http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=422618
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den
Haag Directie DAM Afdeling DAM/MO Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500
EB Den Haag
Datum 29 oktober 2001 Auteur C.M. Trooster
Kenmerk DAM-662/01 Telefoon 348 5423
Blad /5 Fax 348 6639
Bijlage(n) 1 E-mail DAM@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Karimi over de aanslag op de
leider van het Popular Front, Abu Ali Mustafa.
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier uwer Kamer d.d. 30 augustus,
kenmerk 2000114860, waarbij gevoegd waren de door het lid Karimi
overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
bij u ingediende vragen, heb ik de eer u als bijlage dezes het
antwoord mede namens mijn collega van Justitie, de heer Korthals, op de
gestelde vragen te doen toekomen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken mede
namens de Minister van Justitie, de heer Korthals, op vragen van het lid
Karimi
Vraag 1
Op welke wijze is de Nederlandse regering van plan te reageren op de
dodelijke Israëlische aanslag op de leider van het Popular Front for the
Liberation of Palestine, Abu Ali Mustafa? 1) Bent u bereid om consequenties
aan deze buitengerechtelijke executie te verbinden? Zo ja, welke? Zo neen,
waarom niet?
Vraag 2
Deelt u de mening dat door de Israëlische liquidatiepolitiek, ook gezien de
meest recente aanslag op een hoge politieke leider, nu iedere Palestijn het
doelwit van de Israëlische aanslagen kan worden? Op welke wijze, al dan niet
in EU verband, wilt u op genoemd Israëlisch beleid reageren?
Antwoord
De Europese Unie heeft middels een voorzitterschapsverklaring de aanslag op
PLFP-leider Abu Ali Mustafa veroordeeld. Daarbij is het Europese standpunt
tegen buitengerechtelijke dodingen herhaald. Nederland steunt deze
verklaring vanzelfsprekend volledig. De regering heeft, zoals ik meldde in
mijn laatste brief aan de Kamer over de actuele situatie in het Midden
Oosten, via het ontbieden van de Israëlische Tijdelijk Zaakgelastigde de
Nederlandse bezwaren over dit Israëlische beleid kenbaar gemaakt. Nederland
en de EU staan hierin niet alleen. Ook de VS veroordeelt deze praktijk van
doelgerichte dodingen. De internationale politieke druk op Israël om deze
praktijk te staken moet onverminderd worden voortgezet. Ik zal daarvoor, ook
in EU-verband, blijven pleiten.
Vraag 3
Kent u het bericht dat de Amerikaanse president Bush zijn steun uitsprak
voor het Israëlische standpunt om niet te onderhandelen 'onder dreiging van
terrorisme' en diens uitspraak 'als Arafat geïnteresseerd is in een dialoog,
hij meer moet doen om het terrorisme te stoppen'? 2)
Vraag 4
Is deze Amerikaanse steun aan Israël niet een vrijbrief voor premier Sharon
zijn harde lijn voort te zetten?
Vraag 5
Op welke wijze heeft Nederland en de EU op genoemde uitlatingen van Bush
gereageerd?
Antwoord
Ik ben bekend met uitspraken van president Bush. Naar mijn stellige
overtuiging is het Amerikaanse beleid er juist op gericht om de-escalatie te
bewerkstelligen. Zowel Secretary of State Powell als President Bush zelf
hebben Israël steeds opgeroepen terughoudendheid te betonen. Deze
Amerikaanse betrokkenheid heeft bovendien nieuwe impulsen gekregen na de
dramatische gebeurtenissen van 11 september jl.. Het is ook mede aan de
Amerikaanse druk, naast Europese bemiddeling, te danken dat onlangs een
gesprek plaatshad tussen de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken,
Peres, en President Arafat. Er is sprake van voortdurend overleg tussen de
EU, onder meer via het Voorzitterschap en Solana, en de VS.
Vraag 6
Herinnert u zich uw antwoord op mijn vraag waarin u aangeeft dat Nederland
grote waarde hecht aan het internationaal humanitair recht, waaronder de
Geneefse Conventies, en dat buitengerechtelijke dodingen op grond van
artikel 147 van de Vierde Geneefse Conventie in beginsel moeten worden
gezien als 'ernstige inbreuken' op de Conventie? 3)
Vraag 7
Herinnert u zich uw antwoord dat het uitgangspunt bij het concept 'ernstige
inbreuk' de individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid is voor
schendingen van het internationaal recht, hetgeen betekent dat
strafbaarstelling en vervolging van ernstige inbreuken berust bij partijen
bij de Vierde Geneefse Conventie? Komt dit erop neer dat de partij in wiens
rechtsmacht een mogelijke verdachte zich bevindt zal moeten beoordelen of
een bepaalde actie moet worden gekenmerkt als 'ernstige inbreuk' op de
Conventie en of vervolging moet worden ingesteld? 3)
Vraag 8
Deelt u de mening dat in ieder geval de leden van het Israëlische
Veiligheidskabinet politiek verantwoordelijk zijn voor het beleid om
vermeende Palestijnse 'terroristen' te doden?
Vraag 9
In hoeverre betekent dit dat de leden van het Israëlisch
Veiligheidskabinet individueel strafrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor 'ernstige inbreuken' van de Conventie?
Vraag 10
Is er in het College van de Procureurs Generaal gesproken over het te volgen
beleid in dergelijke zaken? En zo ja, bent u bereid deze informatie aan de
Kamer te doen toekomen?
Antwoord
Het is juist dat mijn antwoorden op eerdere kamervragen er op neerkomen dat
de partij in wiens rechtsmacht een mogelijke verdachte zich bevindt, zal
moeten beoordelen of een bepaalde actie moet worden gekenmerkt als 'ernstige
inbreuk' op de Conventie en of vervolging moet worden ingesteld, danwel of
de verdachte moet worden uitgeleverd. Of er sprake is van individuele
strafrechtelijke aansprakelijkheid is een vraag die aan een rechter ter
beoordeling is. Daaraan gaat een beoordeling vooraf door de vervolgende
instantie of de omstandigheden van de individuele zaak voldoende aanleiding
vormen om strafrechtelijke vervolging in te stellen.
Voor het Nederlandse beleid dienaangaande verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van mw. Halsema van 30 mei jl. (1256, TK 2000-2001), waarin vergelijkbare materie aan de orde wordt gesteld. In dat geval ging het om het folteringsverdrag, nu gaat het om het internationaal humanitair recht. Toen heeft mijn ambtgenoot van Justitie aangegeven dat vervolgingsbeleid zal worden ontwikkeld ten aanzien van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van regeringsleiders. Daarbij is ook vermeld dat rekening moet worden gehouden met de immuniteit van regeringsleiders. Over dat beleid wordt inmiddels door de betrokkenen, waaronder het College van Procureurs Generaal, gesproken, maar die discussie is nog niet afgerond. De regering is bereid uw Kamer daarover nader te berichten als de criteria zijn uitgewerkt.
Vraag 11
Verwacht u binnenkort één van de leden van het Israëlisch kernkabinet in
Nederland?
Antwoord
Momenteel is geen bezoek voorzien van een lid van het Israëlisch
kernkabinet.
Vraag 12
Kunt u deze vragen voor maandag 03 september 2001 beantwoorden?
Antwoord
Hoewel aan beantwoording van de vragen zoveel mogelijk voorrang is gegeven,
heeft dit in verband met de noodzaak van zorgvuldigheid enige tijd gevergd.
Volkskrant 28 augustus jl.
Volkskrant 25 augustus jl.
TK vergaderjaar 2000-2001, Aanhangsel nr. 1565
Kenmerk
Blad /1
===