De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
GRR. 2001/1072
datum
30-10-2001
onderwerp
Reactie op advies Raad voor het Landelijk Gebied 'Bergen met beleid'
TRC 2001/7086
TRC 2001/6672
TRC 2001/5258 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op 28 juni 2001 heb ik het advies 'Bergen met beleid' van de Raad voor het Landelijk Gebied ontvangen als antwoord op mijn adviesaanvraag over de realisatie van waterberging in het landelijk gebied van februari jongstleden. Op mijn verzoek is het advies in het tweede kwartaal van dit jaar uitgebracht zodat het een rol kan spelen bij de voorbereiding van het tweede Structuurschema Groene Ruimte. Het doet mij deugd dat de Raad op zo een korte termijn een gedegen advies heeft kunnen uitbrengen. Allereerst zal ik mijn reactie op hoofdlijnen op het advies geven. Vervolgens geef ik een reactie op de aanbevelingen van het advies.
datum
30-10-2001
kenmerk
GRR. 2001/1072
bijlage
Hoofdpunten van het advies
De Raad concludeert dat de mogelijkheden voor koppeling van
waterberging aan bestaande natuur en landbouw beperkt zijn, indien de
doelstellingen voor natuur en landbouw ongewijzigd blijven. Volgens de
Raad is een omgekeerde koppeling wel goed mogelijk: koppeling van
groene functies zoals landschap en recreatie in gebieden met water als
hoofdfunctie. Om tot een optimale functiecombinatie te komen, pleit de
Raad voor een effectieve bundeling en implementatie van kennis.
Namelijk door bestaande hydrologische, bodemkundige, milieuchemische,
ecologische, agrobiologische en cultuurtechnische kennis te
combineren, kan er sneller en beter een gedegen beeld worden verkregen
van de mogelijkheden voor de inpassing van ruimte voor water in ons
landelijk gebied, dan door geheel nieuw onderzoek.
Reactie op de hoofdpunten van het advies
In hoofdlijnen onderschrijf ik de conclusie van de Raad dat
waterberging niet altijd en overal optimaal gecombineerd kan worden
met andere functies. De Raad wijst er dan ook terecht op dat we moeten
'Bergen met beleid'. In dat verband onderschrijf ik het onderscheid,
dat de Raad maakt tussen gebieden met een functie natuur of landbouw,
waar berging vaak moeilijk te realiseren zal zijn zonder aanpassing
van de hoofddoelstelling, en gebieden met een nieuwe functie van
waterberging, die veelal te combineren zal zijn met recreatie,
landschap, en soms met natuurontwikkeling en aangepaste vormen van
landbouw.
Een kanttekening hierbij is dat de bepaling van de hoofdfunctie en
nevenfuncties bij meervoudig ruimtegebruik niet eenduidig is en in de
tijd kan veranderen. Daarbij ben ik van mening dat er aanzienlijk meer
kansen tot functiecombinaties liggen dan tot op heden zijn benut.
Vanwege de ruimtedruk in Nederland bestaat de noodzaak voor het
combineren van functies. In lijn met deel 1 van de Vijfde Nota
Ruimtelijke Ordening (Kamerstuk 2000-2001, 27578, nr. 3, Tweede Kamer)
zullen functiecombinaties moeten worden bevorderd. In de Vierde Nota
Waterhuishouding (Kamerstuk 1998-1999, 26401, nr. 1, Tweede Kamer) en
de Nota Anders omgaan met Water; Waterbeleid in de 21e eeuw (Kamerstuk
2000-2001, 27625, nr. 1, Tweede Kamer) zet het kabinet niet alleen in
op een betere bescherming tegen wateroverlast, maar wordt in samenhang
daarmee ook ingezet op de verbetering van de kwaliteit van het
landelijk gebied door het herstel van watersystemen. Ik wil me in het
Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) maximaal inzetten om de
kansen van functiecombinatie met water te verwezenlijken in het
continue streven naar een kwalitatief hoogwaardig landelijk gebied.
Hierbij zal aan de principes, van het eerst zoveel mogelijk vasthouden
van gebiedseigen water, dan bergen en uiteindelijk afvoeren én van
water als ordenend principe, invulling moeten worden gegeven. Ik
signaleer dat de Raad in het advies met name ingaat op bergen en
daarmee de mogelijkheden voor het vasthouden van water als eerste stap
van de trits onderbelicht. In sommige delen van Nederland, zoals de
zandgronden, zie ik juist bij het vasthouden van water kansen voor
multifunctionaliteit. Een veerkrachtig en duurzaam watersysteem kan
wat mij betreft extra mogelijkheden scheppen voor maatschappelijk
gewenste functies. Kansen voor meervoudig ruimtegebruik liggen er
vooral op het vlak van recreatie, groen in en om de stad, natuur en
waardevolle cultuurlandschappen, maar ook op het vlak van vernieuwende
architectuur.
