WODC-rapporten & EWB-rapporten
WODC Homepage
Publicaties
Rapporten
Publicatie
Zoek in WODC-site
(Vul in: woorden of woordcombinaties, gescheiden door komma's)
Start zoeken
Bemiddeling in uitvoering: evaluatie experimenten scheidings- en
omgangsbemiddeling
B.E.S. Chin-A-Fat, M.J. Steketee
Verwey-Jonker Instituut i.s.m. V.U. Amsterdam
Kenmerk: EWB/98.064
samenvatting
Naar aanleiding van het rapport van de commissie De Ruiter "Anders
scheiden" (1997), heeft de Minister van Justitie besloten middels
experimenten te bezien onder welke omstandigheden een
geïnstitutionaliseerd aanbod van bemiddelingshulp in vergelijking met
regulier juridische hulp, kan bijdragen aan de afhandeling van
scheidings- en omgangsproblemen waarbij evenwichtige behartiging van
de belangen van betrokkenen - n het bijzonder minderjarige kinderen -
niet in het geding komen. In maart 1999 zijn de experimenten van start
gegaan.
De experimenten zijn opgezet in de ressorten Amsterdam, Leeuwarden, '
s-Hertogenbosch en vanaf 2000 in Den Haag. De organisatie was in
handen van de raden voor de rechtsbijstand. Voor elk van de
experimenten is een begeleidingscommissie ingesteld. Deze dienden als
klankbord voor de opzet van de experimenten en voor de begeleiding van
de evaluatieonderzoeken. Aan de experimenten hebben 83 bemiddelaars
deelgenomen. De meeste bemiddelaars traden zowel op als
echtscheidings- als omgangsbemiddelaar. De beroepsachtergrond van de
bemiddelaars varieerde; deel namen maatschappelijk werkers,
psychologen, advocaten en een notaris. Bij omgangsbemiddeling
overheerste het aantal niet-juristen, bij echtscheidingsbemiddeling de
juristen. Er namen meer vrouwelijke bemiddelaars deel dan mannelijke
(64% versus 36%). Alle bemiddelaars volgenden een NMI-erkende
opleiding tot mediator.
Binnen het echtscheidingsbemiddelingexperiment zijn 529 zaken
betrokken, bij de omgangsbemiddeling 235. Naast vragen formulieren die
aan betrokkenen zijn voorgelegd (scheidenden en bemiddelaars) zijn er
diepteinterviews gehouden met beide partners (N= 21 scheiding / N=16
omgang). Ook is aan kinderen van 12 jaar en ouder, via de ouders, een
vragenlijst toegezonden (waarvan de bemiddeling niet langer dan 3 mnd
geleden werd afgerond). Met een respons van 62% bij scheiding en 83%
bij omgangsbemiddeling een goed resultaat.Ook zijn negen
(kinder)rechters geïnterviewd met betrekking tot zaken waar de
bemiddeling niet slaagde of slechts ten dele een positief resultaat
boekten. De deelnemers aan de bemiddeling zijn vergeleken met mensen
die zijn gescheiden zonder bemiddeling. Hiervoor is gebruik gemaakt
van materiaal van het survey-onderzoek onder gescheidenen in Nederland
dat uitgevoerd wordt door dr. M. Kalmijn (vakgroep Sociologie UU) en
dr. P. de Graaf (vakgroep Sociologie, KUB).Tot slot is getracht een
effectmeting te doen van de bemiddeling door na een jaar na afronding
betrokkenen, na een schriftelijke aankondiging, telefonisch te
benaderen met enkele vragen. 131 mensen zijn telefonisch geïnterviewd
(scheiding N=82, omgang N=49).
Scheidingsbemiddeling:
Bemiddeling i.p.v. een gerechtelijke procedure blijkt succesvol te
zijn. Een grote meerderheid van de mensen is (zeer) tevreden, slechts
een klein percentage toont zich ontevreden.
Bemiddeling wordt niet als eenvoudig ervaren, het vraagt een grote
inspanning /betrokkenheid van de deelnemers. Afspraken worden gemaakt
met betrekking tot: kinderen (indien aanwezig), huisvesting, verdeling
van de boedel, alimentatie etc.
Ruim driekwart van de bemiddelingen wordt afgesloten met een
overeenkomst over de relevante onderwerpen.
