Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DWK. 2001/3408
datum
24-10-2001

onderwerp
Etnische minderheden in groen onderwijs
TRC 2001/10476 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

In de beleidsbrief groen onderwijs 2010 'Onderwijs voor voedsel en groen: Richting en Ruimte' van 21 september 2000 heb ik toegezegd u medio 2001 te informeren over mijn beleidsvoornemens ter bevordering van deelname van allochtone leerlingen aan groen onderwijs. In deze brief zet ik mijn visie uiteen.

datum
24-10-2001

kenmerk
DWK. 2001/3408

bijlage

Uitgangspunten

De arbeidsmarkt, ook die voor Voedsel en Groen, vraagt om steeds meer en hoger opgeleiden; gezien de huidige bevolkingssamenstelling zal dit tevens gaan om hoger opgeleiden uit de etnische minderheidsgroepen. Daarnaast streeft het kabinet ernaar dat alle leerlingen en studenten opgeleid worden in een omgeving die hen voorbereidt op de multiculturele samenleving.
Het groene onderwijs zal daarom ook leerlingen uit etnische minderheidsgroepen moeten voorbereiden op de arbeidsmarkt voor het domein van Voedsel en Groen.

Uit de aantallen leerlingen die ingeschreven staan op de groene onderwijsinstellingen, blijkt dat er nauwelijks sprake is van deelname van leerlingen of studenten uit etnische minderheden. Nog geen 1% van het totaal aantal deelnemers op de groene instellingen behoort tot de etnische minderheden.
Met de VIA-regeling heb ik de instellingen de afgelopen jaren gestimuleerd om specifiek aandacht te besteden aan deze problematiek. De projecten leiden per instelling tot resultaat: er is meer aandacht bij deze scholen voor die groep leerlingen.
Uit de signalen van de instellingen blijkt echter dat VIA-projecten niet voldoende zijn voor een structurele oplossing voor het gehele groene onderwijs. In mijn brief van 20 november 2000 over deze problematiek (DWK/2000/10870) heb ik daarom ook aangegeven dat ik - naast de VIA-regeling - aanvullende beleidsinstrumenten wil inzetten. Dit op basis van onderzoek, zodat ik beter inzicht heb in de mogelijke aangrijpingspunten voor beleid.
Dit onderzoek (mei 2001, STOAS) is inmiddels in opdracht van LNV uitgevoerd. Bij het onderzoek zijn zowel vertegenwoordigers van de doelgroep als het onderwijsveld betrokken geweest. Uit dit, maar ook uit ander onderzoek komt een aantal relevante noties. Zo blijkt dat er diverse redenen zijn voor de achterblijvende deelname van etnische minderheden in het groene onderwijs. Het gaat daarbij om feitelijkheden zoals achtergrond van de doelgroep, de pre-immigratiecultuur, zoals traditie in het land van herkomst waar de agrarische sector een lage status heeft, generatie- en cultuurverschillen. Dit zijn redenen waar men wel rekening mee moet houden, maar die niet te veranderen zijn.
Er zijn echter ook factoren, zoals kennis en klimaat binnen de school, bekendheid met het groene onderwijs bij intermediairs en doelgroepen, beeldvorming en arbeidsmarktperspectieven die wél te beïnvloeden zijn. Het zijn de factoren waarvoor onderwijsinstellingen primair verantwoordelijk zijn vanuit hun wettelijke taak om onderwijs voor alle leerlingen aan te bieden en de regionale vraag van leerling en arbeidsmarkt te bedienen. De instellingen zijn autonoom; zij kunnen binnen de gestelde kaders zelf beleid voeren om leerlingen aan te trekken.
De onderzoekers komen daarnaast tot de conclusie dat regionale diversiteit vraagt om beleid afgestemd op de situatie ter plaatse. Een landelijke (generieke) aanpak van de beperkte deelname van personen uit etnische minderheidsgroepen aan het groene onderwijs zal niet tot resultaat leiden.

Deze zaken overziend, kom ik tot de conclusie dat het voortouw voor het invullen van de aanpak dus primair ligt bij de instellingen. De onderwijsinstellingen zijn aan zet om invulling te geven aan het beleid dat leidt tot het vergroten van de deelname van leerlingen uit etnische minderheden. Ik wil de instellingen daarin ondersteunen en stimuleren; niet door hun verantwoordelijkheden over te nemen maar door de mogelijkheden van de instellingen te vergroten en de knelpunten in het onderwijssysteem aan pakken. Dit in samenwerking met het ministerie van OC&W.

Zoals ik al in mijn brief van 13 juli over het
Landbouwonderwijsverslag (DWK/2001/2770) en 19 juli jl. over 'Kritische massa' (DWK/2001/2716) heb aangegeven, is samenwerking met het overige onderwijs voor het groene onderwijs essentieel. Die samenwerking zal er toe leiden dat alle leerlingen veel makkelijker dan nu in aanraking komen met groene opleidingen. Op de lange termijn zal de deelname van leerlingen uit etnische minderheden hierdoor verbeteren. De komende maanden wil ik die mogelijkheden voor verdere samenwerking tussen beide onderwijssystemen in nauwe samenwerking met mijn collega van OC&W verder concretiseren. Begin 2002 zal ik u hierover informeren.