De op 14 februari van dit jaar ondertekende startovereenkomst
Waterbeleid van de 21e eeuw (WB21) voorziet in een traject met
concrete acties om in 2002 tot een Nationaal Bestuursakkoord Water te
komen. Binnen dit traject zullen provincies in samenwerking met
waterschappen en gemeentes begin volgend jaar 17
deelstroomgebiedsvisies opleveren met gekwantificeerde wateropgaven.
Het streven is deze ruimtelijk in deel 3 van het SGR2 te vertalen. In
deel 1 van het SGR2 zullen randvoorwaarden worden opgenomen waaraan de
deelstroomgebiedsvisies dienen te voldoen. De deelstroomgebiedsvisies
zullen uiterlijk 2005 hun weerslag vinden in de streekplannen. In het
Nationaal Bestuursakkoord Water zullen taakstellende afspraken gemaakt
worden over doelen en maatregelenpakketten, die nodig zijn om de
waterhuishouding op orde te brengen, inclusief de financiële dekking.
Voor een rijksbijdrage, in lijn met motie van de Berg C.S. (27625 nr.
9), wordt onder andere gedacht aan ICES-middelen. Ten behoeve hiervan
wordt momenteel gewerkt aan de nadere uitwerking van de claim Herstel
Regionale Wateren.
Als de uitgangspunten van WB21 ingepast moeten worden in lopend beleid
van landinrichtingsplannen, reconstructie en streek- en
bestemmingsplannen dan ligt het voor de hand dat waterberging en de
consequenties daarvan in het landelijk gebied per locatie dienen te
worden afgewogen. Per gebied zullen de mogelijkheden tot
functiecombinaties bezien moeten worden.
Voor de grondgebonden landbouw en de natuur in bijvoorbeeld het
veenweidegebied zijn de mogelijkheden van een andere orde dan in het
zeeklei- of zandgebied. Met de Raad deel ik de mening dat er in het
rivierengebied goede mogelijkheden liggen voor de combinatie van
waterberging met recreatie en natuur. Een goed voorbeeld van een
functiecombinatie van water met natuur is het samengaan van
maatregelen ter vergroting van de veiligheid met de ontwikkeling van
nieuwe natuur in het rivierengebied (NURG).
Om het inzicht in de mogelijkheden en randvoorwaarden ten aanzien van
waterbuffering en -berging in relatie tot natuur (en andere relevante
functies) te vergroten is meer ervaring nodig in praktijksituaties. Ik
zal hiervoor in het kader van de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor
Natuur (Kamerstuk 1999-2000, 27235, nr. 1, Tweede Kamer) een programma
uitwerken, waarin de mogelijkheden van functiecombinaties in de
verschillende landschapstypen nader worden verkend. Ik streef ernaar
dit programma uit te werken in overleg en samenwerking met de
rijkspartners en andere overheden.
Reactie op aanbevelingen van het advies
Kansen voor landelijk gebied
In mijn ogen is het noodzakelijk nadrukkelijk te zoeken naar de kansen
die het nieuwe waterbeleid biedt voor het landelijk gebied. Daarbij
moet met name het overleg met de grondgebruikers intensief worden
gevoerd. Zij zijn belangrijke spelers bij het invullen van de
functiecombinaties. Ik onderschrijf het signaal van de Raad dat
waterberging ten koste kan gaan van een optimaal
ontwikkelingsperspectief van bestaande landbouwfuncties. Daarom is het
van doorslaggevend belang dat op dit moment gewerkt wordt aan het
scheppen van mogelijkheden voor alternatieve
ontwikkelingsperspectieven. Daarnaast wijs ik er op dat het nieuwe
waterbeleid uiteraard ook essentieel is voor de duurzame
watervoorziening van de landbouw. Indien waterberging na zorgvuldige
afweging consequenties heeft voor landbouwkundige bedrijfsvoering,
dient hiervoor een gepaste vergoeding geboden te worden, althans voor
zover de consequenties niet passen binnen hetgeen is afgesproken in
het beleid voor goede landbouwpraktijk.
