Antwoorden op kamervragen over de getroffen afvloeiingsregeling
van de burgemeester van Leeuwarden
Een parlementair stuk bij het onderwerp Burgemeesters
30 oktober 2001
Vragen van het lid Scheltema-de Nie (D66)
Vragen van het lid Pitstra (GroenLinks)
Vragen van het lid Kant (SP)
Vragen van het lid Scheltema-de Nie (D66)
Vragen van het lid Scheltema-de Nie (D66) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de afspraak die het
gemeentebestuur van Leeuwarden met mevrouw Van Maaren-van Balen
gemaakt zou hebben: dat alle betrokkenen over haar vertrek als
burgemeester zullen zwijgen op straffe van een boete van f 50.000.
(Ingezonden 25 oktober 2001.)
1. Vraag
Hebt u kennisgenomen van de afspraken die het gemeentebestuur van
Leeuwarden heeft gemaakt met mevrouw Van Maren-van Balen over haar
vertrek als burgemeester van Leeuwarden?
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Acht u het aanvaardbaar dat is afgesproken dat op straffe van een
boete van f 50 000 door alle betrokkenen gezwegen zal worden over
de gang van zaken?
2. Antwoord
Over bestuurlijk handelen moet verantwoording worden afgelegd.
Daarbij dient onderkend te worden dat er aangelegenheden zijn die
naar hun aard vertrouwelijk behandeld moeten worden.
Verantwoording en openbaarheid zijn echter het uitgangspunt en
privaatrechtelijke bedingen, waarvan in casu hier sprake is, mogen
geen afbreuk doen aan de in de Gemeentewet geregelde voorzieningen
gericht op de mogelijkheid van democratische controle. Ik heb
voorts kennisgenomen van een verklaring van wethouders en
fractievoorzitters van Leeuwarden d.d. 23 oktober jl., waarin de
volgende toelichting wordt gegeven: «Er is geen sprake van een
zwijgplicht. De overeenkomst doet op geen enkele wijze afbreuk aan
de democratische rechten en plichten van raadsleden en/of
wethouders. In de overeenkomst is afgesproken dat partijen zich
zullen onthouden van uitspraken die de andere partij schade kunnen
toebrengen. De achtergrond van deze afspraak is de wederzijdse
wens om in waardigheid uit elkaar te gaan zonder verdere schade
voor de gemeente of de persoon in kwestie.» De integrale tekst van
de overeenkomst voeg ik als bijlage bij. (Ter inzage gelegd bij
het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.)
3. Vraag
Mag niet tenminste worden geëist dat het college van burgemeester
en wethouders de gemeenteraad in een openbare vergadering
informeert over de redenen waarom met de burgemeester afspraken
over haar aftreden zijn gemaakt en over de condities waaronder?
3. Antwoord
Op 29 oktober heeft de raad van Leeuwarden aan het ontslag een
uitgebreid debat gewijd. Ik heb begrepen dat de door u genoemde
onderwerpen daarbij aan de orde zijn geweest.
4. Vraag
Overweegt u vernietiging van het besluit van de gemeente
Leeuwarden over aangaan van een verplichting tot zwijgen op
straffe van een boete van f 50 000?
4. Antwoord
Gelet op de ontwikkelingen is daarvoor geen aanleiding aanwezig.
5. Vraag
Geeft de getroffen afvloeiingsregeling u niet alle aanleiding om
met spoed te gaan werken aan een wijziging van de
rechtspositieregeling van burgemeesters in de richting van een
regeling die geldt voor andere politieke ambtsdragers?
5. Antwoord
In de Tweede Kamer is een motie-De Cloe ingediend over een meer
toegesneden wachtgeldregeling voor burgemeesters. Ik zal daarover
binnenkort een gesprek hebben met het Georganiseerd Overleg van
burgemeesters.
Vragen van het lid Pitstra (GroenLinks)
Vragen van het lid Pitstra (GroenLinks) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de afspraken die
zouden zijn gemaakt ten aanzien van de vertrekkende burgemeester
van Leeuwarden, onder meer over de zwijgplicht ten aanzien van de
inhoudelijke gronden van het vertrek, en de wachtgelduitkering die
in totaal ongeveer f 1,75 miljoen zou bedragen. (Ingezonden 25
oktober 2001.) Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen
van het lid Scheltema-de Nie, ingezonden 25 oktober 2001.
1. Vraag
Is het waar dat de vertrekkende burgemeester van Leeuwarden
(Nederlandse Staatscourant, 22 oktober jl.) een wachtgelduitkering
van in totaal f 1,75 miljoen of meer ontvangt? Wie betaalt deze
kosten? Hoe worden de kosten verantwoord, voor zover zij door het
Rijk worden gedragen? Staan de kosten naar uw oordeel in
verhouding tot de oplossing van het bestuurlijke conflict in
Leeuwarden, en de bijdrage van de burgemeester aan de oplossing
ervan?
