Den Haag, 16 oktober 2001
!!EMBARGO TOT HEDEN, 20.30 UUR/GESPROKEN WOORD GELDT!!
BIJDRAGE VAN DICK DE CLOE (PvdA) AAN HET PLENAIR DEBAT OVER DE BEGROTING 2002 BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (BZK)
Na 11 september"Van de overheid wordt verwacht dat zij voorziet in de
behoefte aan openbare veiligheid, aan ordening en rust en aan de bescherming
van leven, gezondheid en goederen tegen acute of dreigende aantastingen".
Met deze passage uit de voorliggende BZK-begroting wordt treffend de positie
verwoord van de overheid als het gaat om openbare veiligheid. De kern is dat
veiligheid van alle dag en voor iedereen is. Maar een overheid kan niet
garanderen dat er nooit iets mis gaat. De vreselijke catastrofe van 11
september in de VS, maar eerder in Volendam en Enschede hebben dat pijnlijk
duidelijk gemaakt. Veiligheid is echter een publiek zaak die verdedigd en
versterkt moet worden.
In de brief van 5 oktober geeft de regering aan welke stappen worden gezet
op het gebied van veiligheid na de dramatische gebeurtenissen in Amerika.
Een woordvoerder van de BVD stelde recent (Het Parool van 21/9) dat
terroristische organisaties en hun leden in Nederland geen strobreed in de
weg wordt gelegd. Hoe kun je ze dan bestrijden? Ik vraag de minister klip en
klaar aan te geven of de Nederlandse wetgeving inderdaad onvoldoende
mogelijkheden kent om terroristische organisaties aan te pakken. Als dat
echt zo is meent de PvdA-fractie dat daar zo spoedig mogelijk werk van moet
worden gemaakt.
De brief van het kabinet gaat in op de uitbreiding van de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten. Aan de minister de vraag of deze uitbreiding voldoende
is en niet toevallig afhankelijk van de uitgavenreserve van minister Zalm.
Hoe scherp het gevoel van onveiligheid door de burgers ook kan worden
ervaren, voorkomen moet worden dat in de Nederlandse samenleving een
tweedeling de kop op steekt. Juist nu moeten de verschillende
bevolkingsgroepen ervaren dat Nederland een democratische rechtsstaat is met
rechten én plichten voor al haar burgers. Waar duidelijk is wat wel en niet
kan. Voor de PvdA-fractie is daarbij één ding helder: "Niet alles moet in de
Nederlandse samenleving kunnen".
Vooral de lokale bestuurders spelen hierbij een buitgewone relevante rol. In
hun gemeenten staan immers de moskeeën en de islamitische scholen en
bevinden zich de buurten waar relatief veel allochtonen onder vaak minder
gunstige omstandigheden wonen en werken. Het zijn dezelfde lokale
bestuurders die het eerst geconfronteerd worden met uitingen van
onverdraagzaamheid. Door lokale overheden worden reeds vele initiatieven
genomen. Logisch, want het zwaartepunt ligt op gemeentelijk, op wijk- en
buurtniveau. De PvdA-fractie roept de bewindslieden van BZK dan ook op om
juist de lokale bestuurders te ondersteunen bij hun activiteiten en
initiatieven om op plaatselijk niveau de samenleving van alle mensen vorm te
geven. Niet bevoogdend, maar stimulerend en faciliterend.
Gemeenten komen steeds meer in de benen bij het veiligheidsbeleid. Zij
vormen de spil van het veiligheidsbeleid. Laat ik één aansprekend voorbeeld
noemen. Rotterdam maakt extra geld vrij voor de aanpak van geweld, het
bestrijden van drugs, er komt meer stadstoezicht. Dat doet ze in
samenwerking met de deelgemeenten en buurten. Een prima initiatief, dat laat
zien dat gemeenten niet aan de kant blijven staan maar actief vormgeven aan
beleid dat erop gericht is meer en betere veiligheid te bieden voor al haar
inwoners.
