---
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Den Haag
Directie Mensenrechten en Vredesopbouw Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 29 oktober 2001 Auteur M.S. Kappeyne v.d. Coppello Coppello
Kenmerk DMV-11/2001 Telefoon 070 - 3486170
Blad /7 Fax 070 - 3486198
Bijlage(n) E-mail
Betreft Bezoek Minister-President en Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
aan Pakistan op 27 en 28 oktober 2001.
C.c. Amb. Islamabad P.V. Geneve
Zeer geachte Voorzitter,
Hierbij bied ik u mede namens de Minister-President het verslag aan van ons
bezoek aan Pakistan op 27 en 28 oktober jl.
Doel van het bezoek was enerzijds een beter inzicht verkrijgen in de
complexe humanitaire crisis die zich in de regio afspeelt en in de
humanitaire hulpverlening, anderzijds aan President Musharraf waardering en
steun van Nederlandse kant overbrengen voor diens moedig besluit zich
onverkort achter de internationale anti-terrorisme coalitie te scharen.
Daarnaast heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om over de Nederlandse
ontwikkelingssteun aan dat land met de Pakistaanse autoriteiten van
gedachten te wisselen.
Van Pakistaanse autoriteiten hebben wij gesprekken gevoerd met President
Musharraf, Minister van Buitenlandse Zaken Abdul Sattar, Minister voor
Financien en Ontwikkeling Shaukat Aziz en Directeur Nationale Bank Husain
(die ter gelegenheid van ons bezoek speciaal uit Karachi was overgekomen),
en Minister voor (o.m.) grensgebieden Abbas Sarfraz Khan, die ons de
volgende dag bij het bezoek aan het vluchtelingenkamp begeleidde. Overingens
was bij de lunch nog een groot aantal kabinetsleden aanwezig, waaronder de
Minister van Handel. Met de VN-hulporganistaies en ICRC enerzijds, en ngo's
anderzijds hebben wij twee (aparte) gesprekken gevoerd. Tot slot hebben wij
op de tweede dag een bezoek gebracht aan een vluchtelingenkamp bij Pesjawar,
" Kacha Gari".
Humanitaire situatie
De humanitaire crisis vindt zijn oorsprong in buurland Afghanistan,
slachtoffer van meer dan 20 jaar burgeroorlog en al jarenlange droogte,
terwijl de humanitaire situatie door de militaire acties tegen het
Taliban-regime nog verder dreigt te verslechteren.
Binnen Afghanistan zijn naar schatting nu ca.zes miljoen mensen met de
winter in zicht afhankelijk van hulp. Hoewel vrijwel alle internationale
staf van hulporganisaties Afghanistan heeft verlaten wordt de uitvoering van
hulpprogramma's en de toevoer van hulpgoederen zoveel mogelijk door lokale
medewerkers voortgezet. Daarbij wordt van Taliban afwisselend en
onvoorspelbaar mede- en tegenwerking ondervonden. De hulpverlening verloopt
soms moeizaam vanwege plunderingen, de slechte veiligheidssituatie en de
minimale communicatiemogelijkheden. Toch slaagt WFP er in dankzij
overeenkomsten met zo'n 30 ngo's dagelijks ca. 700 ton voedsel het land in
te krijgen en te distribueren aan hulpbehoevenden in de steden en in
afgelegen gebieden. De inzet van ngo's is hard nodig nu veel mensen de grote
steden hebben verlaten en zijn gevlucht naar kleine dorpen in de rurale
gebieden, die moeilijker bereikbaar zijn.
Het creëren van humanitaire corridors is, zo bleek uit gesprekken met VN en
ngo's tijdens het bezoek, vooralsnog niet nodig, en zelfs onwenselijk, aldus
de ngo's, aangezien juist een fijnmazig netwerk van hulpverlening wordt
nagestreefd nu de hulpbehoevenden zo verspreid over het land zitten. Nu ook
Oezbekistan en Turkmenistan de hulporganisaties toestemming hebben verleend
vanaf hun grondgebied hulpkonvooien Afghanistan in te sturen ligt het
probleem in mindere mate bij de toegang tot het land, maar zijn de huidige
problemen meer logistiek van aard: er is onvoldoende lokale staf en daarmee
onvoldoende monitoring van opslag en distributie van de goederen. Daarnaast
wordt het steeds moeilijker om chauffeurs te vinden en er is toenemende
brandstofschaarste in Afghanistan.
