De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ/2001.1723
datum
09-10-2001
onderwerp
Agenda van de Landbouwraad van 23 oktober 2001
doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Gelet op het feit dat de agenda van de Landbouwraad niet eerder beschikbaar was dan 8 oktober kon ik u helaas niet eerder informeren.
Hierbij deel ik u mee dat op dinsdag 23 oktober a.s. te Luxemburg een vergadering zal worden gehouden van de Europese ministers van Landbouw. De voorlopige agenda bevat een tiental onderwerpen. Zoals gebruikelijk in de laatste vergaderingen geeft de Commissie de stand van zaken weer ten aanzien van BSE in de Gemeenschap. Daaraan gekoppeld vindt een bespreking plaats over de situatie op de rundvleesmarkt. Op verzoek van Duitsland vindt een gedachtewisseling plaats over de exportrestituties inzake slachtrunderen. Tijdens de bijeenkomst zal verder een discussie plaatsvinden over twee voorstellen van de Commissie over Genetisch Gemodificeerde Organsimen (GGO's). Het eerste voorstel betreft Genetisch Gemodificeerde Organismen in diervoeders. Het tweede voorstel gaat over de traceerbaarheid en etikettering van GGO's en de traceerbaarheid van met GGO's geproduceerde levensmiddelen en diervoeders.
Andere onderwerpen van bespreking zijn de controle en preventie van zoönoses, gewasbescherming, additieven in diervoeders, en een onderhandelingsmandaat voor de Commissie ten aanzien van bescherming van dieren tijdens transport.
datum
09-10-2001
kenmerk
IZ/2001.1723
bijlage
1. Goedkeuring van de agenda
2. Goedkeuring van de lijst met A-punten
3. Bovine Spongiforme Encefalopathie (BSE)
Tijdens de Landbouwraad zal de Commissie een presentatie geven over de
situatie ten aanzien van BSE in de EU. Het is momenteel nog niet
geheel duidelijk waar de discussie zich op zal toespitsen.
Waarschijnlijk wordt ingegaan op het risico van BSE bij schapen en
geiten. Binnenkort komen Britse onderzoeksresultaten hierover
beschikbaar. Het 'Scientific Steering Committee' brengt over niet al
te lange tijd een advies ter zake uit.
Van Nederlandse zijde zal ik er ander maal op wijzen dat de
verschillen in testkosten en tegemoetkomingen daarin door de overheden
van de lidstaten leiden tot scheve concurrentieverhoudingen en extra
diertransporten tussen met name buurlanden. Ook vanuit veterinaire- en
dierenwelzijnsoogpunt zijn deze transporten ongewenst.
4. Zoönoses
Conform de wens van de Tweede Kamer heb ik tijdens de Raad van januari
van dit jaar (zie verslag d.d. 31-01-2001; kenmerk IZ.2001/182) de
Commissie verzocht met aanpassingsvoorstellen voor de bestaande
richtlijn te komen. In de komende Raad zal de heer Byrne dergelijke
voorstellen presenteren. Tevens heeft de Commissie een verslag
opgesteld.
Het verslag van de Commissie geeft een beschrijving van de huidige
situatie betreffende de aanwezigheid van zoönoses (ziekten die van
dieren op de mens kunnen worden overgedragen) en zoönoseverwekkers en
zet uiteen over welke wettelijke instrumenten de Gemeenschap op dit
moment beschikt om zoönoses te bestrijden. Er wordt met name ingegaan
op de ervaring die is opgedaan met de tenuitvoerlegging van de
wetgeving voor specifieke zoönoses. Geconcludeerd wordt dat er
weliswaar vooruitgang geboekt is met de bewaking en bestrijding van
zoönoses, maar dat deze maatregelen moeten worden geïntensiveerd.
De belangrijkste reden om de richtlijn te herzien is, omdat de meeste
lidstaten de verregaande bestrijdingsverplichtingen voor Salmonella in
pluimvee niet kunnen halen. Gelet op het grote belang dat wordt
gehecht aan de preventie en bestrijding van zoönoses, is het nodig dat
de bestaande richtlijn grondig wordt herzien.
Met het voorstel van de Commissie wordt beoogd een systeem in het
leven te roepen om zinvollere en beter vergelijkbare gegevens over het
vóórkomen van zoönoses te verkrijgen. Deze kunnen vervolgens
bijvoorbeeld voor risico-evaluaties worden gebruikt. Het beleid inzake
zoönosebestrijding, met name onder landbouwhuisdieren, moet zodanig
worden gewijzigd dat de lidstaten verplicht worden bepaalde
gemeenschappelijke doelen voor het terugdringen van zoönoseverwekkers
te verwezenlijken. In een nationaal bestrijdings-programma moet worden
aangegeven met welke middelen die doelen zullen worden bereikt.
Ik ben van mening dat het voorstel in het algemeen een goede basis
biedt voor een communautaire aanpak van zoönoses. Wat past binnen de
huidige trend is dat de mogelijkheid bestaat om de
verantwoordelijkheid voor een goede productie vergaand neer te leggen
bij producenten. Een optimaal productie-proces is immers alleen te
waarborgen indien producenten daarin hun verantwoordelijkheid nemen.
Over twee onderdelen in het voorstel heb ik zorgen. Ten eerste zal de
biologische landbouw grote moeite hebben om aan de eisen in deze
richtlijn te voldoen. Zonder afbreuk te willen doen aan de doelen die
nagestreefd worden, zal ik dit aspect onder de aandacht van de
Commissie brengen. Ten tweede valt het mij enigszins tegen dat met dit
voorstel pas in 2009 salmonellavrije producten in de schappen van de
winkels zullen liggen. Op deze twee aspecten zal ik de Commissie
bevragen.
5. Voortgangsverslag Gewasbeschermingsrichtlijn
In 1991 is de EU-Gewasbeschermingsrichtlijn (richtlijn 91/414/EEG) vastgesteld. Doelstelling van deze richtlijn is een geharmoniseerd toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen in de lidstaten waarbij de toelatingen gebaseerd dienen te zijn op de Europese toelatingsnormen en -criteria. Vanaf 1992 voert de Europese Commissie een werkprogramma uit waarin de bestaande werkzame stoffen worden beoordeeld voor het opstellen van een positieve lijst van toegestane werkzame stoffen, die acceptabel zijn voor milieu, mens en dier.
De beoordeling van een eerste lijst van 90 bestaande stoffen is tot nu toe traag verlopen zodat de beoogde harmonisatie van alle bestaande werkzame stoffen in 2003 niet zal worden gerealiseerd.
Vorig jaar heeft de Commissie een aantal initiatieven genomen om de
Europese beoordelingsprocedure te versnellen. Eén van de maatregelen
was dat de agrochemische industrie (de toelatinghouders) eind vorig
jaar heeft moeten melden voor welke stoffen voor de Europese
beoordeling volledige dossiers zullen worden ingediend. Er worden nu
bovendien strakke tijdstermijnen voor het indienen van dossiers
aangehouden door de Commissie.
Medio 2001 heeft de Europese Commissie aan het Europees Parlement en
de Raad gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van de
Gewasbeschermingsrichtlijn. Daaruit bleek dat de Commissie het
afgesproken tijdschema niet zal halen.
Zoals u bekend heb ik er reeds in november 2000 bij de Commissie voor
gepleit om extra menskracht bij DG SANCO in te zetten om de
besluitvorming te versnellen. Dit heeft er mede toe geleid dat de
Commissie besloten heeft meer menskracht vrij te maken en tevens de
EVA zal worden benut om een verdere versnelling te bewerkstelligen.
Tijdens de Raad zal de Commissie een voortgangsverslag presenteren.
Hoofdpunten uit het verslag zijn:
* de conclusie dat de beoogde afronding van het
beoordelingsprogramma in 2003 niet kan worden gerealiseerd.
Voorgesteld wordt de datum op te schuiven van 2003 naar 2008;
* het pakket beschikbare gewasbeschermingsmiddelen zal in 2003 sterk
afnemen als gevolg van de geldende bepalingen uit de
Gewasbeschermingsrichtlijn. Hieronder valt ook een beperkt aantal
voor Nederland belangrijke stoffen waarvoor nog geen effectief
landbouwkundig alternatief beschikbaar is.
Duidelijk is dat de Commissie niet zal kunnen voldoen aan de gestelde
termijn van 2003 waarbinnen alle middelen beoordeeld hadden moeten
zijn. Dat is uiteraard teleurstellend. De Nederlandse inzet zal erop
gericht zijn om absoluut geen verdere vertraging op te lopen bij de
besluitvorming over de plaatsing van stoffen op de positieve lijst.
6. Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO's)
De discussie in de Raad gaat over de twee voorstellen die de Commissie
gepresenteerd heeft, deze betreffen:
a. een voorstel ten aanzien van marktwerking van GGO's in
levensmiddelen en diervoeders;
b. een voorstel betreffende de traceerbaarheid en etikettering van
GGO's en de traceerbaarheid van met GGO's geproduceerde
levensmiddelen en diervoeders.
* GGO's in levensmiddelen en diervoeders
In het voorstel wordt de markttoelating en etikettering van genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geregeld. Voor de
markttoelating en etikettering van diervoeders is er op dit moment
geen specifieke communautaire wetgeving. Momenteel bestaat alleen een
veiligheidsbeoordeling voor diervoeders die GGO's bevatten. Het
voorstel regelt met name de volgende onderdelen:
* één geharmoniseerde veiligheidsbeoordeling die uitgevoerd zal gaan
worden door de Europese Voedselautoriteit (EVA);
* één compleet systeem van etikettering van alle voedingsmiddelen en
diervoeders die GGO's of daarvan afgeleide producten bevatten;
* GGO-voedingsmiddelen mogen uitsluitend via een
autorisatieprocedure op de markt komen.
In algemene zin kan Nederland het voorstel ondersteunen hoewel niet op
alle punten tegemoet gekomen wordt aan de uitgangspunten uit de
Integrale Nota Biotechnologie. Belangrijke positieve elementen in het
voorstel vind ik: de integrale aanpak en de mate van transparantie om
de inspraak en keuzevrijheid voor de consument te waarborgen. Aspecten
waar ik nog graag duidelijkheid over wens te krijgen zijn onder
andere: de mogelijke handelspolitieke gevolgen; de effecten op
ontwikkelingslanden; uitvoerbaarheid van de regelgeving; de kosten die
het met zich mee brengt; fraudegevoeligheid, controleerbaarheid en
handhaafbaarheid. Aanvullend blijft ook de afstemming tussen de
voedselveilgheidsbeoordeling en de milieuveiligheidsbeoordeling een
punt van aandacht. Deze punten zal ik tijdens de Raad aan de orde
stellen.
* traceerbaarheid en etikettering van GGO's en de traceerbaarheid
van met GGO's geproduceerde levensmiddelen en diervoeders.
Het voorstel biedt een kaderregeling voor de traceerbaarheid van GGO's, met GGO's geproduceerde voedingsmiddelen en diervoeders. Dit teneinde een juiste etikettering, monitoring van mogelijk onvoorziene effecten voor de menselijke gezondheid of het milieu en het uit de handel nemen van producten te vergemakkelijken.
Nederland is voorstander van een integrale benadering, waarin de verschillende gebieden van de productieketen van zaad, diervoeders en voedingsingrediënten tot aan het consumentenproduct met elkaar worden verbonden. Ik ben van mening dat het voorstel in het algemeen aansluit bij de Nederlandse visie dat de moderne biotechnologieën op verantwoorde wijze toegepast moet kunnen worden. Daarvoor is een helder kader waarbinnen dat kan plaatsvinden, noodzakelijk.
7. Intrekking van de vergunningen voor toevoegingsmiddelen in
diervoeding
Dit voorstel beoogt de vergunning van bepaalde toevoegingsmiddelen in
diervoeding in te trekken. Bedrijven moeten voor de toelating en
registratie van bepaalde middelen in diervoer een dossier indienen ter
beoordeling van het product. Ook als de registratieduur afloopt, moet
er een aanvullend dossier ingediend worden bij de Europese Commissie
voor de herbeoordeling voor toelating. In het voorstel zijn een zestal
middelen opgenomen die geschrapt zullen gaan worden. Het betreft de
middelen: meticlorpindol; meticlorpindol/methylbenzoquaat; amprolium;
amprolium/ethopabaat; dimetridazol en nicarbazine. De Commissie is van
mening dat de dossiers die de fabrikanten voor deze middelen hebben
ingediend niet voldeden aan de gestelde voorwaarden in de richtlijn.
De vergunningen zullen derhalve ingetrokken worden.
De Commissie zal tijdens de Raad een presentatie geven over het bovengenoemde voorstel. Een debat is niet voorzien.
8. Mandaat aan de Commissie inzake de conventie van de Raad van Europa
over transport van dieren
De Commissie zal namens de Gemeenschap optreden als woordvoerder
tijdens de onderhandelingen over bescherming van dieren tijdens
transport, in het kader van de Conventie van de Algemene Raad van
Europa. Voor deze vertegenwoordiging door de Commissie is een mandaat
van de Raad nodig. Binnen de lidstaten is er verschil van mening over
hoe ver dit mandaat moet gaan. Sommige lidstaten willen liever zelf de
onderhandelingsbevoegdheid behouden.
Een inhoudelijk probleem dat juridisch van aard is, heeft betrekking
op de definities die zullen gaan gelden op het gebied van intra- en
intercommunaitaire handel. Dat betreft met name de vraag in hoeverre
de richtlijnen zoals die van kracht zijn binnen de EU blijven gelden
en in hoeverre de nieuwe regels van de conventie straks interfereren
met de geldende EU-regelgeving.
Ten aanzien van het mandaat voor de Commissie blijf ik het belangrijk
vinden dat Nederland medezeggenschap heeft tijdens de onderhandelingen
over de uitvoeringsbepalingen van de conventie. Wel vind ik het van
belang dat de EU tijdens internationale conventies als één stem
spreekt. Daarom dient in mijn ogen, de Commissie als enige
woordvoerder op te treden; echter wel met betrokkenheid van de
lidstaten.
9. Marktsituatie rundvlees (toelichting door de Commissie)
De Commissie zal een uiteenzetting geven over de marktsituatie van
rundvlees in de EU. Momenteel liggen de prijzen voor stieren de
laatste drie maanden gemiddeld in de EU ongeveer 19 procent onder het
niveau van vóór de BSE-crisis. Wanneer de in Agenda 2000 voorziene
prijsdaling van 13 procent (1e en 2e stap) wordt meegenomen blijft een
daling van circa 6 procent over.
Voor slachtkoeien is de situatie de afgelopen weken sterk verslechterd
en de gemiddelde EU-prijs is nu 30 procent lager dan voor de
BSE-crisis. Er is nog steeds een grote achterstand in het aantal
geslachte koeien in de EU en deze beginnen nu op de markt te komen. In
Nederland liggen momenteel de prijzen voor koeien bijna 45 procent
onder het niveau van voor de BSE crisis. In Nederland is nog een
achterstand in het aantal slachtingen van circa 200.000 koeien.
Algemene verwachting is dat de komende weken de situatie nog verder
zal verslechteren in verband met de jaarlijkse herfstuitstoot van vee.
De prijzen van kalfsvlees laten een verbetering zien. De gemiddelde prijs in de EU is momenteel circa 11 procent lager dan het niveau van voor de crisis. In Nederland zijn de kalveren die momenteel geslacht worden zo'n twee tot drie maanden ouder dan de gebruikelijke leeftijd waarop kalveren geslacht worden. Hierdoor is er een overschot aan kalfsvlees van lagere kwaliteit en een groot tekort aan blank kalfsvlees van goede kwaliteit. Dit drijft de gemiddelde prijs op.
10. Uitvoerrestituties voor slachtrunderen
De Duitse minister van landbouw, mevrouw Künast zal een pleidooi
houden voor het afschaffen van exportrestituties voor slachtrunderen.
Herhaaldelijk duiken problemen op bij het vervoer van runderen. In
sommige gevallen is sprake van ernstige aantasting van het
dierenwelzijn. Inmiddels is wel enige vooruitgang geboekt door
strenger toe te zien op naleving van de richtlijn inzake de
bescherming van dieren tijdens vervoer. Dit is mede bereikt door de
uitvoerrestituties afhankelijk te maken van de naleving van de
wettelijke bepalingen.
Ondanks de omvangrijke controles is niet uit te sluiten dat wetgeving
op het gebied van vervoer van dieren overtreden wordt. Onnodig leed
aan dieren is daarvan het gevolg. Om bovenstaande reden en mede door
de schade hiervan voor het aanzien van de Europese landbouw is
Duitsland van mening dat de uitvoerrestituties voor slachtrunderen
niet langer kunnen worden gehandhaafd.
Ik kan het voorstel van Duitsland ondersteunen. Het voorstel heeft
overigens geen betrekking op restituties voor fokvee. Vanwege het
grote belang dat exporteurs hebben bij het gezond op de plaats van
aankomst arriveren van de dieren, doen genoemde problemen zich daar
niet of nauwelijks voor.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst