

Vergelijk Ali Babakhan, 'La déportation des Kurdes faylîs vers l'Iran' in Monde Arabe Maghreb Machrek no.163 (jan-mrt 1999) blz. 176.

Zie over het begrip afkomst paragraaf 2.1.3.

In Iran bevinden zich hiernaast ook andere personen die uit Irak zijn gevlucht of gedeporteerd zoals 'gewone' Koerden en Arabieren.

Brief UNHCR Genève d.d. 2 januari 2001.

Brief UNHCR Genève d.d. 2 januari 2001.

Brief UNHCR Genève d.d. 2 januari 2001.

2001 Country Report: Iran, US Committee for Refugees (2001).

Artikel 979 van het Iraanse Burgerlijk Wetboek. Vergelijk brief UNHCR Iran d.d. 6 december 2000.

2001 Country Report: Iran, US Committee for Refugees (2001).

Artikel 48 van de Iraanse Wet op het Derde Economische, Sociale en Culturele Ontwikkelingsplan d.d. 16 april 2000, gepubliceerd in de Official Gazette no. 16070 d.d. 30 april 2000.

Brief UNHCR Genève d.d. 2 januari 2001.

Brief UNHCR Den Haag d.d. 7 augustus 1995.

Legale inreis in Iran is in deze gevallen niet mogelijk. Zie paragraaf 4.5.

Vergelijk brief UNHCR Den Haag d.d. 3 februari 1998.

De term 'terugkeer' is niet in alle gevallen volledig accuraat, omdat het soms personen betreft die alleen maar in Centraal-Irak hebben geleefd en nooit in Noord-Irak.

Zie voor de situatie van ontheemden in Noord-Irak het algemeen ambtsbericht Noord-Irak d.d. 11 april 2001, paragraaf 4.3.

Brief UNHCR Genève d.d. 2 januari 2001.

===