Ministerie van Algemene Zaken


1red10091
19-10-2001, NOS, Gesprek met de minister-president, N.3, 22.55 uur

VICE-PREMIER JORRITSMA, NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE

MINISTERRAAD, OVER

* MILTVUURDREIGING

* STRIJD TEGEN TERRORISME / KABINETSSTANDPUNT


* EIGEN POLITIEKE TOEKOMST

* UITLATINGEN VAN DER PLOEG OVER KAMERLIDMAATSCHAP

WITTEMAN:
Het was een hele toestand vanochtend bij de kabinetsvergadering. Niet binnen, neem ik aan, maar vooral buiten. Brandweermannen gesignaleerd, het was weer zover, zo'n antraxmelding. Neemt u dat nou serieus?

JORRITSMA:
Tot op dit moment hebben we dat zeker serieus te nemen, omdat in een aantal gevallen, in de Verenigde Staten althans, het ook werkelijk miltvuur bleek te zijn. Ik ga er overigens nog van uit dat het loos alarm zal blijken te zijn, maar we moeten natuurlijk wel een aantal voorzorgsmaatregelen nemen. We proberen aan de ene kant de voorzorgsmaatregelen te nemen die nodig zijn, zolang je niet zeker weet dat het onschuldig is. Dan mag je het ook je ambtenaren niet aandoen om daar anders mee om te gaan, want die komen ermee in aanraking. Aan de andere kant moeten we het ook niet groter maken dan het is, want het is natuurlijk toch maar een verdenking. Als Lelystad uitwijst dat het ook weer niks is, dan is hier toch weer een ziek persoon aan de gang geweest, wat ik overigens wel heel verwerpelijk vind. Ik vind eigenlijk dat ze zich een beetje handlangers van terroristen maken, want ze veroorzaken toch de paniek die terroristen zo graag willen veroorzaken.

WITTEMAN:
Een deel van Nederland is de afgelopen dagen redelijk angstig geweest. De overheid trof het verwijt dat ze misschien niet direct en niet op de goede wijze de woorden heeft gesproken die het volk gerust hadden kunnen stellen.

JORRITSMA:
Ik heb begrepen dat er heel snel informatie ­ ik zeg `ik heb begrepen', omdat ik zelf vrij langdurig in de Kamer heb gezeten en dus niet alles buiten heb kunnen volgen ­ maar wat ik ervan begrepen heb, is dat er ook met de Kamer al overleg geweest is en dat men geconstateerd heeft dat de overheid in dit geval wel degelijk adequaat heeft gereageerd. Er is via Postbus 51 onmiddellijk informatie verstrekt. Er was op het net van VWS, dus waar mevrouw Borst verantwoordelijk voor is...

WITTEMAN:
Maar waarom komt mevrouw Borst of premier Kok niet meteen, na de eerste melding, op televisie om te zeggen: jongens, zo en zo zit het, dit zijn de risico's, die zijn niet zo groot, je kunt twee dagen antibiotica nemen en dan valt het allemaal mee. De mogelijkheid is ontstaan om paniekerig te worden. Had misschien niet gehoeven?



JORRITSMA:
Ik kan niet helemaal beoordelen hoe het precies gegaan is, maar voor zover ik begrepen heb, had de Kamer in dit geval geen kritiek op de wijze waarop de bekendmaking is geschied. Nu zal altijd alles wel weer beter kunnen, maar ik heb zelf het gevoel dat hier niet meer paniek veroorzaakt is dan nodig is. Hier hoeft ook geen paniek over te zijn. We moeten wel een paar voorzorgsmaatregelen nemen...

WITTEMAN:
Maar mag ik u onderbreken? U zegt: er hoeft geen paniek te zijn. Tegelijkertijd zagen we vandaag het Binnenhof ontruimd. Medewerkers van Algemene Zaken die dat poeder hadden gezien, moesten ontsmet worden. Het is van tweeën één: óf je neemt het serieus en dan is het angstig, óf je hoeft het niet te zijn, maar dan is al...

JORRITSMA:
Nee, je neemt het serieus, je neemt een aantal voorzorgsmaatregelen. Die moet je wel nemen, omdat als mensen er echt mee in aanraking komen, en het ís miltvuur, dan heb je wel een probleem als je het inademt. Dus je moet voorzichtig omgaan met die dingen. Dat spul moet gauw weggebracht worden. Overigens, ik zag op teletekst `Binnenhof ontruimd', toen was het Binnenhof alweer gewoon open. Er is een paar minuten even een hekje neergezet om de mensen eruit te kunnen laten gaan, met dat zakje spul.

WITTEMAN:
Maar vindt u dat de media de zaak opblazen?

JORRITSMA:
Niet opblazen, maar het is wel zo, en dat is natuurlijk altijd zo, dat televisie en radio een kleine gebeurtenis isoleren en daardoor lijkt het vaak heel groot. Dat is lastig om mee om te gaan, overigens ook voor de media, dat realiseer ik me. Dus ik hoop ook dat journalisten zich wat dat betreft hun verantwoordelijkheid bewust zijn: dat ze ook in dit geval moeten opletten om iets niet groter te maken dan strikt noodzakelijk. Wij willen het niet geheim houden, want dat vind ik ook echt onzin. Dan zou het helemaal eng zijn, want dan hoort u het toch en dan gaat er: `ze willen niks zeggen, maar'. Dus we zullen zo gauw mogelijk communiceren als we dat soort dingen hebben. We moeten een aantal voorzorgsmaatregelen nemen, al was het maar dat wij ook gewoon verantwoordelijkheid voor onze mensen dragen, want wij zijn niet degenen die de post openmaken.

WITTEMAN:
Maar echt bang hoeft niemand te zijn?

JORRITSMA:
Echt bang hoeft niemand te zijn. De goede voorzorgsmaatregelen zijn genomen. Als men denkt dat men iets aantreft, onmiddellijk even bellen. Dan wordt het onderzocht en dan is het klaar. Meer paniek dan nodig moeten we niet zaaien.



STRIJD TEGEN TERRORISME / KABINETSSTANDPUNT

WITTEMAN:
Er is in de ministerraad ook gesproken over de voortgang van de strijd tegen terrorisme, binnen en buiten dit land. Buiten dit land speelt het zich vooral af in Afghanistan en is er een discussie over de vraag: moet je niet even ophouden met bombarderen? Daarvan zei staatssecretaris Van der Ploeg gisteren dat hij dat misschien nog wel een idee zou vinden, want die daders opsporen, dat is één zaak, maar zo'n heel regime in Afghanistan omverwerpen, dat vond hij toch weer een heel andere zaak. Is dat een kabinetsstandpunt?

JORRITSMA:
Nee, dat is niet een kabinetsstandpunt. Het is erg jammer dat de staatssecretaris dan niet gewoon in het kabinet komt om, als wij dat bespreken, want we hebben het inderdaad vanmorgen besproken ...

WITTEMAN:
Dus er wordt verschillend over gedacht in het kabinet?

JORRITSMA:
Nee, dat is het gekke. We hebben vanmorgen daar in het kabinet over gesproken en al diegenen die daar aanwezig waren, zijn tot een gelijkluidende conclusie gekomen. Het lastige is dat in Afghanistan, helaas, onder het Taliban-regime, heel veel terroristische activiteiten mogelijk zijn gemaakt. Er zijn opleidingskampen. Er bevinden zich allerlei mensen die met heel veel geld, ook van buiten, daar zaken kunnen voorbereiden. Daar is het regime dus bij betrokken, een onderdeel van. Daarover is overigens door het kabinet met de Kamer gecommuniceerd. Daar is deze week in de Kamer een uitgebreid debat over gevoerd, waar ook een grote meerderheid van de Kamer het volstrekt eens is met het kabinet, dat de stappen die tot nu toe genomen zijn ook genomen moeten worden.

WITTEMAN:
Maar het regime is nog niet omvergeworpen en de vraag is of dat moet gebeuren.

JORRITSMA:
Datgene wat gezegd is, gaat van de suggestie uit dat als je weet dat daar terroristische activiteiten worden voorbereid, als je nu even zou stoppen dat dat zou betekenen dat er minder terroristische activiteiten worden voorbereid. Dat is dus niet zo. Daar zijn wij niet van overtuigd.

WITTEMAN:
Dus u zegt: eigenlijk kun je niet veel anders dan het Taliban-regime omverwerpen?

JORRITSMA:
Je zult er in elk geval voor moeten zorgen dat het Taliban-regime op het terrein van terrorisme niks meer kan. En dat zal waarschijnlijk betekenen dat het moet verdwijnen. Mijn indruk is dat dat zo is. Daar gaat het natuurlijk allemaal over.

WITTEMAN:
En dan zegt u: dan mag je eigenlijk als je in de regering zit, staatssecretaris, daar geen afwijkende mening over hebben?



JORRITSMA:
En in elk geval niet daarover communiceren. Een staatssecretaris is een staatssecretaris, is lid van een kabinet, en al heb je 280 andere persoonlijke opinies, die heb je dan maar even voor je te houden, tot het moment dat je die verantwoordelijkheid niet meer draagt.

WITTEMAN:
Zouden er veel mensen in de regering zijn die er anders over denken?

JORRITSMA:
Nee. Ik heb vanmorgen geconstateerd dat wij natuurlijk kritische vragen aan elkaar beantwoord hebben in dat kabinet en uiteindelijk gezamenlijk tot de conclusie komen dat wij...

WITTEMAN:
Dus alleen Van der Ploeg?

JORRITSMA:
Nee, dat weet ik niet. Ik weet ook niet of hij, als hij bij die discussie was geweest, niet tot dezelfde conclusie zou zijn gekomen. Maar het is jammer dat dit gebeurd is, want ik vind dat juist nu wij met één mond horen te spreken. Altijd overigens, maar in dit geval...

WITTEMAN:
Hij sprak bij de collega's van Barend & Van Dorp, gisteravond. Wordt hij daarvoor nu tot de orde geroepen, denkt u?