Voor de korte termijn wil ik de instellingen met enkele beleidsmaatregelen ondersteunen. Nadruk ligt op extra ondersteuning gericht op kennis met als doel om betere randvoorwaarden te creëren, teneinde de deelname van leerlingen uit etnische minderheden vergroten. De keuze van de leerling zal echter het resultaat bepalen. Ik zal de instellingen dus niet beoordelen op het kwantitatieve resultaat, maar op hun inzet.

Onderstaand wordt het beleid voor de korte termijn verder uitgewerkt. Bij de uitwerking van die beleidsmaatregelen zijn diverse experts uit het onderwijs, op het terrein van etnische minderheden en het bedrijfsleven betrokken. Het beleid sluit aan op kabinetsnota's als 'Kansen krijgen, kansen pakken' (BZK/GSI, 1998).

Hoofdpunten LNV beleid etnische minderheden 2001-2005

Voor de korte termijn richt ik mijn beleid op:
1. Leven lang leren voor personen uit de etnische minderheidsgroepen die werkzaam zijn in de sector Voedsel en Groen: stimuleren van scholing.
2. De instroom van leerlingen uit etnische minderheidsgroepen in met name VMBO en MBO (AOC's) en HBO. Het beleid is gericht op het verbeteren van de kennis van de instellingen op het terrein van etnische minderheden. Hiervoor stel ik maximaal f 2 miljoen (¤ 907.560,-) beschikbaar.