1. Antwoord
In de overeenkomst die door de loco-burgemeester, namens de
gemeente, met mevrouw Van Maaren is gesloten is ten aanzien van de
wachtgelduitkering het volgende vastgelegd. De gemeente zal
bewerkstelligen dat mevrouw Van Maaren onder toepassing van
artikel 46a, eerste en derde lid, van het Rechtspositiebesluit
burgemeesters 1994 een uitkering ten laste van de gemeente wordt
toegekend, met dien verstande, dat in afwijking van het in het
derde lid bepaalde onder toepassing van het vijfde lid van dit
artikel de hoogte van de uitkering tot 1 februari 2005 100% van
haar dagloon zal bedragen en vervolgens tot de eerste dag van de
maand volgend op die waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereikt
85% van haar dagloon, en dat inkomsten uit arbeid of bedrijf
slechts op de uitkering in mindering worden gebracht voor zover
zij, samen met de uitkering, eendagloon overstijgen. Verder
verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 3 en 5 van mevrouw
Kant.1, 2 en 3 Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 van
mevrouw Scheltema-de Nie. (Aanhangsel Handelingen nr. 178,
vergaderjaar 2001-2002.)
2. Vraag
Is het waar dat in het college van B&W, in de gemeenteraad, of in
het ambtelijk apparaat van Leeuwarden afspraken zijn gemaakt over
de publieke informatieverschaffing betreffende het conflict? Kunt
u de Kamer informeren over de inhoud van deze afspraken, en
daarbij speciale aandacht geven aan de informatiestop over de
inhoudelijke kant van de zaak?
3. Vraag
Zijn de bedoelde afspraken vastgelegd in contracten? Kan de Kamer
inzage krijgen in deze contracten? Welke rechtsgrond hebben zij?
Wat betekenen zij voor het afleggen van politieke
verantwoordelijkheid aan de gemeenteraad, nu en in de toekomst?
Hoe kunnen de gemeenteraad en de provinciale staten hun
controlerende taken nog naar behoeven uitvoeren, zonder kennis te
hebben van de redenen van het vertrek van de burgemeester?
2 en 3. Antwoord
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 van mevrouw Scheltema-de
Nie. (Aanhangsel Handelingen nr. 180, vergaderjaar 20012002.)
4. Vraag
Bent u in deze zaak om advies gevraagd? Zo ja, kunt u de Kamer
informeren over de inhoud van uw advies? heeft u vooraf
toestemming verleend voor de afspraak naar buiten toe te zwijgen
over de inhoudelijke gronden voor het vertrek van de burgemeester,
op straffe van een dwangsom? Zo ja uit welke overwegingen? Zo
neen, wat is uw oordeel over de zwijgplicht, en de manier waarop
zij wordt afgedwongen?
4. Antwoord
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 van mevrouw Kant heb
aangegeven, ben ik, zoals in dit soort situaties gebruikelijk is,
in de afgelopen periode verschillende malen door de commissaris
van de Koningin geïnformeerd over de achtergronden en
ontwikkelingen. Ik heb partijen de gelegenheid gegeven om een
gerezen geschil tussen college en burgemeester op te lossen. Mij
is vooraf geen melding gemaakt of advies gevraagd over een
voornemen om een geheimhoudingsbepaling in het af te sluiten
contract tussen partijen op te nemen. Verder verwijs ik u naar
mijn antwoord op vraag 2 van mevrouw Scheltema-de Nie.
5. Vraag
Wat is uw reactie op de kritiek van professor Van den Heuvel, die
meent dat de gemeenteraad alsnog op haar schreden zou moeten
terugkeren?
5. Antwoord
Ik verwijs u naar mijn antwoord op de vragen 2 en 3 van mevrouw
Scheltema-de Nie.
6. Vraag
Bent u bereid de Kamer nader in te lichten over de redenen voor
het vertrek van de burgemeester?
6. Antwoord
De commissaris van de Koningin heeft mij in zijn ambtsbericht doen
weten dat in de gegeven situatie het college hem op 11 september
jl. heeft laten weten dat een voortzetting van de samenwerking met
de burgemeester niet meer mogelijk was vanwege verstoorde
verhoudingen.
Vragen van het lid Kant (SP)
Vragen van het lid Kant (SP) aan de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de gang van zaken rondom de in
Leeuwarden afgesproken zwijgplicht over de inhoudelijke gronden
van het vertrek van mevrouw Van Maaren-Van Baalen. (Ingezonden 26
oktober 2001.) Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen
terzake van Tweede-Kamerleden Scheltema-de Nie en Pitstra,
ingezonden 25 oktober 2001.
1. Vraag
Is het waar dat uw ministerie de in Leeuwarden afgesproken
zwijgplicht in strijd acht met de Gemeentewet?
