De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2001/3394
datum
25-10-2001
onderwerp
Uitbesteden BSE-testen
TRC 2001/10681 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Met mijn brief van 27 juni 2001 (Kamerstukken II, 2000-2001, 24668, nr. 68) heb ik u geïnformeerd over de uitvoering van snelle BSE-testen door andere laboratoria dan ID-Lelystad. Daarin heb ik aangegeven dat uitgangspunt van mijn beleid is dat andere laboratoria uitsluitend kunnen worden betrokken bij de uitvoering van snelle BSE-testen als een kwalitatief hoogwaardige en objectieve uitvoering van de testen kan worden gegarandeerd. Dit resulteerde in de keuze voor een systeem waarbij de RVV de monsters neemt en deze vervolgens verdeelt over een beperkt aantal aangewezen laboratoria. Bij deze systematiek hoorden uniforme prijzen en een zekere afstemming over de snelheid van de uitvoering van de BSE-testen.
datum
25-10-2001
kenmerk
VVA. 2001/3394
bijlage
Vanuit het betrokken bedrijfsleven is herhaaldelijk verzocht om een
aanpassing van de aanbestedingsprocedure waardoor slachthuizen zelf in
staat zouden worden gesteld tot het maken van directe afspraken met de
laboratoria die de testen uitvoeren teneinde te komen tot een zo
efficiënt mogelijke afstemming tussen slachthuizen en laboratoria.
Tegen deze achtergrond heb ik de mogelijkheden laten onderzoeken voor
een systematiek waarbij, met inachtneming van de eisen ten aanzien van
een kwalitatief hoogwaardige en objectieve uitvoering van de testen,
meer mogelijkheden ontstaan voor een efficiënte en snelle uitvoering
van de BSE-testen.
Een en ander heeft mij doen besluiten de uitbesteding van snelle
BSE-testen aan te passen. Laboratoria zullen niet meer worden
aangewezen, maar worden erkend. De eisen die eerder in mijn brief van
27 juni 2001 waren opgenomen in het kader van de aanbesteding zullen
worden geformuleerd als erkenningsvoorwaarde om daarmee een correcte
uitvoering van de testen te kunnen blijven garanderen. Erkende,
private laboratoria kunnen dan na erkenning zelf contracten afsluiten
met slachterijen over aantallen, kosten en snelheid van de BSE-testen.
Een belangrijke voorwaarde voor erkenning zal daarbij zijn dat de
laboratoria alle resultaten van de BSE-testen onverwijld moeten
rapporteren aan de RVV. Rapportage van resultaten aan anderen is
verboden en zal leiden tot directe intrekking van de erkenning.
De taken van RVV en ID-Lelystad WDT blijven daarbij op hoofdlijnen als
volgt:
1. De RVV blijft verantwoordelijk voor:
+ verzamelen van de monsters voor de BSE-testen;
+ verzenden van de monsters naar de private laboratoria;
+ verwerken van de resultaten van de private laboratoria en het
doorgeven van de resultaten naar de slachterijen;
+ het vrijgeven van het karkas en andere delen van een geslacht
rund pas nadat een negatief resultaat van de BSE-test
beschikbaar is. Bewaking van de vrijgave van karkassen,
bepalend voor de garantie dat niet-geteste runderen in het
voedsel- of voedercircuit terechtkomen, blijft dus in handen
van de RVV.
2. ID-Lelystad WDT blijft, als nationaal referentielaboratorium voor
BSE, verantwoordelijk voor:
+ toezicht op de erkende private laboratoria. Naast een
toezicht op de werkwijze van de laboratoria zal ID-Lelystad
WDT de private laboratoria controleren door het beoordelen
van de resultaten van monsters met een bekende hoeveelheid
prionen;
+ de bevestiging van de resultaten van de snelle BSE-testen;
+ uitvoering van snelle BSE-testen bij kadavers van runderen.
Procedure inschakelen private laboratoria
Erkenning van laboratoria zal plaatsvinden nadat laboratoria hebben
aangetoond aan de erkenningseisen te voldoen. Vanaf dat moment kunnen
ze worden ingeschakeld in de testprocedure en kan ID-Leystad WDT
geleidelijk worden afgebouwd. Gelet op de procedure die de labs ingaan
voor erkenning, is het niet mogelijk om per 1 november 2001 voldoende
capaciteit bij erkende labs te hebben om de taken van ID-Lelystad WDT
geheel af te bouwen. Het bedrijfsleven zal ervoor moeten zorgen dat er
op 1 januari 2002 voldoende capaciteit bij private labs is gevonden om
alle testen die nu door ID-Lelystad WDT worden uitgevoerd door deze
private labs te laten uitvoeren, rekening houdend met maximaal 4000
monsters per dag.
Mocht deze capaciteit onverhoopt op 1 januari 2002 niet zijn
geoffreerd door de private labs, dan zal ik nader bekijken of
tijdelijke aanvullende maatregelen nodig zijn om voldoende
testcapaciteit te kunnen blijven waarborgen. Mocht dit scenario zich
gaan aftekenen, dan zal ik u daarvan tijdig op de hoogte stellen.
Per brief van 27 juni 2001 is u medegedeeld dat het bedrijfsleven tot
1 januari 2002 per monster een bedrag van f 70,-- bijdraagt aan de
kosten van het gehele testproces.
Op basis van bovenstaande processen en vastgelegde afspraken voorzie
ik daarom de volgende fases in het proces:
1. Zo spoedig mogelijk wordt de erkenningsregeling bekendgemaakt. De
laboratoria moeten een proces doorlopen om de erkenning te
verkrijgen.
2. Zodra een lab een erkenning heeft, kan het worden ingeschakeld bij
het uitvoeren van de testen en kan voor dat deel ID-Lelystad WDT
worden afgebouwd. Hierbij zullen er afspraken moeten zijn gemaakt
tussen het erkende lab en een slachthuis over het aantal te
leveren monsters. Labs die voor 1 januari 2002 reeds ingeschakeld
worden krijgen van de overheid dezelfde vergoeding als ID-Lelystad
WDT voor ieder onderzocht monster. De bijdrage van het
bedrijfsleven blijft tot die datum f 70,--. Dit betekent een
kostenneutrale operatie voor de overheid.
3. Na 1 januari 2002 zal ID-Lelystad WDT zijn afgebouwd tot haar
resterende taken en zal het testen volledig zijn overgenomen door
erkende labs. De kosten van de testen worden geheel gedragen door
het bedrijfsleven, waarbij de overheid alleen de kosten van
toezicht door ID-Lelystad WDT en de kosten van de RVV
doorberekent. De labkosten voor het testen worden onderling
geregeld tussen het bedrijfsleven en de erkende labs.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
Reageren
---