1. Leven lang leren voor werkenden in voedsel en groen Een stimulans tot leven lang leren zal de mogelijkheden voor werkenden uit etnische minderheden op de arbeidsmarkt voor Voedsel en Groen verbeteren. Primair is dit de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven; zij zijn aan zet om de
arbeidsmarktperspectieven voor afgestudeerde allochtonen uit het domein Voedsel en Groen te vergroten en samen met de onderwijsinstellingen op maat gesneden groene opleidingen aan te bieden. Ook het bieden van beroepspraktijkvormings- en stageplaatsen op verschillende niveaus in de bedrijven, ligt in handen van het bedrijfsleven. Van het bedrijfsleven verwacht ik dat zij hun werknemers stimuleren om opleidingen te volgen. In het overleg met de agrarisch sociale partners zal ik er op aandringen dat zij het belang van goed opgeleide werknemers uit etnische minderheidsgroepen bij hun leden benadrukken, en dat zij in hun opleidingsfondsen daarvoor budgetten reserveren. Ik zal er bij de groene ondernemers op aandringen specifiek aandacht te besteden aan een leven lang leren en cursussen voor voedsel en groen voor hun etnische werknemers. Binnen het instrument cursusonderwijs leg ik de komende vier jaar ook de nadruk leggen op het opleiden van werkenden uit etnische minderheidsgroepen. 2. Instroom van leerlingen
+ Kennisverbetering en regionale samenwerking Beroepskeuzevoorlichting en bekendheid van intermediairs met het groene onderwijs spelen een belangrijke rol bij de instroom van leerlingen. Regionale samenwerking is hierbij essentieel. Regionale samenwerking biedt voor de groene instellingen de mogelijkheid om deel te nemen in het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, en voor deelnemers aan onderwijs om in het kader van inburgeringstrajecten met het groene onderwijs kennis te maken.
Voor het waarmaken van de regionale verantwoordelijkheid is het essentieel dat AOC's met kennis van zaken over hun omgeving en de feitelijke situatie voor wat betreft de etnische minderheden kunnen participeren. De instellingen zullen hiervoor de benodigde informatie moeten hebben en contacten moeten leggen met expertisecentra en organisaties die etnische minderheden vertegenwoordigen. Ook contacten met overige onderwijsinstellingen in de regio zullen aangehaald moeten worden om ervaringen op het gebied van etnische minderheden te delen. Op basis van de informatie/kennis kan de instelling een beleidsplan voor de komende vier jaar opstellen waaruit blijkt hoe zij werken aan een toename van de instroom (en doorstroom) van etnische minderheden, en aan het personeelsbeleid in het kader van de Wet SAMEN.
Voor de komende vier jaar stel ik voor 'kennisverbetering en regionale samenwerking' een budget van f 1,1 miljoen (¤ 500.000,-) beschikbaar. Dit voor het opstellen van het beleidsplan en voor deelname aan de regionale netwerken door de instellingen, alsmede voor externe deskundige ondersteuning aan de instellingen. Eindresultaat hiervan is dat alle 18 groene instellingen zo'n beleidsplan hebben. + Kennisverbetering van management, docent en personeel Management, docenten en ander personeel van de instellingen voor groen onderwijs moeten zich voorbereiden op werven en begeleiden van allochtone leerlingen. Hiervoor is kennisontwikkeling, toepassing, deskundigheid op het gebied van de multiculturele samenleving, intercultureel onderwijs, de sector en het (groene) onderwijs in de landen van herkomst een must. De instellingen kunnen die kennisontwikkeling versnellen door bij de werving van personeel meer aandacht te geven aan personen uit etnische minderheidsgroepen. Andere mogelijkheden zijn: meer kennisuitwisseling met maatschappelijke organisaties en andere instellingen, ook buiten het groene netwerk, en een betere kennisverspreiding. Die kennisuitwisseling wil ik faciliteren door bijeenkomsten en verspreiding van kennis via schriftelijke en digitale informatie te ondersteunen. Het huidige netwerk 'Kleurrijk Groen' heeft hierin een plek. Maar ook de kennis die reeds bij de verschillende bestaande expertisecentra aanwezig is, moet benut worden. Van alle instellingen verwacht ik dat zij hierin participeren en investeren. De omgelegde SLOA-middelen bieden hiervoor het kader. Daarnaast wil ik in overleg met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Grote Stedenbeleid en Integratie onderzoeken of het 'mentoring project' ook voor de LNV- instellingen meerwaarde kan hebben. Dit project komt voort uit de nota 'Kansen pakken, kansen krijgen' en is ontstaan uit de samenwerking tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen. Voor de komende vier jaar stel ik voor ondersteuning van kennisverbetering en personeel een budget van f 0,4 miljoen (¤ 181.512,-) beschikbaar. Dit voor kennisverspreiding en het inrichten en onderhouden van een uitnodigende ICT-site met kennis en informatie. Eindresultaat is een toename van kennis en inzichten bij docenten en management van de instellingen en een website waarop informatie en voorbeelden van good-practice toegankelijk zijn voor het gehele (groene) onderwijs.
+ Kennis voor interculturele inhoud groene opleidingen Een intercultureel curriculum is de basis voor algemene vorming en ontplooiing van deelnemers en draagt bij aan het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren. Een intercultureel curriculum vergroot de toegankelijkheid van de school en speelt mede een rol bij het voorkomen van tussentijdse uitstroom van leerlingen. Curriculumontwikkeling op basis van maatschappelijke ontwikkelingen is voor de instellingen niet nieuw. Wettelijk hebben zij die verantwoordelijkheid al geruime tijd. Het is belangrijk dat de instellingen het reguliere onderwijsmateriaal intercultureel maken en ervoor zorgen dat docenten getraind zijn in het omgaan met zo'n intercultureel curriculum. Het scholingsbudget, dat onderdeel is van de lump-sum, biedt ruimte voor financiering van scholing en training om leerlingen uit etnische minderheidsgroepen te begeleiden. Ook van de lerarenopleiding verwacht ik dat bij het opleiden van de toekomstige leraren de interculturele aspecten meenemen.
Het interculturaliseren van het curriculum is - mede gezien alle vernieuwingen vanuit de kwalificatiestructuur (KS2000+)
- voor de instellingen een aanvullende vernieuwing. Ik wil die vernieuwing versnellen door een extra bijdrage te geven. Voor 2002 stel ik eenmalig voor ondersteuning van de vernieuwing van curricula een budget van maximaal f 500.000,- (¤ 226.890,-) beschikbaar. Eindresultaat is een intercultureel curriculum, dat tot uiting komt in de leermiddelen die voor het groene onderwijs ontwikkeld worden, alsmede een checklist voor de beoordeling van leermiddelen op dit facet.
Daarnaast wil ik met de VIA-regeling een extra stimulans geven aan inhoudelijke vernieuwing van opleidingen ten behoeve van etnische minderheden. In de volgende tranche van de VIA-regeling wordt dit thema opgenomen.

Afspraken en resultaten

Ter uitvoering van het bovengenoemde beleid wil ik concrete bestuurlijke afspraken maken met de koepels van de AOC's en van de HAO's. De AOC-Raad heeft zich hierover reeds positief uitgesproken. Van elke instelling verwacht ik eind 2002 een omgevingsanalyse en een daarop gebaseerd beleidsplan waarin de instelling aangeeft op welke wijze de komende vier jaar gewerkt wordt aan een toename van de instroom en doorstroom van etnische minderheden. De regionale situatie, regionale samenwerking en het personeelsbeleid van de instelling zijn daar nadrukkelijk onderdeel van. Jaarlijks vraag ik de instellingen te rapporteren over de activiteiten, ontwikkelingen en behaalde resultaten. Ik zal de instellingen niet beoordelen op het kwantitatieve resultaat, maar op hun inzet. Aan de inspectie LOK zal ik opdracht geven om het instellingsbeleid op het punt van 'etnische minderheden' te evalueren en daar in het Onderwijsjaarverslag specifiek aandacht aan besteden. Op basis daarvan kunt u jaarlijks inzicht krijgen in de inzet van de instellingen en resultaten daarvan.

Tot slot wil ik de kwantitatieve resultaten van het beleid monitoren. Een eerste aanzet hiertoe is het uitvoeren van een gedetailleerde nulmeting waar zowel de AOC-Raad, de HAO-Raad, Wageningen Universiteit, als LNV aan bijdragen. Deze nulmeting zal de basis zijn voor de vervolgmetingen.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst