http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=422532
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den
Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling Bezuidenhoutseweg 67
2500 EB Den Haag
Datum 26 oktober 2001 Behandeld Brechtje Paardekooper
Kenmerk DSI/MY 438/01 Telefoon 070 3486032
Blad /6 Fax 070 3484883
Bijlage(n) - email brecht.paardekooper@minbuza.nl
Betreft Voorstel omtrent de uitvoering van de Duurzame
Ontwikkelingsverdragen (DOV's)
Zeer geachte Voorzitter,
Tijdens het VAO over de Duurzame Ontwikkelingsverdragen (DOV's) op 27
september 2001 werd mij door de Kamer verzocht om vóór de
Begrotingsbehandeling met een definitief voorstel te komen omtrent de
uitvoering van de DOV's. Ik voldoe hiermee gaarne aan dit verzoek.
Het kabinet staat onverminderd achter de doelstellingen en uitgangspunten die ten grondslag lagen aan ondertekening en ratificatie van de verdragen. De evaluatie, waarop de Tweede Kamer destijds aandrong, heeft echter een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht die dwingen tot verbeteringen in de uitvoeringspraktijk. In het genoemde VAO heb ik aangegeven dat er in de verdragstekst ruimte is om dergelijke verbeteringen aan te brengen in de organisatorische en financiële structuur van de DOV's, zonder dat het nodig is om de verdragsrelatie te wijzigen. Ik heb bij die gelegenheid eveneens aangegeven dat ik ervan overtuigd ben dat de geslaagde elementen van de DOV's kunnen worden uitgevoerd onder het reguliere OS-beleid.
De DOV's hebben betrekking op duurzame ontwikkeling in de brede zin van het woord. De discussies die gevoerd worden tijdens de preconsultaties voor VN-conferenties alsmede de beleidsoverleggen tussen beide landen spelen zich dus ook af op het brede vlak van duurzaamheid. Het onderbrengen van de DOV's in het reguliere OS-beleid is daar niet mee in strijd. Immers, de organisatorische kaders van OS bieden ruimschoots de mogelijkheid voor dergelijke discussies: ook nu functioneren juist op dit punt het Joint Committee, het beleidsoverleg en de preconsultaties goed.
In het overleg van 27 september zijn met name de volgende activiteiten als
relatief succesvol genoemd: (1) vooroverleggen voor VN-conferenties, (2)
participatie van het maatschappelijk middenveld, en (3) uitwisseling in
zogenoemde type-3 projecten. Dit zijn juist ook de elementen uit de DOV's
die goed aansluiten bij zaken die in het hedendaags OS-beleid van belang
zijn.
Op grond van het besprokene in het AO van 13 september 2001, en conform de
kabinetsreactie op de evaluatie (brief van 11 mei, TK nr 23949, nr 290) stel
ik daarbij vast dat activiteiten van andere ministeries in het kader van de
DOV's uit non-ODA-budget gefinancierd moeten worden. Overigens gelden voor
een beroep op non-ODA-middelen uiteraard de gebruikelijke procedures.
Preconsultaties.
Het overleg voorafgaande aan VN-conferenties kan als een geslaagd onderdeel
van de DOV's worden beschouwd. Ook in de vergadering van het Joint Committee
van ministers van DOV-landen, op 19 april 2001 te New York, werd die
conclusie getrokken. Ik heb tijdens het VAO aangegeven de preconsultaties
een zeer wezenlijk onderdeel van de verdragen te vinden. Immers, een deel
van de problemen bij VN-conferenties komt voort uit het feit dat men bij de
voorbereiding ervan alleen binnen zijn eigen regionale groep communiceert.
Het is derhalve toe te juichen dat er bij dit verdrag sprake is van een
groep van vier landen die, al of niet toevallig, bestaat uit
vertegenwoordigers van vier continenten. Bovendien geeft het verdrag de
ruimte deze groep verder uit te breiden. Andere landen zijn welkom. Net als
mijn collega van VROM wil ik dit overleg verbreden en stimuleren om op die
manier bruggen te slaan tussen regionale groepen bij internationale
conferenties.
Participatie
Participatie is het tweede onderdeel van de DOV's dat voortzetting verdient.