De stelling van de Raad dat extra natte natuur ook een extra
watervraag in periode van schaarste kan genereren, onderschrijf ik. Ik
vind dit echter geen reden om niet te investeren in natte natuur. Ik
zie de opmerking van de Raad als onderstreping van het belang van een
integrale planvorming, waarbij niet alleen de watermaatregelen worden
uitgewerkt, maar ook eventuele negatieve consequenties worden
ondervangen. Dit zeker gezien het feit dat de bestrijding van
verdroging nog niet afgerond is, maar geleidelijk voortgang boekt door
uitvoering van diverse projecten. Verder zie ik talrijke mogelijkheden
voor buffering. Buffering in grondwater van met name de hoge
zandgronden is goed te combineren met ontwikkeling en verbetering van
natte en grondwatergebonden natuur. Kwetsbare en zeldzame natuur kan
hier gebaat zijn bij hogere waterstanden. De kansen om gebiedseigen
water waar mogelijk vast te houden en tegelijkertijd de natuurwaarden
te verbeteren, moeten verzilverd worden.
Indien de water- en natuurbelangen conflicteren kan dit betekenen dat
op bepaalde plekken natuurdoelen worden aangepast om waterbuffering en
-berging mogelijk te maken. Indien de locatie binnen de Ecologische
Hoofd Structuur of onder de werking van de Vogel- of Habitatrichtlijn
valt, geldt het vigerende beschermingsregime en de verplichting schade
te compenseren of te mitigeren. De natuurdoelenkaart is hier leidend.
Verder zie ik evenals de Raad goede mogelijkheden voor de combinatie van waterbeheer met versterking van waardevolle cultuurlandschappen en het creëren van hoogwaardige omgeving voor recreatie. Bovendien biedt waterrecreatie en natuurontwikkeling een welkome uitkomst van waterberging voor onze verstedelijkte samenleving.
Watertoets
Ik vind het van groot belang dat water meeweegt in beslissingen in de
ruimtelijke ordening en deel de mening met de Raad dat de watertoets
hierin een belangrijke rol kan spelen. Door ondertekening van de
Startovereenkomst Waterbeleid 21e Eeuw hebben het Rijk, de provincies,
de gemeenten en de Waterschappen afgesproken om de watertoets op alle
vanuit waterhuishoudkundig oogpunt relevante ruimtelijke plannen toe
te passen. Momenteel wordt in dit kader gewerkt aan de
operationalisering van de watertoets. Belangrijk aandachtspunt is dat
zowel op gevolgen van waterkwantiteit (overlast en tekorten) als
waterkwaliteit getoetst wordt.
Een zorgvuldige besluitvorming met betrekking tot mogelijke locaties
voor waterberging vereist inzicht in de gevolgen voor het watersysteem
en de functies. In lijn met het advies van de Raad kan ex ante een
ecohydrologische en hydrologisch-chemische analyse bij dergelijke
locaties behulpzaam zijn bij de besluitvorming. Deze instrumenten
kunnen richtinggevend zijn voor bepaling van functieveranderingen
waarbij waterverdelings- en waterkwaliteitskwesties integraal
meegewogen worden.
Norm voor acceptabele wateroverlast
Ik acht aandacht voor de acceptatie van een zekere wateroverlast van
groot belang en deel het signaal van de Raad dat een norm voor
acceptabele wateroverlast daarbij ondersteuning kan bieden. LNV is
actief betrokken bij de formulering van regionale normen van
wateroverlast in de voorbereiding op het Nationaal Bestuursakkoord
Water. Tevens zal in de communicatiecampagne van het Rijk die
binnenkort van start gaat, aan de acceptatie van wateroverlast de
nodige aandacht worden besteed.
Waterkwaliteit
In de binnenwateren zijn bepaalde stoffen zoals stikstof en fosfaat en
bestrijdingsmiddelen nog altijd een probleem. Ik ben het met de Raad
eens dat afwenteling van waterverontreiniging op natuur- en
landbouwgebieden ongewenst is. Ik zie dit als een steun om in het
kader van duurzaam waterbeheer zowel het kwantitatieve als
kwalitatieve belang van waterbeheer te benadrukken.
Het kabinet heeft met de Vierde Nota Waterhuishouding uitdrukkelijk
voor een integraal waterbeheer gekozen. De implementatie van de
Europese Kaderrichtlijn water biedt een goede mogelijkheid om deze
integratieslag te maken. Zeker voor de landbouw, natuur, recreatie en
visserij kunnen deze aspecten van het waterbeheer van doorslaggevend
belang zijn. Voldoende schoon water staat niet alleen garant voor
duurzame watervoorziening voor deze sectoren, maar ook voor het veilig
leven en recreëren in het landelijk gebied.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
Reageren
---