In Pakistan worden door de regering, ondanks alle internationale oproepen
daartoe ook van de MP en mij afgelopen weekend en van UNHCR Hoge Commissaris
Lubbers, tezelfdertijd in Pakistan (de Minister-President voerde tijdens het
bezoek nog een telefoongesprek met hem), alle grenzen formeel gesloten
gehouden voor Afghanen. Pakistan stelt dat het humanitaire gevallen toelaat,
maar UNHCR meldt dat dit beleid niet of grillig door Pakistaanse
grenswachten wordt uitgevoerd. Mensen aan de Afghaanse kant van de grens
maar ook vanuit Pakistan worden teruggestuurd, aldus de
hulpverleningsorganisaties, soms met geweld. Toch komen tienduizenden
vluchtelingen Pakistan langs verborgen en moeilijke grenspaadjes binnen. Zij
duiken dan veelal onder bij familie of kennissen binnen of buiten bestaande
kampen, en zijn zo onbereikbaar voor wel noodzakelijke hulpverlening. UNHCR.
vraagt aandacht en financiering voor deze soms al 20 jaar bestaande "oude"
kampen, die steeds zwaarder belast, maar dreigen vergeten te worden. Ik heb
toegezegd dit te zullen overwegen. In totaal gaat het nu in Pakistan om zo'n
65.000 nieuwe vluchtelingen, aldus UNHCR Pakistan is om begrijpelijke
redenen bezorgd over de eigen veiligheid en stabiliteit, en b.v. locaties
die de Pakistaanse autoriteiten aanwijzen voor nieuwe kampen zijn veelal
ongeschikt omdat ze in ontoegankelijke streken liggen, er geen water in de
buurt is of in de tribale gebieden liggen waar de VN vanwege het gebrek aan
veiligheid nauwelijks kan opereren. Pakistan zou wel tegemoetkomender willen
zijn mits UNHCR hekken om de nieuwe locaties bouwt en bewegingsvrijheid van
de vluchtelingen inperkt. De UNHCR achten kampen aan de Afghaanse zijde van
de grens, zoals wordt voorgesteld door de Pakistaanse autoriteiten, in
principe onwenselijk: de grensgebieden zijn ontoegankelijk en onherbergzaam
en veiligheid van ontheemden voor bijvoorbeeld ronselpraktijken van de
Taliban kan daar niet worden zekergesteld.
Tijdens ons gesprek met de VN-hulporganisaties en het ICRC kwam duidelijk
naar voren dat de onderlinge samenwerking en de coordinatie- en centrale
pleitbezorgingsrol van OCHA goed en naar tevredenheid van alle
VN-organisaties en het ICRC wordt vervuld. Men werkt tevens nauw samen met
ngo's, ook Afghaanse, voor de uitvoering van programma's. Naar aanleiding
van klachten van met name deze laatsten, dat zij meer betrokken willen
worden bij opzet en planning van hulpactiviteiten, gaf men aan daar wel naar
te streven en hierin ook verbetering te zien. Ons gesprek met een tiental
ngo's, waaronder Afghaanse, bleek minder eenduidig over de ervaren
samenwerking met de VN. Sommige ngo's stelden dat kanalisering van
Nederlandse fondsen via OCHA, bedoeld om coordinatie te bevorderen van
programma's, vertragend werkt, terwijl anderen stelden wel het nut van deze
samenwerking te zien wegens veelheid van activiteiten en van ngo's en van
moeilijkheid van werken in deze regio. Conclusie luidde dat flexibiliteit
voor uitvoerende organisaties in deze steeds veranderende situatie in de
regio absoluut noodzakelijk is en dat VN en donoren dit mogelijk moeten
maken; ik zal dit betrekken bij verdere besluitvorming, zo heb ik gesteld.
Ook aan het gesprek deelnemende Afghaanse ngo's bleken verdeeld in hun
tevredenheid over samenwerking met en betrokkenheid bij planning door
internationale ngo's en VN-organisaties. Sinds Asquabad-bijeenkomst in 1995
(begin Afghanistan Support Group als samenwerkingsverband donoren-VN-ngo's)
was de Afghaanse stem in het geheel echter wel degelijk toegenomen, en, zo
werd daaraan toegevoegd, bij het plannen voor een "nieuw" Afghanistan diende
Afghaans "ownership" uitgangspunt te zijn. Dit is (uiteraard) door ons
bevestigd.