Ook in het Joint Committee is daar sterk op aangedrongen. Het huidige
OS-beleid is van participatie doordesemd: NGO's in ontwikkelingslanden
participeren in het opstellen van de PRSP's en bij de uitvoering van de
sectorale benadering. Participatie van Nederlandse NGO's in vooroverleggen
voor VN-conferenties is ook nu al gebruikelijk. Daarnaast is het regulier
beleid om NGO's op te nemen in de delegatie naar VN-conferenties. Waar het
om duurzame ontwikkeling gaat, zal het Nationaal Mechanisme worden betrokken
bij de samenstelling van deze delegaties.
Uitwisseling.
Uitwisseling is het derde succesvol kenmerk van de DOV's. Het gaat daarbij
onder meer om uitwisseling van kennis en ervaring. Zo vindt in het kader van
de DOV's een uitwisselingsproject plaats tussen Nederland en in Benin waarin
vrouwen ervaringen uitwisselen over hun deelname aan lokaal bestuur, met als
doel een gelijkwaardige participatie van vrouwen in besluitvorming.
Nederland en Costa Rica hebben een project waarin mensen uit
achterstandswijken in Rotterdam en San José een ontwikkelingsplan schrijven
voor hun wijk en daarvoor ervaringen en kennis uitwisselen over strategieën
om hun buurt te verbeteren.
De laatste jaren zijn er onder de noemer van de verdragen in toenemende mate
ook activiteiten ontplooid op het terrein van duurzaam ketenbeheer. Het gaat
om steun aan de duurzame productie van producten uit de DOV-landen - katoen
en textiel, cashew noten, bananen, koffie en sierplanten en bloemen -, om
ondersteuning van de marketing van die producten, en de bevordering van
uitwisseling van kennis en ervaring tussen ondernemers uit de bij de
verdragen betrokken landen. Momenteel wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de
ontwikkeling van biologische katoenproductie in Benin en aan verduurzaming
van de hele katoenketen, dus ook de katoenverwerking. Het is de bedoeling
dat katoen uit Benin binnenkort, verwerkt in textielproducten als lakens en
kinderkleertjes, in grote Nederlandse warenhuizen ligt. Ook deze
activiteiten passen goed binnen de doelstellingen van het reguliere
ontwikkelingsbeleid. Bezien zal worden op welke wijze dergelijke
activiteiten - die ook al veelvuldig buiten het verdragskader worden
ondernomen - kunnen worden gestimuleerd.
Uitwisselingsprojecten zijn ook van belang voor het draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking in Nederland. Bij de behandeling van de begroting
2000 (TK 18 1361) heb ik de Kamer toegezegd me graag in te zullen zetten om
jongeren meer te betrekken bij het werk van ontwikkelingsorganisaties door
het opzetten van internationale stages. Ik heb toen ook aangegeven dat het
vele dat er op het terrein van uitwisseling gebeurt misschien meer gebundeld
en in elk geval onderling afgestemd zou moeten worden. In dat kader wil ik
ook de ervaringen en activiteiten in de DOV's in een groter verband bezien.
Verplichtingen in het kader van de DOV's.
Het gezamenlijk overleg over in te nemen standpunten ten aanzien van
onderwerpen inzake Duurzame Ontwikkeling die in internationale instanties en
specialistische internationale conferenties aan de orde worden gesteld, is
overigens, één van de twee verplichtingen die in de verdragen opgenomen
zijn. Het instellen van een Nationaal Mechanisme is de tweede, zij het dat
de vorm die dat mechanisme aanneemt uitdrukkelijk wordt opengelaten. Het
Nationaal Mechanisme kan bijvoorbeeld ook een task force zijn. De taak van
het mechanisme is, volgens de verdragen, de bevordering van participatie van
diverse maatschappelijke sectoren in projecten en programma's die vallen
onder de verdragen. Over de samenstelling ervan is niets vastgelegd.
Daarnaast kunnen de beleidsmaatregelen, afspraken, programma's en projecten in het kader van de DOV's een breed scala aan doelstellingen omvatten: variërend van bijvoorbeeld het investeren in productiekosten waardoor aan duurzame ontwikkeling in verdragslanden wordt bijgedragen, en het terugdringen van CO2-emissies, tot het versterken van de vitale rol van vrouwen in milieubeheer en bevorderen van alle mogelijke vormen van samenwerking of uitwisseling op het gebied van duurzame ontwikkeling. Het gaat hier echter niet om bindende verplichtingen, maar om activiteiten die landen op basis van gezamenlijk overleg zouden kunnen ondernemen.
Ik constateer dat er in de verdragstekst geen regels of bedragen zijn
opgenomen met betrekking tot besteding van fondsen, of met betrekking tot
kanalen via welke deze fondsen moeten worden besteed. Er wordt evenmin
bepaald dat de Nationale Mechanismen een kanaal moeten zijn voor financiële
stromen tussen de verdragslanden; laat staan dat ze het exclusieve kanaal
moeten zijn. Het staat Nederland dus vrij om activiteiten in het kader van
de DOV's te financieren buiten de Nationale Mechanismen om, zonder dat de
verdragen daarmee geweld wordt aangedaan.
Landenbeleid
In mijn brief aan de Kamer (nr 23949, nr 290) heb ik, mede op basis van de
uitkomsten van de vergadering van het Joint Committee van 19 april,
voorstellen gedaan voor het landenbeleid onder de DOV's. In het Joint
Committee was besloten dat bilaterale relaties tussen de partnerlanden
verschillende vormen kunnen aannemen, dat diversificatie van de
financieringsrelaties gewenst is, en dat de financieringsrelaties niet
exclusief via de Nationale Mechanismen hoeven te lopen. Ik sprak daarom in
mijn brief aan de Kamer van 11 mei het voornemen uit om, zoals ik indertijd
al heb aangekondigd in het overleg met de Tweede Kamer over het landenbeleid
(28 juni 1999, TK 26433, Nr. 14), Benin te screenen om te zien of het
kwalificeert voor de lijst met landen waarmee Nederland een langdurige
structurele ontwikkelingsrelatie onderhoudt. In mijn brief aan de Kamer van
9 oktober (TK 26 433, nr.37) heb ik u over de positieve uitkomst van die
screening en over mijn voornemen Benin op de landenlijst te zetten
geïnformeerd.
Om redenen van intern-organisatorische aard zal ik Bhutan toevoegen aan de
DML-lijst. Overigens heb ik de Bhutanese regering toegezegd dat in het
programma de brede definitie van duurzame ontwikkeling zal worden
gehanteerd. Net als in Benin zal ook hier de civil society betrokken zijn
bij de beantwoording van de vraag hoe de Nederlandse
ontwikkelingssamenwerking, in de geest van het DOV, het beste in de
betrokken sectoren kan worden aangewend.
Omdat Costa Rica een relatief hoog BNP per capita heeft, wil ik geen
reguliere OS-relatie handhaven. Uiteraard zal bij de beëindiging van door OS
gefinancierde DOV-activiteiten een exit periode gelden, in dit geval, van
vijf jaar.
Beleidsoverleg.
De politieke aansturing van de DOV's berust bij het Joint Committee van de
ministers van de verdragslanden. Nederland is hierin vertegenwoordigd door
de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van VROM. Ik
concludeerde in mijn brief aan de Kamer over de evaluatie van de DOV's
(nr.23949, nr 290) al dat het Joint Committee door de jaren heen een minder
sturende rol heeft gespeeld dan gewenst is. Ik benvoornemens om met de
andere drie partnerlanden te overleggen hoe het functioneren van het Joint
Committee kan worden versterkt. Daarbij denk ik vooral aan de consultatieve
rol aan de vooravond van belangrijke internationale conferenties. Het Joint
Committee wordt in belangrijke mate gevoed door de periodieke
beleidsoverleggen die jaarlijks worden gehouden tussen vertegenwoordigers
van overheid, bedrijfsleven en NGO's van de verdragslanden. Daarin komt de
voortgang van de activiteiten in het kader van de DOV's aan de orde. Ook
kunnen delegaties hier onderwerpen agenderen met betrekking tot duurzaamheid
in algemene zin. De agenda kan dus breed zijn; maar het verdrag verleent aan
verdragslanden niet de bevoegdheid om over elkaars beleid op het gebied van
duurzaamheid of anderszins te beslissen of bindende adviezen uit te brengen.
Tijdens de laatste vergadering van het Joint Committee is besloten dat
periodieke beleidsoverleggen voortaan afwisselend in bilateraal en
quadrilateraal verband zullen plaatsvinden. Om de dominante rol van het
Nederlands Nationaal Mechanisme te doorbreken, kunnen de periodieke
beleidsoverleggen in het vervolg om de beurt door de Nationale Mechanismen
van de vier verdragslanden worden voorbereid.
Taken van het Nationaal Mechanisme
De taak van de Nationale Mechanismen ligt, volgens de verdragen, ten eerste
in de voorbereiding en uitvoering van beslissingen die in het kader van de
verdragen genomen worden. Ten tweede moet het Nationaal Mechanisme de
participatie bevorderen van diverse maatschappelijke sectoren in deze
beslissingen en in de uitwerking en uitvoering van activiteiten.
Niets in de verdragen schrijft voor dat het Nationaal Mechanisme als
financieringskanaal moet dienen voor projecten in de DOV-landen - inclusief
Nederland. Ik zie voor Ecooperation daarbij ook geen duidelijke rol
weggelegd. Diversificatie van financieringsrelaties biedt ook de
mogelijkheid de verdragen en de Nationale Mechanismen ter plekke te ontdoen
van een exclusief Nederlands imago dat, zoals ook het Joint Committee
vaststelde, een hinderpaal is voor de verbreding van de steun voor- en
betrokkenheid bij de verdragen. Bezien zal worden of voor de uitvoering van
taken van Ecooperation een aparte stichting nodig is, of dat de taken kunnen
worden ondergebracht bij bestaande organisaties.
Voor de uitvoering van de aan het Nationaal Mechanisme toebedeelde taken -
preconsultaties, periodiek beleidsoverleg en uitwisselingsprogramma's -
blijft financiering uit het OS-budget beschikbaar. Beheer en beoordeling van
projecten en programma's die in het kader van de DOV's worden uitgevoerd in
de partnerlanden zelf -voorheen de type-1 projecten- zullen plaatsvinden via
de daarvoor bestaande OS-structuren en beheersregels.
Conclusie.
Concluderend kan ik stellen dat de Duurzame Ontwikkelingsverdragen de ruimte
bieden om, conform mijn toezegging aan de Kamer, de goedlopende activiteiten
van de DOV's
- preconsultaties voor internationale conferenties, participatie en
uitwisseling - in te passen in het reguliere OS-beleid, met behoud van de
oorspronkelijke brede doelstelling.
In de verdragen zijn geen regels of bedragen opgenomen met betrekking tot
fondsen en de kanalen ter besteding daarvan. Aangezien de Nationale
Mechanismen in de verdragen ook niet aangewezen zijn als het exclusieve
kanaal voor OS-gelden is voortzetting van de relaties met de verdragslanden
in het voorgestelde landenbeleid mogelijk, conform mijn eerdere voorstel. Ik
zal de verdragspartners uiteraard op de hoogte te stellen van de in
Nederland over de verdragen levende opvattingen. Op de eerstvolgende
vergadering van het JC zullen we de consequenties ervan kunnen bespreken.
De verdragen verplichten Nederland wel tot het voeren van breed overleg met
andere verdragslanden - en eventueel ook andere landen - ten aanzien van
standpunten inzake Duurzame Ontwikkeling die in internationale instanties en
specialistische internationale conferenties aan de orde worden gesteld. Ik
stel vast dat zowel de Kamer als het Joint Committee positief staan ten
opzichte van deze preconsultaties.
Daarnaast verplichten de verdragen Nederland tot het instellen van een
Nationaal Mechanisme, dat geen eigenstandige organisatie hoeft te zijn maar
ook ondergebracht kan worden bij een bestaande organisatie. Afhankelijk van
de door dit mechanisme uiteindelijk te verrichten taken wil ik bezien of
continuering van het werk via een aparte stichting gewenst is of dat deze
kunnen worden ondergebracht bij andere organisaties, onder leiding van een
task force.
de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
Kenmerk
Blad /1
===