Universiteit Twente

Persberichten > Nieuw > 01-55

01-55 24-10-2001

Bedenker van het begrip `netwerkmaatschappij' hoogleraar aan UT

`De openheid en vrijheid van het internet staan op het spel'

Netwerken zijn niet platter, democratischer, transparanter, vrijer, toegankelijker, minder fysiek gebonden of minder samenhangend dan andere vormen van organisatie en communicatie. Netwerken zijn wel relatief open systemen die ons helpen bij het openbreken van oude organisatievormen en instituties en bij het zoeken naar nieuwe schaalniveaus, markten en bestuurswijzen. De combinatie van sociale netwerken en medianetwerken zorgt voor een nieuwe infrastructuur in onze samenleving.
Dit poneert prof. dr. J.A.G.M. van Dijk in zijn oratie bij het aanvaarden van het ambt van hoogleraar Toegepaste Communicatiewetenschap aan de Universiteit Twente. Hij spreekt zijn rede uit op 1 november op de UT-campus.

Netwerken zorgen voor een algehele herstructurering van de maatschappij en versterken enerzijds de globalisering en anderzijds de lokalisering en individualisering: ze verbinden als een zenuwstelsel alle eenheden in onze samenleving.
Van Dijk is de bedenker van het begrip `netwerkmaatschappij'. Hij hanteerde het woord als eerste in zijn publicatie `De Netwerkmaatschappij, Sociale aspecten van nieuwe media' in 1991. De laatste jaren is `netwerken' steeds meer in de belangstelling komen te staan, volgens Van Dijk door de behoefte van het individu zich als `eenheid te positioneren' in onze steeds grootschaliger en complexer wordende samenleving. In dat netwerk interacteert het individu, met een scala van partijen en met een variatie aan diepgang. Het doel daarbij is te kunnen kiezen voor de meest succesvolle acties en actoren, bijvoorbeeld voor een leuke baan of, als het een bedrijf betreft, voor een winstgevende keten van toeleveranciers en afnemers. Aldus Jan van Dijk in zijn inaugurele rede.

Bin Laden
Van Dijk zoekt in zijn oratie de discussie, in het bijzonder met collega-socioloog Manuel Castells. Twistpunt is de opvatting van Castells dat netwerken onbeheersbare machines zijn waarvan de vorm en organisatie losgekoppeld kunnen worden van de inhoud, de mensen die er in participeren en handelen. Daar is Van Dijk het mee oneens: `Het zenuwstelsel is niets zonder de organen die het verbindt. De Amerikaanse inlichtingendiensten hebben dit ook ervaren: zij dachten netwerken van terroristen voldoende in de gaten te kunnen houden met elektronische surveillance. Zij richtten zich op technical intelligence en verwaarloosden de human intelligence, het lijfelijk infiltreren in de netwerken als die van Osama Bin Laden."

Partijdige media
Tevens stelt Van Dijk dat onze maatschappij niet bedreigd wordt door langs elkaar heen communicerende netwerken van subculturen; de publieke sfeer wordt namelijk een mozaïek van sferen die elkaar sterk overlappen. Sowieso geldt volgens hem dat de `ongedeelde publieke sfeer' van het midden van de vorige eeuw waarin `iedereen hetzelfde leest, ziet en hoort en over hetzelfde praat' een mythe is geweest. Wel meent hij dat de controlefunctie van de nieuwe media op het spel staat; net als de oude massamedia hebben ze een intermediaire en selecterende rol, maar ze schieten tekort als het gaat om de betrouwbaarheid en kwaliteit van de informatie. De werkelijkheid lijkt meer en meer door henzelf gecreëerd te worden. Provocerend kan men zich afvragen of de Golfoorlog wel heeft plaatsgevonden of dat het slechts een serie briefings van het Pentagon was. De nieuwe massamedia gaan zich ook meer aanpassen aan de algemeen levende meningen en opvattingen omdat zenders gebruik maken van een zelfde internet als de ontvangers. Deze media richten zich immers steeds meer op de vraag. De trend naar vraagsturing zorgt ervoor dat de partijdigheid toeneemt, aldus Van Dijk.

Te afhankelijk
Van Dijk verdedigt voorts zijn mening dat de huidige open organisatie van het internet (helaas) niet kan blijven voortbestaan: `Als de geringste `worm' geacht wordt het hele net al te kunnen platleggen is er iets grondig mis.'
Vitale functies zijn te afhankelijk van de nieuwe technologie. Tegelijk realiseren velen zich onvoldoende dat netwerken ook om vertrouwen en betrokkenheid vraagt. `Het vluchtige, afstandelijke en selectieve karakter van de communicatie in netwerken leidt tot onzekerheid. Het doet een communicatiewetenschapper genoegen om te mogen constateren dat virtuele en netwerkorganisaties precies die middelen weer gaan invoeren die zij niet langer nodig meenden te hebben: werkoverleg, borrels en feesten.'

Prof. Van Dijk wil zich er binnen de UT-faculteit Toegepaste Communicatiewetenschappen op toeleggen een tweetal lacunes op te vullen die hij constateert in het communicatiewetenschappelijk onderzoek. Hij wil meer aandacht geven aan de nieuwe media dan zijns inziens tot nog toe is gebeurd. Voorts wil hij een bijdrage leveren aan onderzoek naar ICT vanuit een gebruikersperspectief.

Prof. Jan van Dijk zal zijn oratie ter aanvaarding van het ambt van hoogleraar Toegepaste Communicatiewetenschap, i.h.b. de Sociologie van de Informatiesamenleving uitspreken op
1 november 2001, om 16.00 uur in het Amphitheater, Cultureel Centrum de Vrijhof, Campus Universiteit Twente.