1. Antwoord
NRC Handelsblad heeft op 25 oktober jl. haar berichtgeving over de
bewering van het ministerie, zoals weergegeven in de krant van 23
oktober, gecorrigeerd. (NRC 23 oktober jl.) Verder verwijs ik u
naar mijn antwoord op vraag 2 van mevrouw Scheltema-de Nie.
2. Vraag
Wat gaat u naar aanleiding van de gang van zaken rondom deze
zwijgplicht ondernemen richting gemeente Leeuwarden?
2. Antwoord
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 4 van mevrouw
Scheltema-de Nie.
3. Vraag
Deelt u de mening dat aangezien een burgemeester benoemd wordt
door het Rijk, deze ook verantwoordelijkheid draagt voor de
gevolgen als het niet goed gaat? Op welke wijze heeft u in dezen
deze verantwoordelijkheid genomen?
3. Antwoord
Bij de schriftelijke voorbereiding van het wetsvoorstel 25 444 is
dit onderwerp uitgebreid aan de orde geweest. Dit wetsvoorstel,
inmiddels per 1 augustus jl. wet geworden, voorziet ondermeer in
een procedure en een verantwoordelijkheidsverdeling bij het
benoemen en ontslaan van burgemeesters. Ik ben zoals in dit soort
situaties gebruikelijk is in de afgelopen periode verschillende
malen door de commissaris van de Koningin geïnformeerd over de
achtergronden en ontwikkelingen. Ik heb partijen de gelegenheid
gegeven om het gerezen geschil tussen college en burgemeester op
te lossen.
4. Vraag
Waarop doelt mevrouw Van Maaren-van Baalen met haar uitspraak
«zelfs de minister zegt dat hij niets meer voor je kan doen»?
4. Antwoord
Ik heb kennis genomen van deze opmerking van mevrouw Van Maaren
zoals weergegeven in een artikel in NRC Handelsblad van 23 oktober
jl. Wellicht doelt zij op de situatie, waarin het overleg met de
commissaris niet heeft geleid tot een oplossing van het gerezen
verschil.
5. Vraag
Waarom zou een afvloeiingsregeling nodig dan wel gewenst zijn
geweest?
5. Antwoord
Indien verstoorde verhoudingen leiden tot het vertrek van een
burgemeester bestaat ingevolge het Rechtspositiebesluit
burgemeesters 1994 een uitkeringsregeling ten laste van de
gemeente. In dit geval hebben partijen in overleg een regeling
getroffen.
6. Vraag
Wat zijn uw mogelijkheden om de regeling ongedaan te maken? Bent u
bereid hiertoe stappen te ondernemen?
6. Antwoord
Zoals ik in het antwoord op vraag 4 van mevrouw Scheltema heb
aangegeven, acht ik geen aanleiding aanwezig in dezen stappen te
ondernemen.
7. Vraag
Kent u de clausule in het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994
die voorziet in de mogelijkheid in bijzondere gevallen waarin
toekenning van de (volledige) kosten aan de gemeente niet te
rechtvaardigen is, af te wijken van de hoofdregel dat de kosten te
allen tijde ten laste van de gemeente blijven, welke clausule
bedoeld is voor zeer uitzonderlijke omstandigheden? Welke
uitzonderlijke omstandigheden worden in genoemde clausule bedoeld?
(Kamerstuk 25 444, nr. 5, vergaderjaar 1997-1998.)
8. Vraag
Indien de regeling niet teruggedraaid wordt/ kan worden, bent u
dan bereid gebruik te maken van de mogelijkheid om de financiële
gevolgen ten laste van het Rijk te laten komen? Zo neen, waarom
niet?
7 en 8. Antwoord
Uitgangspunt is dat bij een situatie waarin sprake is van
verstoorde verhoudingen tussen burgemeester en raad de
wachtgeldlasten bij de gemeente berusten. Aangezien niet geheel
uitgesloten kan worden, dat er bijzondere omstandigheden zijn
waarin de lasten in redelijkheid niet bij de gemeente kunnen
worden gelegd, is bedoelde clausule opgenomen, die echter tot op
heden geen toepassing heeft gevonden.
9. Vraag
Bent u van mening dat op dit moment raadsleden zich voldoende vrij
achten de kwestie in alle openheid te bespreken, gelet op de
uitspraken van de heer Van Mourik, fractievoorzitter van de
VVD-fractie in Leeuwarden? (Op dit moment wordt er gesproken over
het beleggen van een eventuele buitengewone vergadering. Tom van
Mourik, fractievoorzitter van de VVD zegt «het niet als zijn
democratische taak te zien de zaak volledig op te helderen». «We
onthouden van actie om elkaar te beschadigen», Trouw, 24 oktober
jl.) Is de verklaring «elkaar niet beschadigen» naar uw mening
niet een te ruim begrip? Zal naar uw mening dit alsnog belemmerend
kunnen werken in de verdere procedure?
9. Antwoord
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 van mevrouw
Scheltema.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties