Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan Postbus 90801 Burgemeester en Wethouders van de gemeenten 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Directeuren Gemeentelijke Sociale Diensten/ Telefoon (070) 333 44 44 Hoofden Afdelingen Sociale Zaken Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer BZ/ACT/01/64814

Onderwerp Datum Contactpersoon Circulaire activering en uitstroom 23 oktober 2001 Servicelijn bijstandsgerechtigden

In het kader van de zogenoemde sluitende aanpak wil ik een aantal aspecten van het gewenste activerend bijstandsbeleid onder uw aandacht brengen.


1. Werk boven inkomen
Naast de inkomenswaarborg staan de activering en uitstroom naar werk centraal bij de bijstandsuitvoering. Uitgangspunt voor het bijstandsbeleid moet zijn dat elke bijstandsvrager ofwel direct naar werk bemiddeld wordt ofwel zo snel mogelijk naar werk toegeleid wordt. Daarbij staat bemiddeling naar regulier (ongesubsidieerd) duurzaam werk voorop. Hetzelfde geldt voor degenen die reeds een bijstandsuitkering hebben: ook daarvan moet bij voortduring worden beoordeeld wie er naar werk kan worden bemiddeld.
Het Kabinet is van mening dat juist nu optimaal gebruik moet worden gemaakt van de ruimte die de arbeidsmarkt biedt.
Directe bemiddeling naar werk staat dan ook voorop; pas wanneer arbeidsinschakeling geen haalbare optie is binnen afzienbare termijn, is een aanbod van gesubsidieerd werk dan wel een traject aan de orde. Het CWI adviseert de gemeente over een mogelijk traject op basis van de door het CWI uitgevoerde kwalificerende intake of vervolggesprek fase 4. Ook indien een traject is afgesproken met de betrokkene dient daarbij het perspectief van meet af aan zoveel mogelijk gericht te zijn op inschakeling op de reguliere arbeidsmarkt. Gedurende het gehele traject, dat overigens zo beperkt mogelijk moet zijn, is een voortdurende toets op de mogelijkheid van arbeidsinschakeling nodig. Zo wordt in het kader van de sluitende aanpak aan elke cliënt een aanbod gedaan. Steeds dient daarbij echter te worden afgewogen of arbeidsinschakeling mogelijk is en pas als dit aantoonbaar geen optie is, kan een traject met betrokkene worden afgesproken. Het gaat er immers niet primair om zoveel mogelijk trajecten te realiseren, maar om het weer doen




2
voorzien in een zelfstandig bestaan van de cliënt, bij voorkeur d.m.v. betaalde, reguliere arbeid. Het verdient daarom de voorkeur om indien een traject noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling te bezien of een dergelijk traject ook kan plaatsvinden in combinatie met betaalde arbeid in de vorm van "werkend leren". Pas als arbeidsinschakeling of werkend leren niet of nog niet mogelijk is, dient te worden beoordeeld of scholing, dan wel gesubsidieerde arbeid aan de orde is.

2. Directe start van de bemiddeling en toeleiding naar werk Vanaf de dag van melding dient er, samen met de cliënt, een aanvang te worden gemaakt met de bemiddeling of met de toeleiding naar arbeid. De bedoeling hiervan is reeds vanaf het allereerste contact een actieve houding te bewerkstelligen van zowel de gemeente als van de bijstandsgerechtigde.
Dat betekent dat vooruitlopend op het afgeven van de beschikking door Burgemeester en Wethouders, er reeds vanaf de dag van melding bij arbeidsvoorziening of CWI afspraken dienen te worden gemaakt over de inzet van de cliënt, over sollicitaties, en, zo nodig, over andere activiteiten gericht op het vinden van werk.
De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat de aanvrager vanaf het moment van melding wordt aangesproken op zijn verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling.

Met de beoogde inwerkingtreding van SUWI per 1 januari 2002 zullen nieuwe cliënten zich melden bij het CWI. Uiteraard geldt dan de overeenkomstig SUWI vastgestelde taakverdeling tussen CWI's en gemeenten.
Ik zal dan ook de landelijke CWI-organisatie opdracht verlenen tot het toepassen van de directe bemiddeling door alle CWI's. Deze afspraken zullen concreet vertaald worden in de zogenaamde referentiewerkprocessen van de CWI's. Daarnaast zullen gemeenten en CWI afspraken moeten maken over de wijze waarop het CWI hieraan uitvoering geeft. Dit kan via de zogenaamde Service Niveau Overeenkomsten. Hiervoor wordt op korte termijn een landelijk kader ontwikkeld. Vanzelfsprekend is bij het niet nakomen van de afspraken door de klant een stringente toepassing van het Maatregelenbesluit noodzakelijk. Het CWI zal de gemeente dan ook (zo snel mogelijk) in kennis moeten stellen van verwijtbaar gedrag, opdat de gemeente haar verantwoordelijkheid voor het maatregelenbeleid kan nemen. Ook dit zal in de Service Niveau Overeenkomsten moeten worden uitgewerkt.

Volledigheidshalve wordt nog vermeld dat vanaf het tijdstip van melding bij bevoor-schotting, in het algemeen sprake dient te zijn van een terughoudende opstelling. Tot het verstrekken van een voorschot kan slechts worden overgegaan na een individuele toetsing, op grond waarvan blijkt dat een voorschot noodzakelijk is.


3. Toepassing van de arbeidsverplichtingen
Arbeidsverplichting is regel
De beleidslijn van "Werk boven inkomen" moet ook zichtbaar worden in de wijze van toepassing van de arbeidsverplichtingen. In beginsel gelden immers voor elke cliënt alle arbeidsverplichtingen. In de wet staat omschreven in welke gevallen een eventuele ontheffing aan de orde is. Ter verduidelijking van de toepassing van de arbeidsverplichtingen conform de bedoeling van de wetgever geef ik daarop de volgende toelichting.




---

Uitgangspunt is dat de arbeidsverplichtingen zoveel als mogelijk moeten worden opgelegd en dat van de mogelijkheid tot het verlenen van een individuele ontheffing zeer terughoudend gebruik gemaakt dient te worden. Er dient naar gestreefd te worden om met alle cliënten afspraken te maken over hetzij sollicitatie-activiteiten, hetzij activeringstrajecten gericht op arbeidsinschakeling, hetzij maatschappelijke participatie. Deze afspraken met de cliënt worden schriftelijk vastgelegd, voor gezien getekend door de cliënt en bij de uitkeringsbeschikking gevoegd. Ik verwijs hierbij ook naar artikel 70 van de Abw, betreffende de bijlage bij de bijstandsbeschikking waarin de rechten en plichten van de klant worden opgenomen. Ik verwijs u tevens naar de met de VNG gemaakte afspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst over het realiseren van een sluitende keten van reïntegratie.

Terugdringen ontheffingen
Gelet op de gewenste brede toepassing van de arbeidsverplichtingen is een zorgvuldige omgang met de ontheffingen van de arbeidsverplichtingen van groot belang. In het kader van de sluitende aanpak van met name het zittend bestand dient van geval tot geval te worden beoordeeld of een eventuele reeds verleende ontheffing van de arbeidsverplichting kan vervallen.
Gelet op de noodzaak om voortdurend de gemaakte afspraken tussen cliënt en gemeente te volgen, is een regelmatige toetsing nodig op het al dan niet voortzetten van de ontheffing van één of meerdere arbeidsverplichtingen, indien een ontheffing eenmaal is verleend. Een individuele ontheffing van de arbeidsverplichtingen kan immers nooit voor onbepaalde tijd worden verstrekt, maar is altijd aan een bepaalde periode gebonden.
In het licht van de wens om te komen tot een vergroting van de arbeidsparticipatie van ouderen ligt het voor de hand om ook bijstandsgerechtigden van 57,5 jaar en ouder een passend arbeidsaanbod te doen. Zij zijn verplicht om zo'n passend aanbod te aanvaarden1. Afspraken over een traject kunnen op vrijwillige basis gemaakt worden. Tenslotte verwijs ik naar de afspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst om te streven naar een aanzienlijke terugdringing van het aantal ontheffingen. Daarin is een halvering van de formele ontheffingen geformuleerd; hiermee wordt bedoeld de ontheffingen van de arbeidsverplichtingen op individuele basis, met name vanwege medische en/of sociale redenen. Daarnaast moeten alle zogenaamde de facto ontheffingen (dat wil zeggen arbeidsverplichtingen die niet regelmatig worden gecontroleerd, zodat er de facto sprake is van een ontheffing) op korte termijn worden beoordeeld, zodat er alleen nog formele ontheffingen voor kunnen komen.

