http:\\www.minbuza.nl\content.asp?Key=422483
---
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 26 oktober 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-562/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 3 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe
Commissievoorstellen (BNC):
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een
open coördinatiemethode voor het communautair immigratiebeleid
Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn
1999/29/EG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in
diervoeding.
Voorstellen van de Commissie voor een Verordening van het Europees Parlement
en de Raad over administratieve samenwerking op het gebied van BTW en een
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter aanpassing van Richtlijn
77/799 betreffende wederzijdse bijstand op het gebied van directe en
indirecte belastingen
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Mededeling Open coördinatiemethode voor communautair
immigratiebeleid
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een
open coördinatiemethode voor het communautair immigratiebeleid
Datum raadsdocument: 31 juli 2001
nr. Raadsdocument: 11007/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 387 definitief
Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. BZ, BZK, EZ, FIN, OCW, SZW
Behandelingstraject in Brussel:
De Mededeling is mede bedoeld als een bijdrage aan de Europese Conferentie
inzake Migratie die op 16-17 oktober 2001 in Brussel wordt gehouden.
Behandeling is voorzien in de JBZ-Raad en zo mogelijk op de Europese Raad
van Laken in december 2001.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Het betreft hier een Mededeling die als doelstelling heeft de
standpuntvorming inzake samenwerking tussen de lidstaten op het terrein van
migratie te bevorderen. De mededeling bevat voorstellen voor uitwerking van
deze samenwerking via de 'open coordinatie methode'. Er vloeien geen directe
consequenties voor de EG-begroting uit voort.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Mededeling is een uitwerking van de Mededeling van de Commissie over een
communautair immigratiebeleid van 22 november 2000 . De Commissie acht de
aanneming van een open coördinatiemethode de meest geëigende manier om de
ontwikkeling van een communautair immigratiebeleid te ondersteunen. De
lidstaten blijven immers verantwoordelijk voor de toelating van economische
migranten en voor het ontwikkelen en uitvoeren van integratiebeleid. De open
coördinatiemethode moet geleidelijk worden toegepast op basis van de
identificatie en ontwikkeling van gezamenlijke doelstellingen waarop een
Europees antwoord noodzakelijk wordt geacht. De Commissie wil deze methode
aanvankelijk implementeren voor een periode van zes jaar, overeenkomend met
de periode waarin de eerste evaluatie moet worden verricht van de toepassing
van de richtlijn over voorwaarden voor toelating en verblijf van
derdelanders voor arbeid in loondienst en als zelfstandige. De Commissie
stelt zich voor de methode te implementeren door voorstellen te doen voor
Europese richtsnoeren, die voorzien in coördinatie van nationaal beleid,
uitwisseling van best practices en evaluatie van de beleidsresultaten,
alsook door regelmatige consultaties met derde landen. De Raad zou vanaf
2002 meerjarige richtsnoeren moeten aannemen, die vergezeld gaan van een
specifiek tijdspad voor het bereiken van korte-, middellange- en
lange-termijndoelstellingen.
De Commissie stelt in haar mededeling voor de volgende onderwerpen in de
richtsnoeren op te nemen:
de ontwikkeling van een algemene en gecoördineerde aanpak van migratiebeheer
op nationaal niveau;
verbetering van de informatie over legale methoden om toegang tot de EU te
verkrijgen en over de gevolgen van het gebruik van illegale kanalen;
intensivering van de strijd tegen illegale immigratie, mensensmokkel en
mensenhandel;
het beleid en de procedures voor de openstelling van de arbeidsmarkt voor
derdelanders in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie;
de opname van migratievraagstukken in de betrekkingen met derde landen;
het integratiebeleid voor legaal verblijvende derdelanders.
De lidstaten dienen op basis van de door de Raad vast te stellen richtsnoeren jaarlijks nationale actieplannen op te stellen waarin zij specifieke, aan de richtsnoeren ontleende doelen en nationale beleidsacties opnemen en de gemaakte voortgang evalueren. Ook dienen de nationale actieplannen informatie te bevatten m.b.t. de tenuitvoerlegging van de relevante communautaire richtlijnen. Op basis van deze nationale actieplannen stelt de Commissie jaarlijks een syntheserapport op dat onderwerpen aanwijst waar Europese oplossingen geëigend zijn. De Commissie coördineert dit rapport met de rapporten over werkgelegenheid en sociale integratie. Voor het effectief monitoren en evalueren van het gemeenschappelijke immigratiebeleid is de beschikbaarheid van vergelijkbare statistieken van groot belang. De JBZ-Raad van 28-29 mei 2001 is al akkoord gegaan met de opstelling door de Commissie van een nieuw Actieplan voor een verbeterde verzameling, analyse en uitwisseling van statistieken. Verder wil de Commissie onder meer het EURES-netwerk hervormen en uitbreiden om derdelanders die in de EU willen werken van informatie te voorzien en wil de Commissie migratie integreren in de betrekkingen met derde landen. Zo wil de Commissie verzekeren dat het migratiebeleid complementair en consistent is met andere interne en externe beleidsterreinen. In dit verband is voorts relevant dat -- los van de voorgestelde coördinatie van het nationale immigratiebeleid van de EU-lidstaten in het kader van de methode voor open coördinatie -- de Gemeenschap en de lidstaten in het kader van GATS Mode 4 bijdragen aan de implementatie van afspraken over de tijdelijke toegang (onder voorwaarden) van werknemers en deskundigen tot de lidstaten.
Rechtsbasis van het voorstel:
Het betreft geen wetgevingsvoorstel. De Mededeling vloeit voort uit
artikelen 61-63 van het EG-Verdrag en uit een verzoek gericht aan de
Commissie door de Europese Raad, dat is vervat in paragraaf 20 van de
conclusies van Tampere (15-16 oktober 1999).
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De toets van subsidiariteit is positief, Nederland streeft in EU-verband
naar een zoveel mogelijk geharmoniseerd, gemeenschappelijk asiel- en
migratiebeleid.
Nederlandse belangen:
Het kabinet staat positief tegenover een geleidelijke toepassing van de open
coördinatiemethode op het communautair immigratiebeleid. De open
coördinatiemethode is een geschikt middel om enerzijds de voortgang van het
communautair asiel- en migratiebeleid te meten, en anderzijds het nationale
beleid van de lidstaten op EU-niveau te vergelijken en te coördineren. Het
kabinet onderschrijft voorts het belang van betrouwbare en vergelijkbare
asiel- en migratiestatistieken en heeft in de JBZ-Raad van 28-29 mei reeds
ingestemd met de opstelling door de Commissie van een nieuw Actieplan ter
zake. Voor het kabinet geldt, dat de open coördinatiemethode gericht moet
zijn op het gezamenlijk vaststellen van kwalitatieve en, waar nuttig en
toepasbaar, kwantitatieve doelstellingen en randvoorwaarden. Kwantitatieve
doelstellingen kunnen echter geen betrekking hebben op het aantal toe te
laten arbeidsmigranten. De lidstaten dienen vervolgens te kunnen bepalen met
welke instrumenten zij deze doelstellingen en randvoorwaarden willen
verwezenlijken. Een belangrijke doelstelling is voor het kabinet een betere
beheersing van de migratiestromen naar de Unie. Het voorkomen en bestrijden
van illegale immigratie, mensensmokkel en mensenhandel staan daarbij
centraal. Daarbij valt enerzijds veel te winnen bij een verdere verbetering
van de samenwerking tussen de lidstaten, anderzijds bij uitbreiding en
verdieping van partnerschappen met landen van herkomst. Het kabinet ziet de
toelating van arbeidsmigranten niet als doel op zich. Arbeidsmigratie is
voor Nederland immers niet de oplossing voor de vergrijzingsproblematiek en
voor knelpunten op de arbeidsmarkt. Toelating van arbeidsmigranten (via de
Wav) kan een middel zijn ter vergroting van de flexibiliteit en de
mobiliteit op de arbeidsmarkt, in samenhang en afweging met andere
instrumenten. Daarom wil het kabinet zich niet vastleggen op het vaststellen
van streefcijfers voor het jaarlijks aan te trekken aantal arbeidsmigranten.
Tot slot stelt het kabinet vast dat de verschillende terreinen waarop
Europese samenwerking via de open coördinatiemethode plaatsvindt, onderling
goed op elkaar afgestemd moeten worden. Er dient helder te worden
onderscheiden welke thema's in welke strategie aan de orde moeten komen. De
verschillende beleidsprocessen moeten elkaar versterken en aanvullen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Het Europees Parlement kan advies uitbrengen over deze Mededeling.
Fiche 2: Richtlijn ongewenste stoffen en producten in diervoeding.
Titel
Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn
1999/29/EG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in
diervoeding.