De Nederlandse reservering van NLG 70 mln zal worden uitgegeven in twee
fasen. Hierdoor kan bij de verdeling van de fondsen rekening worden gehouden
met toekomstige ontwikkelingen in en rond Afghanistan. Deze kunnen
bijvoorbeeld van belang zijn voor de bijdrage aan UNHCR (wel of geen grote
aantallen grensoverschrijdende hulpbehoevende personen). Nederland geeft nu
nlg 42 miljoen aan WFP, UNHCR, OCHA, UNFPA, UNICEF, UNDP en IOM. De
contracten hebben de organistaies bereikt en de eerste bijdragen zijn
inmiddels overgemaakt. Additioneel wordt nog bijgedragen aan IFRC en ICRC,
in totaal 4,8 miljoen. Een deel van de NLG 70 miljoen is beschikbaar gesteld
voor ngo-activiteiten. Dit geld wordt via de VN gekanaliseerd om
gecoordineerd optreden te garanderen. Met de VN (OCHA) zijn afspraken
gemaakt op welke wijze deze fondsen voor uitvoering van hulpprojecten in en
rond Afghanistan beschikbaar worden gesteld. Dit gebeurt door OCHA Islamabad
via het systeem van de 'sectorale werkgroepen' waarin VN en NGO's
samenwerken per thema. Zo wordt een snelle en gecoördineerde inzet van de
fondsen voor NGO programma's die de hoogste prioriteit hebben nagestreefd.
Andere internationale en politieke aspecten
De Minister-President dankte tijdens zijn onderhoud met President Musharraf
Pakistan voor het moedige besluit om zich zonder reserves aan te sluiten bij
de internationale coalitie tegen het terrorisme, een standpunt dat in
Nederland en Europa buitengewoon werd gewaardeerd. Solidariteit met Pakistan
in woorden was echter niet voldoende, Nederland wilde zijn solidariteit en
sympathie graag met daden kracht bijzetten. De humanitaire tragedie in
Afghanistan, die al dateerde van vòòr 11 september, en het
vluchtelingenprobleem in Pakistan hadden de onmiddellijke internationale en
Nederlandse - als een van de grootste humanitaire donoren - aandacht; hoe
kon de nijpende situatie aan de gesloten grens tussen Afghanistan en
Pakistan worden verlicht? Daarnaast stelden wij geïnteresseerd te zijn in de
opvattingen van de President over de politieke ontwikkelingen in Afghanistan
post-Taliban en de mogelijkheden om in de post-Taliban periode de
stabiliteit met een militaire presentie effectief te garanderen (een
vredesmacht onder supervisie van de VN, bijvoorbeeld van multilaterale snit,
van Afghaanse snit of een mix van beide?)
President Musharraf benadrukte in zijn antwoord dat de Pakistaanse steun
voor de internationale coalitie een principiële en definitieve keuze was:
"We will stay with the coalition all the way".
De President erkende volmondig het ontzagwekkende probleem van de Afghaanse
vluchtelingen, maar wees er tegelijkertijd op dat er al 2,5 miljoen
Afghaanse vluchtelingen in Pakistan aanwezig waren. Openstelling van de
grenzen zou een toevloed van zeker nog eens 1,5 miljoen vluchtelingen
betekenen. Momenteel kwamen er al ongeveer 1500 vluchtelingen per dag
binnen, de meesten illegaal. Pakistan had zijn absorptiecapaciteit intussen
bereikt Aan het verzoek van volledige openstelling van de grenzen kon
Pakistan daarom niet voldoen, wel zei President Musharraf toe dat hij naar
selectieve invulling van het Nederlandse verzoek om de grenzen open te
stellen wilde kijken, bijvoorbeeld door het toelaten van extra kwetsbare
groepen.
Vervolgens gaf hij zijn visie op de politieke situatie in Afghanistan
post-Taliban. Iedere politieke regeling na het verdwijnen van de Taliban zou
tenminste moeten voldoen aan de volgende 4 criteria:
Bevordering stabiliteit in het land en in de regio.
Een regering in Kaboel zou breed van opzet moeten zijn ("broad based"), multi-etnisch en representatief. De "Northern Alliance"(NA) achtte hij politiek noch militair in staat zelfstandig het land te leiden. Veeleer gingen de gedachten van de President uit naar een rol voor de Afghanen in de diaspora, gematigde Taliban c.q. tribale leiders en individuele leden van de NA. Ook de voormalige koning Zahir Shah zou, gelet op het respect dat hij nog steeds in brede kringen in Afghanistan genoot, een rol kunnen spelen.
Oplossingen zouden niet mogen worden opgelegd, maar "home grown" moeten
zijn.
Rekening zou moeten worden gehouden met de gevoelens van de onmiddellijke
buurlanden.
De President gaf aan het zoeken naar een politieke oplossing bij voorkeur in
handen te willen leggen van de VN en maakte in dit verband melding van de
spoedige komst naar de regio van de heer Lakhdar Brahimi, de speciale
gezant van de SGVN belast met de coördinatie van een politieke en
humanitaire oplossing voor Afghanistan. Een mogelijke rol in het geval van
een vredesmacht in Afghanistan zag de President weggelegd voor de
Organisation of the Islamic Conference (OIC).
De kwestie Kashmir werd zowel in het onderhoud met de President alsook
tijdens het gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken, Abdul Sattar,
opgebracht.
De Minister-President heeft in zijn antwoord een dringend beroep gedaan op
zijn gesprekspartners in bilateraal overleg met India een maximale
inspanning te plegen om voor dit ingewikkelde probleem een duurzame
oplossing uit te werken.
Nederlandse ontwikkelingssteun voor Pakistan
In zijn inleiding benadrukte Minister van Financiën en Ontwikkeling Shaukat
Aziz de goede macro-economische performance van Pakistan hetgeen wordt
geïllustreerd door het feit dat Pakistan voor het eerst in haar geschiedenis
een overeenkomst met het IMF (de Stand-By Agreement 2000-2001) volledig
heeft uitgevoerd. Hij stelde daarbij het te betreuren wanneer Pakistan nu
n.a.v. 11 september steun zou krijgen om geo- politieke redenen i.p.v. de
rechtvaardigde honorering van de resultaten van het beleid. Inmiddels ligt
er op tafel een d.m.v. uitgebreide consultatie tot stand gekomen, nieuw
interim - Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP) als belangrijke stap op
weg naar een nieuwe overeenkomst voor het eind van dit jaar met het IMF van
een Poverty Reduction and Growth Facility (PRGF). Hij wees op de zware
schuldendienst tgv een schuld van 36 miljard Dollar en de mede daardoor
financiele beperking voor een meer effectieve armoedebestrijding (omstreeks
eenderde van de bevolking leeft beneden de armoedegrens) d.m.v. betere
sociale dienstverlening (basis-onderwijs en-gezondheidszorg). Hij hield ook
een warm pleidooi voor toegang van Pakistan tot de OECD markt. In dat
opzicht sprak hij zijn grote waardering uit voor het zojuist ondertekende
textiel-accoord met de EU. Als laatste punt noemde Minister Shaukat Aziz de
voortgang op het gebied van goed bestuur. Er hadden reeds lokale
verkiezingen plaatsgevonden, de 'accountability' incl. de
monitoring-mechanismen waren sterk verbeterd en Pakistan zal zich aan de
'roadmap' houden voor terugkeer naar de democratie en algemene verkiezingen
houden in october 2002). De Defensie uitgaven zijn onder controle, en de
Sociale uitgaven zijn verhoogd. Tenslotte vroeg hij Nederland om directe
financiele steun en waar mogelijk om politieke steun.
De Minister- President en ik hebben lof en waardering uitgesproken voor de macro-economische performance van Pakistan gedurende de afgelopen twee jaar en begrip getoond voor de Pakistaanse verzoeken om steun. Ik heb gewezen op de indirecte steun die Nederland aan landen als Pakistan verleent middels de in relatieve en absolute zin hoge bijdragen aan multilaterale organisaties zoals UNHCR, UNDP etc.. Ik heb toegezegd dat Nederland in overleg met gelijkgezinde donoren zoals het VK en Duitsland, zal blijven pleiten voor zoveel mogelijk begrip en steun voor de positie van Pakistan in fora als de EU, het IMF, de Wereld Bank en Club van Parijs. Ik stelde daarbij ten aanzien van schuldverlichting dat Pakistan als de facto IDA-only tenminste recht heeft op Napels voorwaarden. Desgevraagd heb ik aangegeven dat Nederland niet over zal gaan tot het herstel van de structurele bilaterale
ontwikkelingssamenwerkingsrelatie met Pakistan. De huidige programma's op het terrein van milieu en goedbestuur wil ik in toenemende mate onder de PRSP brengen. Overigens ben ik bereid de Nederlandse hulp en steun te intensiveren. Evenwel gegeven onze eigen beperkte implimentatie - capaciteit geef ik de voorkeur aan multilarale of plurilaterale co-financiering bv. via Wereldbank of DFID. Ook gesprekspartners gaven daaraan de voorkeur.
Tot slot heb ik toegezegd dat Nederland over zal gaan tot ODA
schuldendienstkwijtschelding voor 2001 en 2002, voor een bedrag van in
totaal circa 40 mln. NLG.
Het bezoek is in een prettige en open sfeer verlopen. Het voor de
Minister-President en mijzelf nuttige bezoek werd naar onze indruk aan
Pakistaanse zijde heel duidelijk op prijs gesteld.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
Kenmerk
Blad /1
===
http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=422564