Binnen het onderzoek is gekeken of achtergrondvariabelen in verband
zijn te brengen met het al dan niet slagen van de bemiddeling. Daarbij
valt op dat mensen zonder kinderen vaker een bemiddeling afsluiten met
een convenant dan mensen met kinderen. Bemiddeling vóór aanvraag van
een voorlopige voorziening (dus op eigen initiatief, zonder verwijzing
door de rechter) heeft een hogere succeskans.
De mate van ervaring van de bemiddelaar en de duur van de bemiddeling
vertonen geen samenhang met de uitkomsten van de bemiddeling en de
waardering van de bemiddeling door partijen. Ten aanzien van de
discipline van de bemiddelaar zijn wel effecten te signaleren. Hoewel
het succespercentage van de bemiddelingen bij alle disciplines hoog is
te noemen scoren advocaten en psychologen hoger dan maatschappelijk
werkers. Ook blijkt dat de relatie tussen partijen na de bemiddeling
door advocaten beter is dan bij partijen die een maatschappelijk
werker als bemiddelaar hadden (psychologen nemen hier een
middenpositie in). Deze vergelijkende resultaten moeten echter
voorzichtig worden geïnterpreteerd vanwege de specifieke opzet van het
experiment. Voor de samenhang tussen de discipline van de bemiddelaar
en de tevredenheid met de procedure en de uitkomsten werden geen
effecten gevonden.
Omgangsbemiddeling:
Omgangsbemiddelingwas slechts mogelijk in het kader van een
gerechtelijke procedure, na verwijzing door de rechter.
Gezien de problemen die de ouders onderling hebben, zijn de
omgangsbemiddelingen redelijk succesvol. De bemiddeling heeft een
duidelijk positief effect bij het oplossen van de omgangsproblemen.
Meer dan de helft van de betrokken ouders uiten zich positief over het
behaalde resultaat; er zijn afspraken gemaakt, communicatie is
verbeterd, de omgangsregeling is aangepast en de relatie met de
kinderen is verbeterd. In minder dan een derde van de bemiddelingen is
het niet gelukt om enige vorm van afspraken te maken en wordt het
geschil weer aan de rechtbank voorgelegd.
Over de bemiddeling als proces zijn de ouders overwegend positief.
Voor wat betreft de resultaten zijn er evenveel tevreden als
ontevreden ouders. De verwachting van ouders over het houden van de
gemaakte afspraken was vrij negatief. Na een jaar blijkt dit mee te
vallen. In sommige zaken zijn afspraken gewijzigd, wat veelal positief
wordt ervaren omdat opvoeden flexibiliteit vereist. Een deel is
teleurgesteld omdat zij de kinderen minder vaak zien dan gehoopt en
verwacht. De meeste bemiddelden zijn nog steeds tevreden met de
bemiddeling en de resultaten. Geen van de bemiddelden die tot
afspraken kwamen zijn het afgelopen jaar naar een advocaat of de
rechter gestapt.
De kenmerken van de bemiddelaars zijn hier niet van invloed op de
behaalde resultaten.
Beide experimenten:
Ouders en bemiddelaars geven aan dat zij het niet nodig achten de
kinderen bij de bemiddeling te betrekken. De kinderen zijn veelal te
jong en ouders zien de scheiding als hun conflict, waarbij de kinderen
geen partij zouden moeten zijn. In de bemiddelingsprocedures worden de
belangen van de kinderen voldoende gewaarborgd. De bemiddelaars gaan
op zorgvuldige wijze om met de belangen van de kinderen, zij het op
een indirecte wijze via de ouders. Toch geeft een kwart van de
betrokken kinderen van twaalf jaar en ouder aan, dat zij graag een
uitnodiging ontvangen om hun mening naar voren te brengen. Zij vinden
dat zij ook partij zijn. Aanbeveling is dan ook om kinderen van twaalf
jaar en ouder in de gelegenheid te stellen om hun mening over de voor
hen relevante onderwerpen (in ieder geval schriftelijk) in de
bemiddeling naar voren te brengen. Aan het betrekken van minderjarige
kinderen bij bemiddeling zal in de opleiding van mediators aandacht
moeten worden besteed.
WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@best-dep.minjus.nl
Redacteur: Hans van Netburg
---
Laatst gewijzigd: 22-10-2001
Ministerie van Justitie