Heronderzoeken
Met elke cliënt dient er regelmatig een activerings- en controlegesprek gevoerd te worden. Regelmatige klant contacten en een heldere voortgangsbewaking van de afspraken met de klant staan centraal.
De frequentie van de hercontroles en het klantencontact hangt nauw samen met de kansen op de arbeidsmarkt, de activering en/of het risicoprofiel van de betreffende cliënt. Vaak zal zeer frequent (in voorkomende gevallen twee wekelijks) contact noodzakelijk zijn om een toeleiding tot reïntegratie kansrijk te maken. De huidige heronderzoekstermijn van 8 maanden zoals in de Abw is vastgelegd, is dan ook een uiterste termijn die in veel gevallen te ruim is. Uitgangspunt moet zijn dat


1 Voor bijstandsgerechtigden die voor 1 mei 1999 57,5 jaar of ouder waren geldt deze benadering niet.




4
de activering en controle veel regelmatiger plaatsvindt. Het toepassen van artikel 2 van de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, IOAW en IOAZ 1996 (RAU) zal zich in beginsel moeten beperken tot een beperkt aantal categorieën, bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden van 65 jaar en ouder. Uit beleidsmatige overwegingen zal de gemeente in haar beleidsplan een planmatige aanpak van de gewenste klantcontactenfrequentie voor de hercontroles en het klantencontact vast moeten leggen.

4. Maatwerk alleenstaande ouders, scholing en sociale activering Maatwerk voor alleenstaande ouders met jonge kinderen Voor alleenstaande ouders met een jongste kind tot vijf jaar zijn de verplichtingen uit artikel 113, eerste lid, Abw op dit moment niet van toepassing. Zoals bekend dienen de arbeidsverplichtingen in beginsel wel te gelden zodra het jongste kind 5 jaar is en kan slechts vanwege individuele redenen daarvan worden afgeweken. Een categoriale ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor deze groep is dan ook niet mogelijk.
Toch is het ook voor de eerstgenoemde groep bijstandsgerechtigden en hun kinderen niet wenselijk om onnodig lang van een uitkering afhankelijk te zijn. Ook wanneer directe werkaanvaarding in bepaalde gevallen voor deze ouders niet tot de praktische mogelijkheden behoort, is het belangrijk dat zij -ter voorbereiding op het moment dat het jongste kind vijf jaar wordt en de arbeidsverplichtingen uit de Abw ten volle van toepassing worden- hun afstand tot de arbeidsmarkt niet verder vergroten en stappen zetten in de richting van reïntegratie.

Ik hecht er dan ook aan dat gemeenten extra aandacht besteden aan de activering van alleenstaande ouders, zonder daarbij onderscheid te maken naar de leeftijd van het jongste kind. In verband met de zorgtaken waar alleenstaande ouders voor staan is het van groot belang dat gemeenten individueel maatwerk toepassen. Daarbij gaat het om een passend aanbod dat kan bestaan uit arbeid, maar ook uit een reïntegratietraject. Een aanbod aan een alleenstaande ouder kan alleen dan passend geacht worden wanneer daarin, naast de mogelijkheden en kwalificaties van de alleenstaande ouder, rekening gehouden is met de zorgtaken van betrokkene. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn het aantal uren per week dat de alleenstaande ouder in de aangeboden activiteiten moet steken, de tijden waarop deze plaatsvinden en de aanwezigheid van kinderopvang. Waar nodig moet een op reïntegratie gericht aanbod van de gemeente aan een alleenstaande ouder tevens een adequate kinderopvangvoorziening omvatten. Gemeenten worden daartoe extra gefaciliteerd doordat het kabinet meer middelen beschikbaar heeft gesteld voor uitbreiding van de kinderopvang voor alleenstaande ouders in de bijstand.

Arbeidsinschakeling voorop, ook bij scholingstrajecten Zoals aangegeven blijft de inschakeling van betaalde arbeid de hoogste prioriteit houden. Wanneer vastgesteld wordt dat arbeidsinschakeling niet mogelijk is omdat de betrokkene niet over de noodzakelijke kwalificaties beschikt, kan aanvullende scholing noodzakelijk zijn. Voor bijstandsgerechtigden aan wie een arbeidsverplichting is opgelegd kan scholing slechts als noodzakelijk worden aangemerkt indien en voorzover er voor de betrokkenen geen passende arbeid beschikbaar is. De Richtlijn Passende Arbeid (circulaire BZ/Vol/95/4417) is onverkort van toepassing.




5
Scholing kan eerst aan de orde komen, nadat er door de betrokkene een aantoonbare inspanning is verricht tot het vinden van passende arbeid en deze arbeid ondanks deze inspanningen niet voorhanden is.

Maatwerk sociale activering
Voor alle bijstandsgerechtigden geldt, zoals al eerder gezegd, dat werk voorop staat. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor voor een individuele bijstandscliënt een (her)intreding op de arbeidsmarkt vooralsnog geen reële optie is en ook de inzet van daarop gerichte arbeidsmarktinstrumenten nog niet aan de orde is. Voor deze groep kan sociale activering een passend aanbod zijn, gericht op het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement en het waar mogelijk zetten van een eerste stap richting arbeidsmarkt. Afspraken over het sociale- activeringstraject moeten voor een goede uitvoering en ter voorkoming van vrijblijvendheid schriftelijk worden vastgelegd.
Voor sociale-activeringstrajecten geldt hetzelfde als voor andere activeringsinstrumenten: indien een bijstandscliënt verwijtbaar niet meewerkt aan een activeringstraject, dan dient de gemeente het sanctie-instrumentarium adequaat in te zetten.
Indien een cliënt niet ontheven is van de arbeidsverplichtingen en het inzetten van sociale activering wordt gedaan in het kader van een arbeidstoeleidingstraject, dan is de cliënt verplicht aan een dergelijk traject mee te werken. Ook in het geval dat bijstandsgerechtigden ontheven zijn van de arbeidsverplichtingen en de afspraken over sociale activering tussen gemeente en cliënt zijn vastgelegd in de beschikking, is het verwijtbaar niet nakomen van de afspraken sanctioneerbaar. Een frequent klantcontact over de voortgang van de sociale activering is noodzakelijk vanwege de eventuele mogelijkheden om vervolgstappen te zetten die (her)intrede op de arbeidsmarkt dichterbij brengen.
In mijn circulaire van 21 mei 2001 met betrekking tot een tijdelijke ontheffing van de actieve sollicitatieverplichting ten behoeve van bijstandscliënten die sociale-activeringsactiviteiten verrichten, heb ik nader toegelicht hoe daarmee dient te worden omgegaan. De tijdelijke ontheffing is geen automatisme, maar kan pas worden verleend na beoordeling van de gemeente of een tijdelijke ontheffing voor maximaal de duur van de sociale-activeringsactiveiten in een individueel geval een extra toegevoegde (activerings)waarde heeft. Bovendien dient de noodzaak van de ontheffing periodiek getoetst te worden. De ontheffingsmogelijkheid dient derhalve zorgvuldig gehanteerd te worden. Een beargumenteerde afweging van de gemeente blijft altijd noodzakelijk. De gemeente moet de verlening van de ontheffing in een beschikking vastleggen en uit haar administratie moet blijken op grond van welke overwegingen zij tot dit besluit is gekomen.




6
Vragen kunnen worden gesteld aan de Servicelijn van de Rijksconsulentschappen Sociale Zekerheid (RC-SZ), te weten RC-SZ Noord (Groningen, Friesland en Drenthe), 050 - 5992555; RC-SZ Oost (Overijssel, Gelderland en Flevoland), 026 - 3520899; RC-SZ Noordwest (Noord- Holland en Utrecht), 020 - 6604250; RC-SZ Zuidwest (Zuid-Holland en Zeeland), 078 - 6321522; RC-SZ Zuid (Noord-Brabant en Limburg), 040 - 2668888.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(W.A. Vermeend)