Actueel

Mag een rechter aangifte doen?

Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 29-10-2001

PERSBERICHT VAN DE GRIFFIER VAN DE HOGE RAAD, BUITEN VERANTWOORDELIJKHEID VAN HET COLLEGE

Persbericht van de griffier, buiten verantwoordelijkheid van het college

Mag een rechter aangifte doen?

29 oktober 2001

Op dinsdag 30 oktober 2001doet de Hoge Raad (Strafkamer) kort na 12 uur uitspraak in de zaken 00/313 t/m 316/B. In deze vier zaken is aan de orde de vraag of een rechter aangifte mag doen als hij in een civiele procedure kennis neemt van een strafbaar feit dat hem in het kader van die procedure bekend is geworden.

Artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat een ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit bevoegd is daarvan aangifte te doen. Heeft ook een rechter in de bovenomschreven situatie die bevoegdheid?

De Ombudskamer van de Hoge Raad heeft in 1998 (NJ 1998, 554) naar aanleiding van een procedure tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen beslist dat het in die zaak de rechter niet was toegestaan aangifte te doen. Bij de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek en de vaststelling van een schadevergoeding was ter sprake gebracht dat de werknemer zijn werkgeefster destijds had verzocht een deel van het salaris "zwart" uit te betalen. De werkgeefster had daarmee ingestemd. De Hoge Raad heeft toen geoordeeld dat niet alle feiten die van belang zijn voor de beslissing van het geschil naar voren zullen gebracht indien de vrees zou bestaan dat de rechter aangifte zal doen.

In de vier zaken waarin op 30 oktober uitspraak wordt gedaan hebben de rechters in de civiele procedures die aan hen waren voorgelegd, wèl aangifte gedaan van de strafbare feiten waarmee zij tijdens de procedure bekend waren geworden. Het Openbaar Ministerie heeft daarop een strafvervolging ingesteld.

De verdachten hebben bezwaar aangetekend tegen hun strafvervolging. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in hoger beroep het bezwaar steeds gegrond bevonden, de officier van Justitie niet-ontvankelijk geoordeeld en de verdachten buiten vervolging gesteld. Het Hof baseerde zijn beslissingen op de bovenvermelde uitspraak van de Hoge Raad van 30-3-1998.

De advocaat-generaal bij het Gerechtshof heeft tegen de vier beschikkingen van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad, mr. Jörg, heeft geconcludeerd (geadviseerd) dat de Hoge Raad de vier beschikkingen zal vernietigen.

De Beschikkingen van de Hoge Raad worden zo spoedig mogelijk na de uitspraak gepubliceerd op deze website . Omdat de vier uitspraken onderling nauwelijks verschillen is bij de receptie van de Hoge Raad alleen de uitspraak in zaak nr. 00/315/00/B beschikbaar.