JORRITSMA:
Ik neem aan dat de minister-president wel even contact met hem zal hebben.

EIGEN POLITIEKE TOEKOMST

WITTEMAN:
Denkt u na over uw toekomst, politiek gesproken? U heeft nou net uw eigen begroting verdedigd, de afgelopen week. Denkt u na over wat u volgend jaar doet?

JORRITSMA:
Volgend jaar rond deze tijd doe ik waarschijnlijk wat anders, of misschien wel hetzelfde.

WITTEMAN:
Weet u al wat?

JORRITSMA:
Nee, geen idee.

WITTEMAN:
U wordt voortdurend genoemd als nieuwe voorzitter van de Tweede Kamer, voor het geval de VVD de grootste partij zou zijn.



JORRITSMA:
Dat is nu weer, de laatste maand. Het is een beetje in maanden verschillend geweest.

WITTEMAN:
Maar bij u?

JORRITSMA:
Ik sta gewoon op de lijst. Daar ga ik vanuit trouwens, dat wordt morgen beslist, althans de voorlopige lijst van de VVD. Dat is de enige zekerheid die ik heb.

WITTEMAN:
Zou u het wat vinden, Kamervoorzitter?

JORRITSMA:
Het is een interessante job.

WITTEMAN:
U zou het graag doen?

JORRITSMA:
Dat weet ik nog niet. Want ik geloof dat het altijd gebruik is dat de voorzitter geleverd wordt door de grootste partij. Dan zullen we eerst nog even de grootste partij moeten worden en dat is natuurlijk niet zeker.

WITTEMAN:
Nee, maar zegt u: dat is een baan, dat zie ik mij wel vier jaar doen?

JORRITSMA:
Dat weet ik nog niet. Er zijn een hoop banen die ik interessant...

WITTEMAN:
U mag best `nee' zeggen.

JORRITSMA:
Het is niet zo dat ik het oninteressant vind, maar er zijn nog veel meer banen die ik interessant vind. Dus wat dat betreft zeg ik: ik ga op de lijst, ik ga dus voor het Tweede- Kamerlidmaatschap, ik ben bereid om die zetel te accepteren. Daarna is er een soort spel van stoelen op het moment dat dat moet gebeuren. Dan moet er een aantal functies vervuld worden. Afhankelijk van de omvang van de partij en de verantwoordelijkheid die je draagt, en ik ga ervan uit dat wij ook weer regeringsverantwoordelijkheid zullen dragen, moet er een aantal functies vervuld worden. Ik zal er wellicht daar één van moeten vervullen.

WITTEMAN:
Mogen, hè?

JORRITSMA:
Mogen, ja. Het is absoluut een wonder dat je de publieke zaak mag dienen.



UITLATINGEN VAN DER PLOEG OVER KAMERLIDMAATSCHAP

WITTEMAN:
Kijk, dat willen we graag horen. Dat brengt ons toch, of je het nou leuk vindt of niet, weer bij staatssecretaris Van der Ploeg. Die wil namelijk niet op de lijst voor de Tweede Kamer, want hij zegt: ik heb het al een keer vier jaar gedaan en ik wil nu verder, want weer terug in de Kamer is een uitholling van mijn intellectuele kwaliteiten.

JORRITSMA:
Laat ik er maar dit van zeggen: ik heb het gevoel dat hij zijn intellectuele kwaliteiten niet echt gebruikt heeft toen hij deze uitspraak deed.

WITTEMAN:
Want? U kunt het niet billijken?

JORRITSMA:
Ik heb in de krant al enige reacties van een paar Kamerleden daarover gelezen.

WITTEMAN:
Die voelen zich natuurlijk...

JORRITSMA:
Daar kan ik me iets bij voorstellen. En het is ook gewoon niet waar. Als ik kijk hoe een flink aantal Kamerleden hun intellectuele capaciteit gebruiken, en die zijn vaak helemaal niet minder dan die van de heer Van der Ploeg, dan zeg ik: die kun je volledig gebruiken, ook in het Kamerlidmaatschap.

WITTEMAN:
Het is ook wel eerlijk. Hij zegt: ik vind het niet leuk om naar de Kamer te gaan, maar ik wil wel minister worden. Dat is wel helder.

JORRITSMA:
Hij mag van mij zeggen dat hij het niet leuk vindt en dat je om die reden niet op de lijst gaat staan. Maar doen alsof het dom werk is... Je kunt er dom werk van maken. Blijkbaar heeft hij dat gedaan of vindt hij dat.

WITTEMAN:
Dom, vergeleken bij zijn capaciteiten.

JORRITSMA:
Ik denk dat voor bijna elk beroep in de publieke sector je al je intellectuele capaciteiten kúnt gebruiken.

WITTEMAN:
Hij heeft er zo veel, dat is het punt.

JORRITSMA:
In elk geval niet zo veel dat hij een verstandige opmerking over dit onderwerp maakt. (letterlijke tekst, ongecorrigeerd, HK)