Veiligheidsregio's
Sinds de ernstige gebeurtenissen in Enschede en Volendam is er een
voortdurende stroom van berichten over wat er allemaal mis kan gaan of gaat
bij de rampenbestrijding in ons land. Een tweetal in het oog springende
voorbeelden.
* Meldkamers zijn niet geprepareerd op grootschalige incidenten. Ze
zijn te kleinschalig, hebben te weinig mensen, oefenen te weinig en kunnen
niet communiceren [staatssecretaris De Vries en Commissaris der Koningin
(CdK) Alders, conferentie Nijkerk op 12/9].
* Uit een evaluatie van de bestrijding van een gaswolk in Zwijndrecht
bleek dat de hulpdiensten te laat werden geïnformeerd en onduidelijk was wie
nu de leiding had (Trouw van 3/10).
Zeker, de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voor
veiligheid mag bepaald niet verdwijnen maar ook de overheid heeft de plicht
een maximale inspanning te plegen om rampen te voorkomen en te bestrijden.
Vandaag wil ik in dat kader er één aspect uitlichten. Tijdens het debat over
Volendam is helder geworden dat regering én Kamer vinden dat vanaf 2003 de
politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening een eenduidige,
bovengemeentelijke regio-indeling moeten hebben. Weg met de bestuurlijke
rompslomp die we nu zien.
Over de bestuurlijke vormgeving van de veiligheidsregio's moet in 2003 de
knoop worden doorgehakt. Uit de antwoorden op de schriftelijke vragen lijkt
de regering echter weer af te stappen van 2003 en in te zetten op 2006. Dát
kan de PvdA-fractie niet geloven. De totstandkoming van de
veiligheidsregio's en de bestuurlijke inbedding moet zo snel mogelijk en mag
niet door competentieproblemen worden gehinderd. Teveel 'gepolder' levert
tijdverlies en wazige verantwoordelijkheden op. De samenwerkende gemeenten
moeten bij dit proces voluit worden betrokken. Gemeenten hebben een grote
verantwoordelijkheid in geval van rampen en zwarte ongevallen. Het is ook
niet voor niks dat de minister van BZK de invloed van de gemeenten op het
politiebeleid wil versterken. Is de aanpak, vraag ik de staatssecretaris, in
de regio Haarlem een voorbeeld van zo'n goede samenwerking? Heeft de
staatssecretaris overigens geld en mogelijkheden voldoende om tijdig alle
veiligheidsregio's met één meldkamer en een adequaat mobiel
communicatiesysteem uit te rusten? Bovendien vraag ik mij af of de
coördinatie tussen de verschillende verantwoordelijkheden die voor de
politie zijn neergelegd bij de minister van BZK, voor de brandweer bij de
staatssecretaris van BZK en voor de ambulancezorg bij de minister van VWS
liggen, niet meer structureel en publiek moet worden vormgegeven.
Ook de grensoverschrijdende samenwerking bij rampen vraagt nog veel
verbetering. Het neerstorten van een AWAC-toestel in de directe omgeving van
Onderbanken enige jaren geleden, de meer recente ontsporing van een
goederentrein tussen Maastricht en Luik en de brand bij Hazeldonk maken
duidelijk dat juist de grensregio's vanwege hun bijzondere kwetsbaarheid
extra aandacht vragen. Bevoegdheden en procedures zijn per land verschillend
en bemoeilijken adequate hulpverlening. Welke projecten heeft de regering
geïntensiveerd zodat ook de bewoners van de grensregio's zo goed mogelijk
worden beschermd? Zijn de buurlanden bereid daadwerkelijk mee te werken? Is
er voldoende geld voor uitgetrokken? De politiesamenwerking tussen België en
Nederland bij het EK voetbal ging goed. Waarom niet een actieplan voor de
grensoverschrijdende hulpverlening?
Dan nog aandacht voor twee zaken die raken aan het veiligheidsbeleid. Het
eerste is het verzoek van twee hogescholen ('s-Hertogenbosch en Leeuwarden)
die willen starten met een veiligheidsopleiding. Zijn de bewindslieden
bereid serieus naar dit verzoek te kijken en waar nodig te ondersteunen? En
wat is de stand van zaken rond de gezamenlijke huisvesting van het Nationaal
Brandweermuseum, het Nederlands Politie Museum en het Nationaal Ambulance en
Eerste Hulp Museum?
Bestuurlijke organisatie
In de Staatscourant van 26 juli schrijft columnist Van Dam het volgende:
"Provinciale herindeling is nog altijd een politiek non-issue. Misschien
illustreert dat ook wel het geringe politiek gewicht van deze bestuurslaag:
provinciale herindeling geeft een hoop gedoe en waar zou je druk over
maken". Dat hebben zowel de scheidende als de komende IPO-voorzitter niet op
zich laten zitten. In varianten bepleiten zij vermindering van het aantal
provincies waarmee provinciegrenzen dus niet meer heilig lijken. Van
Kemenade heeft via het IPO een stevige commissie ingesteld. De PvdA-fractie
zal met interesse deze discussie volgen en kijken of er in provincieland
inderdaad voldoende moed en daadkracht is om van onderop tot aansprekende
resultaten te komen. Want er worden wel verwachtingen gewekt als men deze
veronderstelde dynamiek koppelt aan de stellingen van een tweetal CdK's "dat
het departement van BZK een visiearme kijk heeft" (Staal) en "intellectuele
luiheid ten toon zou spreiden" (Franssen). Nou, de ervaring met de
provinciale daadkracht rond bijvoorbeeld de herindeling Den Haag zit mij nog
vers in het geheugen!
In tegenstelling tot wat GroenLinks bepleit in haar zojuist verschenen
verkiezingsprogramma kan de vormgeving van het openbaar bestuur niet
stilstaan. De versterking van de gemeenten als de dichtst bij de burgers
staande bestuurslaag is en blijft van betekenis. De PvdA-fractie blijft het
belang benadrukken van het instellen van vormen van binnengemeentelijke
decentralisatie, van wijk- en dorpsraden. Deze zijn van groot belang om
burgers directer te betrekken bij zaken die voor hen 'om de hoek' spelen.
Dat bestuur in de buurt kan per gemeente verschillen van vorm en bij die
vormgeving past de rijksoverheid terughoudendheid. Wel heeft het rijk een
stimulerende rol als het gaat om de kennisverzameling en
ervaringsuitwisseling. Voor de PvdA-fractie blijft een stimuleringsfonds een
aantrekkelijke mogelijkheid om dergelijke initiatieven op gang te krijgen.
Laat in dit opzicht zien dat het departement van BZK niet 'visiearm' is maar
initiatiefrijk, stimulerend en betrokken.
De vormgeving van de niet-vrijblijvende samenwerking in de grootstedelijke
gebieden is om inhoudelijke redenen meer dan gewenst. Wanneer komt het
kabinet nu eens met een wetsvoorstel? Om mogelijke bijkomende
competentieproblemen tussen de grootstedelijke besturen en de provincies te
voorkomen moet gekeken worden naar de rol en de schaal van het provinciaal
bestuur. Ook tussen hen is samenwerking nodig om te voorkomen dat
territoriale grenzen effectief beleid hindert. Kan de minister daar zijn
licht eens over laten schijnen?
In de taaktoedeling van het rijksbeleid is steeds meer differentiatie
zichtbaar. De verdeling van de stedelijke vernieuwingsgelden bijvoorbeeld:
naast 30 rechtstreekse gemeenten verdelen de provincies voor de overige
gemeenten de geldstromen. De PvdA-fractie staat op het standpunt dat
maatschappelijke ontwikkelingen een eenduidige keuze van toedeling van taken
aan de gemeenten of aan de provincies steeds meer in de weg staat. Nodig is
meer ruimte voor flexibiliteit en differentiatie in het bestuur. Op welke
wijze denken de bewindslieden dit verder vorm te geven?
Regioconvenanten
De regioconvenanten met Zuid- en Oost-Nederland zijn een nieuwe vorm van
samenwerking. Vorig jaar drong de Kamer erop aan nog in deze kabinetsperiode
inhoudelijke afspraken te maken met Zuid- en Oost-Nederland over concrete
investeringen. In een recente brief geeft de minister de laatste stand van
zaken daaromtrent. Hij schrijft dat het lastig te bepalen is óf de
projectvoorstellen nu een uitvloeisel zijn van het verzoek van de Kamer óf
dat het afspraken zijn die al min of meer in het vat zaten. Het is inderdaad
erg lastig en daardoor zeer verhullend. Het wel buitengewoon magere lijstje
met voorstellen valt de PvdA-fractie bijzonder hard tegen. Doel was immers
om te komen tot een bundeling, ontschotting en versnelling van beleid (zie
de brief van 4/9). Nog in deze kabinetsperiode zouden inhoudelijke afspraken
worden gemaakt over concrete samenwerkingsprojecten. Dat is nauwelijks
gelukt. Kan de minister helder aangeven waar het aan schort om tot
aansprekende successen te komen bij de regioconvenanten? Is het de
departementale verkokering? En hoe kan worden voorkomen dat in een volgende
kabinetsperiode de voortgang weer zo stroef verloopt?
Burgemeester
De positie van de burgemeester wordt anders door de nieuwe
aanstellingsprocedure en de invoering van het dualistisch gemeentelijk
bestuur. Voor de PvdA-fractie reden om de minister voor te stellen op korte
termijn te komen met een voor deze bestuurders eigentijdse en toegesneden
rechtspositieregeling.
De verbetering van de financiële positie van de wethouders komt nu in zicht.
Maar de PvdA-fractie vindt het nodig nu ook voor de raadsleden een stap
voorwaarts te zetten en dringt er bij de minister op aan de suggesties van
de Kamer goed vorm te geven. Wij vragen ook om in beeld te brengen wat de
bestaande belemmeringen zijn die raadsleden met een uitkering ondervinden.
En daarbij tevens aan te geven wat mogelijke oplossingen zijn.
Wat de kosten van dualisering betreft: is het de bedoeling dat op korte termijn in kaart te brengen of wordt het heel ver weg geschoven?
Aangaande de benoeming van burgemeesters zit deze minister op het goede
spoor. In de vorige kabinetsperiode werd in zo'n 25% van de gevallen
afgeweken van de adviezen van vertrouwenscommissies. Het afgelopen jaar
werden ruim 93% van de adviezen gevolgd. Dat is een opmerkelijke
verbetering, die niet eerder is vertoond. Ga zo door! Hoe loopt het
overigens met de nieuwe aanstellingsprocedure?
De gesignaleerde verbetering bij het rekening houden met de adviezen van
vertrouwenscommissies is een voortzetting van de aansprekende vorderingen
die deze kabinetsperiode op het terrein van binnenlands bestuur zijn
gemaakt. Ik noem kortweg de aanstellingswijze van de burgemeester die verder
is gedemocratiseerd, de afgeronde voorstellen tot versterking van de
gemeenten, de referendumvoorstellen die de eindstreep hebben gehaald en de
dualisering van gemeentelijk stelsel die eraan komt. Maar klaar zijn we
niet, de praktische en probleemgerichte aanpak moet worden doorgezet. De
resultaten tot nu rechtvaardigen deze praktische koers al worden ze door
sommigen lang niet altijd herkend laat staan gewaardeerd! De PvdA-fractie
doet dat wel.