De Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Plein 2
2511CR DEN HAAG
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
FM 2001-01502 M
Onderwerp
Voortgangsrapportage "euro en overheid"
deel 10b mede-overheden
1. Inleiding en samenvatting
In het voorliggende deel 10b van de tiende voortgangsrapportage Euro en
Overheid -welke wordt aangeboden mede namens de ministers van BZK en SZW-
wordt aandacht besteed aan de vorderingen bij mede-overheden; gemeenten,
provincies en waterschappen. De sociale diensten en de uitvoeringsorganisaties
Wsw/Wiw/Wvg/id-banen worden daarbij apart beschouwd. De voortgang bij de
departementen en de daaraan gelieerde derdenorganisaties wordt beschreven in
deel 10a van deze rapportage, die u eveneens dezer dagen wordt toegestuurd.
Voortgang bij gemeenten en sociale diensten
De voortgang bij europrojecten van gemeenten en sociale diensten is net als
bij de monitor die een half jaar geleden is gehouden aanzienlijk. Er is veel
werk verzet en ongeveer de helft van de gemeenten en sociale diensten verwacht
conform de normplanning voor gemeenten per 1 oktober 2001 de testfase af te
ronden. De afgelopen maanden zijn bij dit deel van de gemeenten en sociale
diensten gebruikt om alle systemen te testen en de nodige proefconversies uit
te voeren.
Toch zijn nog niet alle gemeenten en sociale diensten voldoende op streek met
de eurovoorbereidingen. Door een thans nog forse achterstand op de planning,
een beperkt ingevulde testfase, een kwalitatief onvoldoende aanpak of een
aanstaande herindeling, kan de invoering van de euro bij deze gemeenten en
sociale diensten nog problemen opleveren.
Met dit beeld in het achterhoofd, leiden de resultaten van de gemeentebrede monitor (die gehouden is in september 2001 en uit twee delen bestond - een mondeling interview bij alle gemeenten en een schriftelijke vragenlijst met 66% respons) tot de volgende drie groepen bij de gemeentebrede europrojecten:
· Gemeenten die schriftelijk aangeven de testfase nagenoeg te hebben afgerond en in de mondelinge monitor een voldoende hoge waarde op de voortgangs- en testindex halen, scoren goed en zijn aangemerkt als groene groep. Deze groep beslaat 51% van de gemeenten.
· Gemeenten die zelf aangeven de realisatiefase nog niet te hebben
afgerond en/of bij de mondelinge monitor een lage score halen, scoren
zorgwekkend. Deze groep beslaat 5% van de gemeenten en is aangemerkt als rode
groep.
· Gemeenten die zich tussen de 'veilige' en 'onveilige' groep in
bevinden, scoren redelijk en zijn aangemerkt als oranje groep (24% van de
gemeenten).
Daarnaast zijn in de oranje groep de gemeenten opgenomen die (al dan niet met
een verder goede score) geen of beperkt invulling geven aan de testfase (20%).
Deze groep loopt het risico op onnodige complicaties bij de euroconversie en
wordt aangemerkt als risicovol.
Alle gemeenten ontvangen een op de score toegesneden terugkoppelingsbrief.
Voor de sociale diensten is op basis van de monitor van SZW een soortgelijke onderverdeling gemaakt, waarbij naast de voortgang in nog sterkere mate dan bij de gemeentebrede monitor is gekeken naar de kwaliteit van de aanpak van de europrojecten. Hier scoort 42% van de sociale diensten goed, 22% redelijk en 36% zorgwekkend. De sociale diensten van de 60 grootste gemeenten, met meer dan 80% van de bijstandscliënten, doen het aanzienlijk beter. Hier scoort 85% goed, 10% redelijk en 5% zorgwekkend. Van de uitvoeringsorganisaties scoort 52% goed, 17% redelijk en 31% zorgwekkend. De sociale diensten en uitvoeringsorganisaties die thans nog zorgwekkend scoren, zullen apart worden benaderd (zie actiepunten in hoofdstuk 5).
Belangrijke aspecten van de euro-invoering
Tijdens de monitors is aan een aantal belangrijke aspecten van de euro-invoering uitvoerig aandacht besteed.
· Conversie en testen: Niet alle gemeenten besteden voldoende aandacht aan het zelf testen van systemen in de eigen omgeving (communiceren de verschillende systemen nog wel met elkaar?). Van de gemeenten geeft 29% aan dat ze de programmatuur alleen maar hebben ingevoerd en (nog) niet hebben getest. Proefconversies vinden wel op grote schaal plaats; bijna alle gemeenten en sociale diensten geven aan dat ze een proefconversie uitvoeren. De proefconversie vindt op zeer verschillende tijdstippen plaats; de daadwerkelijke conversie meestal in de laatste maand.
