IP/01/1436
Brussel, 17 oktober 2001
De Commissie verbiedt de overname van de Oostenrijkse vezelonderneming
LENZING door CVC
De Europese Commissie heeft besloten de voorgenomen overname van
Lenzing AG, een Oostenrijkse kunstvezelproducent, door CVC Capital
Partners Group Ltd (CVC), te verbieden. CVC heeft reeds zeggenschap
over Acordis, de grootste concurrent van Lenzing in Europa en de enige
concurrent van het bedrijf in de Verenigde Staten. De combinatie van
Lenzing en Acordis zou een machtspositie op een aantal vezelmarkten in
het leven geroepen of versterkt hebben, met een beperktere keuze en
hogere prijzen voor klanten en eindgebruikers tot gevolg. Het
onderzoek van de concentratie door de Commissie is in nauwe
samenwerking met de Amerikaanse Federal Trade Commission (FTC)
uigevoerd.
De transactie betreft de vezelsector. Vezels kunnen in drie
hoofdcategorieën worden onderverdeeld: natuurlijke vezels (zoals
katoen, wol, zijde enz), kunstmatige synthetische vezels (zoals
polyester en polypropyleen) en kunstmatige cellulosevezels op basis
van houtpulp (viscose en lyocell). Vezels kunnen worden gebruikt voor
textieltoepassingen (zoals weefsels en kleding) en voor
niet-textieltoepassingen (zakdoekjes, operatiemateriaal, swabs,
compressen en tampons).
De concentratie zou vanuit het oogpunt van de mededinging, ernstige
bezwaren met zich brengen met betrekking tot de markt voor
viscosestapelvezels (viscose), waar Lenzing de grootste leverancier is
in de Europese economische ruimte, evenals de markten voor lyocell
stapelvezels en lyocelltechnologie, waar de transactie tot een
monopolie zou hebben geleid omdat Acordis en Lenzing de enige
bedrijven ter wereld zijn waar deze producten worden vervaardigd.
De partijen betoogden dat de Commissie de vezelmarkt als geheel moet
beschouwen, maar uit diepgaand onderzoek is niet alleen gebleken dat
viscose en lyocell twee verschillende en niet-substitueerbare
producten zijn, maar ook dat zij verschillen van andere vezels zoals
katoen, polyester en polypropyleen.
Zelfs bij viscose moet onderscheid worden gemaakt tussen
standaardkwaliteit viscose, "spinngefärbte" viscose (tijdens het
spinnen geverfde viscose) en viscose voor tampons. De eerste twee
soorten worden zowel voor textiel- als niet-textieltoepassingen
gebruikt, waarbij "spinngefärbte" viscose, die gedurende de productie
van de vezel zelf wordt geverfd, specifieke eigenschappen bezit die
niet kunnen worden verwezenlijkt door de standaardvezel in een later
stadium te verven. Viscose voor tampons verschilt van andere
viscosevezels omdat het moet voldoen aan zeer strenge
gezondheidsvoorschriften. Bovendien concludeerde de Commissie dat er
een markt bestaat voor de technologie op het gebied van de productie
en verwerking van lyocell die verschilt van de downstreammarkt voor de
productie en verkoop van lyocell.
Daarom dienden er vijf relevante productmarkten in aanmerking te
worden genomen bij de beoordeling van de concentratie vanuit het
oogpunt van de mededinging, te weten: standaardviscose,
"spinngefärbte" viscose, viscose voor tampons, lyocell en de
technologie inzake de productie en verwerking van lyocell.
De Commissie was van mening dat alle drie de viscosemarkten Europese markten zijn, omdat de invoer zeer gering is (aanmerkelijk minder dan 10%), en dat de markt voor lyocelltechnologie een wereldmarkt is. Wat de productie van lyocell betreft was de Commissie van oordeel dat het niet nodig was de geografische markt af te bakenen omdat Lenzing en Acordis de enige producenten van deze vezelsoort ter wereld zijn.
Uit het onderzoek van de Commissie is gebleken dat de fusie tot zeer grote gezamenlijke marktaandelen op alle drie de viscosemarkten zou hebben geleid (meer dan 55% van de markt van standaardviscose en meer dan 85% van de markt voor "spinngefärbte" viscose en viscose voor tampons), en dat zij tot een wereldwijd monopolie op de markt voor de lyocellproductie en -technologie zou hebben geleid. De concentratie zou de grootste concurrent van Acordis op de viscosemarkt in de Europese economische ruimte hebben doen verdwijnen en zou slechts drie kleinere, minder goed presterende concurrenten hebben overgelaten: Sniace in Spanje, Swenska Rayon in Zweden en Säteri in Finland.
Uit het onderzoek van de Commissie bleek tevens dat er omvangrijke
belemmeringen zijn voor de toegang tot de viscosemarkten, waar de
productie kapitaalintensief is, en dat een aanzienlijke toename van de
invoer van viscose van buiten de Europese economische ruimte niet te
verwachten is. De nieuwe entiteit zou derhalve onafhankelijk kunnen
optreden, en haar concurrenten zouden zich wellicht als "prijsvolgers"
gedragen (dat wil zeggen dat zij prijsstijgingen eerder zouden volgen
dan betwisten).
Gezien de grote gezamenlijke marktaandelen, en de marktvoorwaarden
zoals hierboven beschreven, kwam de Commissie tot de conclusie dat de
concentratie een machtspositie in het leven zou roepen op de markten
voor viscose van standaardkwaliteit en voor "spinngefärbte" viscose.
Wat de viscosemarkt voor tampons betreft heeft Acordis, met 70% van de
markt en zijn octrooi voor de productie van de hoogste kwaliteit
viscose voor tampons, "Galaxy" genaamd, reeds een machtspositie. De
Commissie concludeerde derhalve dat de fusie de machtspositie van
Acordis zou versterken, omdat het aantal producenten in Europa zou
worden teruggebracht van drie naar twee.
Wat lyocell betreft zijn Lenzing en Acordis momenteel de enige
producenten ter wereld van lyocell en de enige twee spelers op de
markt voor de productie- en verwerkingstechnologie van lyocell die in
staat zijn "ready-to-operate"-technologie aan te bieden. Samen
bezitten de partijen het overgrote deel van alle bestaande octrooien
voor de productie en bewerking van lyocell en de toegang tot deze
markt is moeilijk. De Commissie concludeerde derhalve dat de
concentratie zowel op de markt voor lyocellproductie als op die voor
lyocelltechnologie een machtspositie in het leven zou roepen.
Gedurende de tweede fase van het onderzoek hebben de partijen de
volgende toezeggingen gedaan:
een niet-exclusieve licentie voor lyocell;
een toeleveringsovereenkomst waarbij de partijen lyocell voor de
licentienemer produceren;
een niet-exclusieve licentie voor het tamponvezel "Galaxy".
De Commissie achtte deze verbintenissen evenwel niet voldoende om de bezwaren die de concentratie met zich brengt, weg te nemen.
De FTC, de bevoegde Amerikaanse mededingingsautoriteit in deze zaak, en de Commissie hebben gedurende de gehele procedure een nauw en voor beide partijen heilzaam contact gehad waarbij zij informatie uitwisselden en een deugdelijke analyse van de voornaamste inhoudelijke vraagstukken bespraken en ontwikkelden. Deze zaak vormt derhalve een voorbeeld van samenwerking en verstandhouding tussen Amerikaanse en Europese mededingingsautoriteiten.