Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
TRCJZ/2001/15244
datum
29-10-2001

onderwerp
Motie nr. 20
Trcnr. 2001/10798 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u - conform mijn toezegging - mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat mijn reactie toekomen op de motie van het lid Stellingwerf c.s. zoals voorgesteld in het nota-overleg van 15 oktober 2001 (Kamerstukken II 2001/02, 28000 XIV, nr. 20).

In deze motie wordt de regering verzocht onderzoek te doen naar de realiseringssnelheid van de A73 en daarbij onderscheid te maken tussen het oost - en westoevertracé. Tevens wordt de regering hierin verzocht geen ontheffing ingevolge de Natuurbeschermingswet af te geven voor de bestemmingsplannen in het kader van de aanleg van de A73, voordat de Kamer kennis heeft kunnen nemen van de resultaten van dit onderzoek.

datum
29-10-2001

kenmerk
TRCJZ/2001/15244

bijlage

Ik merk hierover het volgende op.

Het tracébesluit voor de aanleg van de Rijksweg 73 op de oostelijke Maasoever is met instemming van de Tweede Kamer genomen. In aansluiting daarop is door de Minister van Verkeer en Waterstaat, namens het Rijk, een overeenkomst gesloten met de provincie Limburg. Dit is uitgangspunt bij de te volgen procedure. Door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is er gelet op het tracébesluit een aanvraag ingediend voor een ontheffing op grond van artikel 25 van de Natuurbeschermingswet ten behoeve van de aanleg van A73 op de oostoever. Op deze aanvraag zal met inachtneming van het juridisch kader (de Natuurbeschermingswet en het Besluit ontheffingen en vrijstellingen Natuurbeschermingswet) op korte termijn besloten worden.

Door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is recent nog een inschatting gemaakt van de realiseringssnelheid van de A73, waarbij onderscheid is gemaakt tussen het oost - en westoevertracé. Hierbij is gebleken dat een westoevertracé eerder langer dan korter duurt dan het oostoevertracé.
De tijdwinst van een tracébesluit voor de westoever gebaseerd op de nieuwe tracévaststellingsprocedure, waarbij niet alle bestemmingsplannen apart kunnen worden aangevochten, gaat namelijk verloren doordat er een nieuw tracébesluit genomen moet worden waarvoor de gehele tracéwetprocedure opnieuw doorlopen dient te worden. Dit tracébesluit ten behoeve van de westoever kan bovendien ook aanleiding geven voor juridische procedures.

Gelet op het voorgaande ontraad ik het aanvaarden van de onderhavige motie.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

G.H. Faber

Reageren

---