Datum raadsdocument: 10 september 2001
nr. Raadsdocument: 11651/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 493 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. VROM, VWS
Behandelingstraject in Brussel:
Het Europees Parlement heeft tijdens zijn plenaire vergadering van 4 oktober
2000 de Commissie gevraagd om maximumgehalten voor dioxinen en PCB's in alle
diervoeders vast te stellen.
Overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 1999/29/EG van de
Raad van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding
werden de maatregelen van dit Commissievoorstel op 20 juli 2001 voor advies
aan het Permanente Comité voor veevoeders voorgelegd. Aangezien de Commissie
geen positief advies over de voorgestelde ontwerp-maatregel heeft ontvangen
moet zij die volgens bovengenoemde richtlijn onverwijld aan de Raad
voorleggen.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): N.v.t.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Dit richtlijnvoorstel maakt deel uit van een algehele strategie om de
aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu en in
levensmiddelen en diervoeder terug te dringen. Het beoogt maximumgehalten
voor dioxinen en furanen in een aantal voedermiddelen en diervoeders vast te
stellen.
De voorgestelde maatregelen voor diervoeder bestaan uit drie onderdelen:
het vaststellen van strikte maar haalbare maximumgehalten, rekening houdend
met de huidige achtergrondverontreiniging;
het vaststellen van actiedrempels met het oog op "vroegtijdige
waarschuwing", zodat de bevoegde autoriteiten en de bedrijven pro-actief
kunnen handelen door de bronnen en routes van verontreiniging op te sporen
en maatregelen te treffen om die weg te nemen;
het vaststellen van streefwaarden waarmee de blootstelling van het grootste
deel van de EU-bevolking onder de door het Scientific Commission on Food
vastgestelde toelaatbare wekelijkse inname komt te liggen.
Rechtsbasis van het voorstel:
Richtlijn 1999/29/EG van de Raad van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen
en producten in diervoeding en met name op artikel 10 punt a.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het is wenselijk dat, voor een eenduidige benadering van
volksgezondheidsaspecten en ter voorkoming van concurrentiedistorsie, deze
materie op Gemeenschapsniveau wordt geregeld. Hiervoor is passende
aanvullende Gemeenschapswetgeving nodig hetgeen met dit voorstel wordt
bereikt.
Nederlandse belangen:
De normstelling voor dioxine in diervoeding is van belang voor de
volksgezondheid. De dioxinebelasting van veevoer bepaalt voor het grootste
gedeelte via dierlijke producten de dioxinebelasting van levensmiddelen.
Daarom heeft Nederland al sinds twee jaar dioxinenormen voor diervoeding
vastgesteld en is gebaat bij een snelle invoering van vastgestelde normen op
communautair niveau. Ook voert Nederland al een monitoringsprogramma voor
dioxine in diervoer uit. Bij communautair vastgestelde normen kan er een
Europees monitoringsprogramma opgesteld worden en krijgen de verzamelde
gegevens meer waarde.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokken IPO/VNG) N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: N.v.t. (comitologiebesluit)
Fiche 3: Verordening/Richtlijn Administratieve bijstand in belastingzaken
Titel:
Voorstellen van de Commissie voor een Verordening van het Europees Parlement
en de Raad over administratieve samenwerking op het gebied van BTW en een
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter aanpassing van Richtlijn
77/799 betreffende wederzijdse bijstand op het gebied van directe en
indirecte belastingen
Datum Raadsdocument: 2 juli 2001
Nr Raadsdocument: 10510/01
nr. Commissiedocument: COM(2001) 294 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: FIN i.o.m. EZ, BZ
Behandelingstraject in Brussel:
Oriënterende bespreking verwacht in de Groep Belastingvraagstukken in loop
van najaar 2001.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): N.v.t.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De doelstelling van het voorstel is de totstandkoming van een goede
juridische basis voor de wederzijdse bijstand en informatieuitwisseling
tussen lidstaten van de Europese Unie op het gebied van de BTW om een goed
functioneren van het BTW-systeem te verzekeren en BTW-fraude effectiever te
bestrijden. Het beoogde doel is een betere samenwerking op het gebied van de
BTW tussen lidstaten.
Het voorstel houdt een aanpassing in van de Richtlijn 77/799 inzake de
wederzijdse bijstand op het terrein van directe en indirecte belastingen en
de Verordening 218/92 inzake administratieve samenwerking inzake de BTW.
Richtlijn 77/799 schept het juridische kader voor de uitwisseling van
inlichtingen tussen lidstaten die van belang zijn voor een juiste
vaststelling van de belastingschuld op het gebied van directe en indirecte
belastingen. Verordening 218/92 is vastgesteld om het systeem van
informatieuitwisseling op basis van Richtlijn 77/799 aan te vullen voor
intracommunautaire leveringen van goederen.
In het voorstel wordt het totale communautaire juridische kader voor de
wederzijdse bijstand en informatieuitwisseling op het gebied van de BTW in
de Verordening 218/92 vastgelegd. Alle bepalingen over de wederzijdse
bijstand op het gebied van de BTW worden uit richtlijn 77/799 gehaald. In de
voorgestelde verordening zijn echter ook nieuwe wederzijdse bijstand- en
informatieuitwisselingsbepalingen opgenomen. De belangrijkste wijzigingen
zijn:
aan het op verzoek van een lidstaat verstrekken van informatie over een
(rechts)persoon teneinde diens BTW-schuld te kunnen vaststellen wordt in
alle gevallen een dwingende termijn van een maand of drie maanden verbonden
(dit gold alleen voor specifieke gevallen);
in speciale gevallen kunnen via de procedure van art. 5 van Raadsbesluit
1999/468/EG kortere of langere termijnen van kracht zijn;
de bevoegdheid tot het uitwisselen van informatie moet worden
gedecentraliseerd per 'territorial service', wat waarschijnlijk betekent dat
per regio een ambtenaar -belast met informatieuitwisseling- aangesteld zou
moeten worden;
de informatieuitwisselingsplicht zonder voorafgaand verzoek wordt
uitgebreid;
invoering van een administratieve onderzoeksplicht voor lidstaten als gevolg
een verzoek van een andere lidstaat als mogelijkerwijs sprake is van fraude
of belastbaarheid van transacties in die lidstaat;
invoering van de mogelijkheid tot aanwezigheid van ambtenaren van de
verzoekende staat bij een onderzoek in de aangezochte staat zonder
toestemming van de belanghebbende;
vaststelling van een juridische basis voor een gelijktijdige multilaterale
controle;
afschaffing van de bepaling dat (rechts-)personen voorafgaand aan het
uitwisselen van informatie tussen lidstaten ingelicht worden dat deze
informatie zal worden uitgewisseld.
De Commissie kondigt verder een separaat voorstel aan voor een verordening
waarin specifieke antifraudemaatregelen zijn vastgelegd en waarin een
coördinerende rol voor de Commissie zal zijn weggelegd.
Rechtsbasis van het voorstel:
Het voorstel voor de verordening is gebaseerd op artikel 95 EG Verdrag.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De subsidiariteitstoets is positief gezien de reeds vigerende Europese
regelingen voor wederzijdse bijstand en informatieuitwisseling. Het voorstel
houdt een uitbreiding en specificatie van deze regelingen in; het ligt voor
de hand dat deze op communautair niveau worden vastgesteld omdat de
BTW-heffing ten aanzien van de belastbaarheid van leveringen en diensten in
de 6e BTW-richtlijn grotendeels geharmoniseerd is.
De proportionaliteitstoets is positief. Voor de effectieve uitwisseling van gegevens tussen lidstaten is een communautair juridisch raamwerk nodig. Het voorstel is zo eenvoudig mogelijk. Gelet op de vergaande vorm van harmonisatie van de BTW-heffing, de hiermee gemoeide financiële belangen en het aspect van fraude is de vorm van de verordening niet disproportioneel.
Nederlandse belangen:
Nederland heeft belang bij het goed functioneren van de BTW in de EU. In het
kader van de uitvoering en handhaving van deze wetgeving is een goed
functionerend systeem van wederzijdse bijstand en de uitwisseling van
informatie op BTW-gebied noodzakelijk. BTW-fraude is een belangrijk Europees
probleem. Gelet op de grensoverschrijdende activiteiten van
(rechts-)personen bij dit soort fraude is de bestrijding daarvan een
Europese aangelegenheid. Nederland is een actief deelnemer aan initiatieven
ter bestrijding van deze fraude. Als voorbeeld mag dienen de Nederlandse
deelname aan multilaterale controles op het terrein van de BTW.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Nog niet van toepassing. Op mogelijke consequenties wordt naar aanleiding
van de onderdelen van het voorstel gestudeerd.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie, artikel 251 EG Verdrag