Persberichten
18-10-2001
Dansopleidingen hbo gevisiteerd
De dansopleidingen in het hbo zijn er de afgelopen jaren in geslaagd
in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in het werkveld, en hebben sinds
de vorige visitatie voortgang geboekt op het gebied van de curriculum-
en organisatieontwikkeling. Dit concludeert de visitatiecommissie Dans
in haar eindrapport Visitatie Dans 2001. De commissie vindt dat de
opleidingen over het algemeen van goede kwaliteit zijn, maar wijst in
het rapport ook op de noodzaak van voortgaande verbetering.
De voorzitter van de visitatiecommissie Dans, prof.dr. J.H. Dijkhuis,
overhandigt het rapport op 18 oktober 2001 aan de voorzitter van de
HBO-raad, prof.dr. F. Leijnse. De visitatiecommissie heeft de
kwaliteit beoordeeld van dansopleidingen aan zes hogescholen. Het ging
hierbij om vijf opleidingen voor uitvoerend danser, drie opleidingen
voor choreograaf en vijf opleidingen voor docent dans. Onder de
laatstgenoemde opleidingen viel ook de opleiding docent dans/eurtimie
van Hogeschool Helicon.
De commissie beveelt de opleidingen voor uitvoerende dansers aan een
profiel te kiezen dat duidelijk is gekoppeld aan een specifiek deel
van het werkveld. Opleidingen moeten werken vanuit een gerichte visie
op het werkveld. Het aldus gekozen profiel moet duidelijk tot uiting
brengen op welk niveau en welk type danser de opleiding is gericht. De
opleiding moet dat profiel hanteren als uitgangspunt voor de inhoud en
opzet van het opleidingsprogramma, de selectie van studenten, de
contacten met het werkveld en ook het personeelsbeleid. Het uitnodigen
van gastdocenten en de keuze van repertoirestukken ondersteunt dat
profiel. De rode draad die zo door de opleiding loopt biedt studenten
een heel duidelijk zicht op wat het werkveld van een danser vraagt, en
schept de mogelijkheid om binnen dat profiel naar zo hoog mogelijke
kwaliteit te streven.
De programmas van de opleidingen docent dans zijn overladen, zo
constateert de visitatiecommissie. Dit hangt samen met het feit dat de
docentenopleidingen aan de ene kant studenten moeten opleiden voor
balletscholen en instellingen voor kunsteducatie en aan de andere kant
voor het reguliere onderwijs. Aan alle eisen die vanuit deze twee
delen van het werkveld worden gesteld kan niet worden voldaan binnen
een opleiding van vier jaar. De commissie stelt voor de bevoegdheid
voor het regulier onderwijs te splitsen. Die splitsing moet ertoe
leiden dat de opleiding docent dans studenten opleidt voor de
balletscholen en kunsteducatie en voor het verzorgen van danslessen in
het basisonderwijs, de basisvorming en VMBO. Voor de bevoegdheid voor
het geven van de examenvakken CKV1 en CKV2 in de tweede fase van het
voortgezet onderwijs kunnen studenten dan na het behalen van hun
HBO-diploma een post-initiële opleiding volgen van een jaar. Deze
opzet komt overeen met de opzet van de lerarenopleidingen algemene
vakken.
Ten aanzien van de opleidingen voor choreograaf bepleit de commissie
meer duidelijkheid over de verschillen tussen opleidingen waarin
studenten al in hun dansopleiding specialiseren in choreografie en
opleidingen voor choreografen die al een dansopleiding hebben afgerond
(en ervaring hebben in het werkveld). De commissie stelt voor die
opleidingen duidelijk te scheiden, en ook de namen daarvan te laten
verschillen.
De visitatiecommissie was samengesteld uit vertegenwoordigers van de
beroepspraktijk, een deskundige op het gebied van het kunstonderwijs
en twee studentleden uit de betreffende opleidingen. Tijdens het
bezoek aan de opleiding docent dans / euritmie is de commissie
aangevuld met een adviseur. De commissie bestond uit de volgende
personen:
Voorzitter:
* Prof.dr. J.H. Dijkhuis, emeritus hoogleraar klinische psychologie;
oud-decaan faculteit sociale wetenschappen Universiteit Utrecht
Leden:
* D. Brown, freelance docent in Europa en USA; Choreograph's
Assistant , Itzik Galili Galili Dans Groningen;
* Mw. A. Gale, artistieke leiding Dansateliers (Werkplaats),
* D.A. Greaves, regisseur, theatermaker, dansmaker, docent,
* Prof.dr. F.H. Haanstra, senior onderzoeker SCO-Kohnstamm
Instituut; bijzonder hoogleraar Cultuureducatie en
Cultuurparticipatie, Universiteit Utrecht,
* J. Linkens, choreograaf, free-lance docent, verbonden aan het
Nationaal Ballet van Portugal;
* Mw. M.M. Pille, vierdejaars studente aan de Amsterdamse Hogeschool
voor de Kunsten. Afgestudeerd in juni 2001;
* Mw. E.C. Puschendorf, vierdejaars student aan de Rotterdamse
Dansacademie. Afgestudeerd in juni 2001;
* Prof. H. Tromp, docent moderne en klassieke dans; Linz Brückner
Konservatorium en Wiener Staatsoper schule;
* Mw. W.J.M.M. Vodegel, stafmedewerker Nederlandse Beroepsvereniging
van Danskunstenaars.
EINDE PERSBERICHT