· Capaciteit: Veel gemeenten hebben de personele capaciteit en
computercapaciteit die aan het einde van het jaar nodig is, al gepland. Dit is
belangrijk, mede met het oog op de kerstvakanties. Wel wordt door 65% van de
sociale diensten de extra werkdruk voor medewerkers als grootste risico
genoemd.
· Continuïteitsmaatregelen: Ongeveer 58% van de gemeenten heeft
gedacht aan het opzetten van continuïteitsmaatregelen voor als vitale systemen
of werkprocessen uitvallen. Voor de zomer is al gezamenlijk met een aantal
gemeenten een handreiking opgesteld waarin nader beschreven is hoe
continuïteitsmaatregelen en een goede risicoanalyse kunnen worden opgesteld.
Ook voor de sociale diensten is een dergelijke handreiking beschikbaar. Van de
sociale diensten geeft 75% aan aanvullende maatregelen te treffen en een
draaiboek voor de overgangsfase te ontwikkelen.
· Communicatie: Communicatie en voorlichting zijn juist in het
laatste stadium van het europroject van belang; zowel intern - voor het eigen
personeel - als extern. Ook veel sociale diensten hebben een communicatieplan
opgesteld, waarin aandacht wordt besteed aan het informeren van cliënten en
medewerkers.
De communicatie over de nieuwe tarieven bij gemeenten lijkt steeds beter te
lopen. De helft van de gemeenten is van plan expliciet aan te geven dat
tariefaanpassingen niet in het nadeel van de burger zullen uitvallen en ruim
70% geeft aan welk beleid ten grondslag ligt aan tariefaanpassingen.
· Chartale omwisseling: meer dan de helft van de gemeenten is al
gereed met de planning van de chartale omwisseling. Van de gemeenten moet 43%
de laatste maanden nog één of meer aspecten regelen om tot een ongestoorde
kasfunctie te komen in januari. Dit betreft vooral training van
baliepersoneel.
Bij de huursubsidie zijn sinds de vorige voortgangsrapportage veel
activiteiten ondernomen, waaronder een samenwerkingsverband met
automatiseerders van huursubsidiesystemen bij gemeenten en
woningbouwcorporaties. Het risico van beperkt zicht op de voortgang van de
individuele woningbouwcorporaties en gemeentelijke woningbouwbedrijven wordt
hiermee nagenoeg geëlimineerd.
Ten behoeve van de actoren die zich met de uitvoering van de huursubsidie
bezighouden, zal een helpdesk bij VROM worden ingesteld.
Gemeenten zullen worden betrokken bij de eurocoördinatiestructuur die rond de
jaarwisseling de invoering in goede banen moet leiden. Alle gemeenten
dienen via de gebruikelijke kanalen te rapporteren over problemen op het
gebied van openbare orde en veiligheid. Daarnaast zullen de grotere gemeenten
actief aangeven hoe enerzijds de interne omschakeling verloopt en anderzijds
een voelsprietfunctie vervullen voor wat betreft de euro-ontwikkelingen op hun
grondgebied. Eind december is er bij SZW een helpdesk operationeel waar
sociale diensten en uitvoeringsorganisaties vanaf januari eventuele problemen
in de uitvoering kunnen melden.
In de bijlage bij de voortgangsrapportage zijn de resultaten per gemeente
weergegeven; zowel voor de sociale diensten en zelfstandige
uitvoeringsorganisaties, als voor de desbetreffende gemeente als geheel.
Provincies en waterschappen
Bij de provincies is een positieve trend waarneembaar. Nagenoeg alle
provincies scoren goed en zitten ruim over de helft van de voortgangsschaal.
Er wordt in het algemeen goed getest.
De situatie bij de waterschappen biedt wat minder reden tot tevredenheid,
ofschoon ook hier voortgang is geboekt. Ongeveer 25% had de testfase al op 1
juli afgerond. Ongeveer een derde van de waterschappen gaat evenwel pas testen
in het laatste kwartaal en 70% is voornemens om veel aanpassingen in de
laatste drie maanden van het jaar te doen. Via onder andere
voorlichtingsbijeenkomsten van de Unie van Waterschappen wordt geprobeerd om
nog zoveel mogelijk achterstanden weg te werken en te wijzen op de risico's.
Actiepunten in deze voortgangsrapportage
In de vorige (negende) voortgangsrapportage is een actielijst opgenomen met
daarin een reeks van activiteiten, bijeenkomsten en publicaties om de
verspreiding van de kennis over de eurovoorbereidingen te bevorderen en de
achterblijvende mede-overheden aan te sporen. Alle actiepunten zijn na het
verschijnen van de rapportage in maart ter hand genomen en zijn beschreven in
hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk is ook een korte geactualiseerde actielijst
opgenomen.
2. Gemeenten
2.1 Voortgang bij gemeenten
Normplanning
De normplanning voor gemeenten vormt het kader waarbinnen de voortgang van de
europrojecten nu al sinds 1998 wordt getoetst. Een aantal vroege fasen in de
normplanning, zoals de bewustwordingsfase, de inventarisatiefase en de
planning- en analysefase speelden nog een rol bij de toetsing in de vorige
voortgangsrapportages, maar zijn thans door nagenoeg alle gemeenten doorlopen.
Op dit moment zijn vooral de realisatiefase en testfase nog actueel. In de
normplanning wordt aanbevolen om de realisatiefase op 1 april 2001 af te
ronden en de testfase op 1 oktober 2001. Dat betekent dat 1 oktober de voor
euro gereed gemaakte computerprogramma's zouden moeten zijn geïnstalleerd en
getest. Ook de niet-ICT aanpassingen zouden tegen die tijd al grotendeels
gereed moeten zijn.
De laatste drie maanden van 2001 kunnen volgens de normplanning gebruikt
worden voor het converteren van bestanden en voor het zetten van de laatste
puntjes op de i. Hierbij valt te denken aan het definitief vaststellen van de
capaciteitsplanning voor de conversie, het aanpassen van de laatste
regelgeving, het actualiseren van continuïteitsmaatregelen en het opleiden van
medewerkers. De menselijke factor verdient in dit laatste stadium alle
aandacht. Medewerkers zullen in euro moeten leren denken en handelen.
Monitorronde najaar 2001
De najaarsronde van de euromonitor voor gemeenten vond plaats van eind
augustus tot eind september 2001. De monitor vond plaats door middel van een
uitgebreid telefonisch interview met de eurocoördinator (100% response). Doel
van het mondelinge interview was een indruk van de voortgang te krijgen en
deze te kunnen vergelijken met voorgaande jaren.
Daarnaast is een beknopte schriftelijke vragenlijst opgestuurd, te autoriseren
door het college van B&W. In de schriftelijke vragenlijst kunnen gemeenten
hun eigen inschatting geven van de voortgang (geaccordeerd door B&W), hetgeen
tevens dient als extra controle op de mondelinge resultaten. In de
schriftelijke vragenlijst werd tevens gevraagd de stand van zaken weer te
geven voor enkele belangrijke aspecten van de eurovoorbereidingen, zoals
testen, conversieplanning, continuïteitsmaatregelen, risicoanalyse en
communicatie rond de nieuwe tarieven.
Criteria
De uitkomsten van de mondelinge en schriftelijke gemeentebrede vragenronde
zijn gecombineerd in een score per gemeente (over de scores voor de sociale
diensten meer in hoofdstuk 3). Vervolgens zijn drie groepen onderscheiden:
groen, oranje en rood. Deze kleuren corresponderen met respectievelijk goed,
redelijk/risicovol en zorgwekkend.
De groene groep bestaat uit de gemeenten die aangeven de testfase van de
normplanning (bijna) te hebben afgerond en een goede score halen bij de
mondelinge en schriftelijke monitor. Deze groep beslaat 51% van de gemeenten
en kan met een gerust hart aan de laatste voorbereidingen beginnen.
De rode groep bestaat uit gemeenten die zelf aangeven de realisatiefase nog niet te hebben afgerond en/of bij de mondelinge monitor een lage score halen. Deze groep beslaat 5% van de gemeenten en zal het nog heel lastig krijgen om de euro-invoering in goede banen te leiden.
De oranje groep bestaat uit alle gemeenten die niet in de andere twee groepen vallen (24%). Daarnaast zijn in deze groep de gemeenten opgenomen die (ook met een verder goede score) geen of beperkt invulling geven aan de testfase (20%). Deze groep loopt het risico op complicaties bij de euroconversie.
In de bijlage bij de voortgangsrapportage zijn de resultaten per gemeente weergegeven; zowel voor de sociale diensten, zelfstandige uitvoeringsorganisaties als voor de gemeente als geheel.
Hieronder worden de specifieke resultaten van beide monitors beschreven en wordt ingegaan op een aantal belangrijke aspecten van de eurovoorbereidingen die speciale aandacht in de monitor heeft gekregen.
Uitkomsten van de mondelinge monitor
Figuur 1 toont een voortgangsindex die is berekend op basis van de antwoorden
op de mondelinge vragenlijst. Uit de figuur blijkt dat er ten opzichte van de
monitorronde van voorjaar 2001 weer flinke voortgang is geboekt. Het verschil
tussen grote en kleine gemeenten is daarbij behoorlijk afgenomen.
In de mondelinge monitor is gevraagd naar het testen van de programma's in eigen beheer (maatwerksystemen). Van de gemeenten gaf 20% aan hiervoor geen testfase te voorzien. Voorts is in het mondelinge interview een aantal vragen gesteld naar aanpassingen van computerprogramma's en daarvoor
Figuur 1: voortgangsindex naar grootteklasse in aantal inwoners voor alle
gemeenten (n=504, bron: EIM)
opgestelde draaiboeken. Gemeenten die slecht scoren op de genoemde vragen,
zijn in de oranje groep opgenomen, tenzij uit de schriftelijke vragenlijst
overtuigend bleek dat er wel een testtraject is opgezet.
Gemeenten die betrokken waren bij een herindeling per 1-1-2001 blijken thans gemiddeld geen slechtere voortgangsindex meer te scoren dan gemeenten die niet bij een herindeling zijn betrokken. Dit was in het voorjaar van 2001 nog duidelijk wel het geval. Veel gemeenten die toen slecht scoorden, zoals Bergen (NH), Olst en Zwartewaterland hebben een inhaalslag gemaakt. Sittard-Geleen en Maasdriel scoren op zich redelijk in de mondelinge monitor, maar geven zelf aan dat er achterstand is op de normplanning. Soms noemen herindelers het risico dat er wordt gewacht met testen en euroaanpassingen tot na de integratie van de systemen van de afzonderlijke gemeenten.
Het is tevens zaak om gemeenten die per 1-1-2002 een herindeling te wachten
staat goed te blijven volgen en individueel te benaderen. Met name Nootdorp
enPijnacker lijken te zijn teruggevallen in vergelijking met de vorige
monitorrondes. De aandacht die uitgaat naar reorganisaties als gevolg van
herindelingen kan rond de jaarwisseling ten koste gaan van de aandacht voor
het europroject.
Uitkomsten van de schriftelijke vragenlijst
333 gemeenten (66%) hebben de schriftelijke vragenlijst op tijd teruggestuurd. Tabel 1 toont de inschatting van de voortgang door de gemeenten zelf. 88% van de gemeenten die heeft gereageerd, geeft aan (net) bezig te zijn met de testfase in het europroject of deze (nagenoeg) te hebben afgerond. Deze gemeenten liggen daarmee redelijk op koers ten opzichte van de normplanning. 6% heeft de realisatiefase net afgerond en 6% is daar nog mee bezig. Deze gemeenten zijn nog niet aan het testen toegekomen en lopen dus echt bijna een half jaar achter op de normplanning. Alle gemeenten (tegen nog 92% eerder dit jaar) hebben de planning- en analysefase afgerond.
Tabel 1: Eigen inschatting stand van zaken europroject door gemeenten
In welke fase verkeert de Najaar 2001 (voorjaar gemeente? 2001)
In planningfase 0% 8%
Planningfase is net gereed 0% 5%
Begonnen met realisatie 6% 48%
Realisatie is net gereed 6% 28%
Begonnen met testen 75% 10%
Testen is gereed 13% 1%
Bron: EIM schriftelijke monitors 2001 (n=320 in voorjaar en n=333 in najaar
2001)
2.2 Belangrijke aspecten van de eurovoorbereidingen bij gemeenten
In het mondelinge en schriftelijke deel van de gemeentebrede monitor is aan de volgende belangrijke aspecten van de euro-invoering bij gemeenten uitvoerig aandacht besteed (samengevat met 5 c's): converteren en testen, capaciteit, continuïteitsmaatregelen, communicatie en chartale omwisseling.
Converteren en testen
In de vorige voortgangsrapportage is uitgebreid ingegaan op wat testen en de
conversie precies inhouden. Samengevat werd geconcludeerd dat het van
wezenlijk belang is dat de voor euro aangepaste (en door de leverancier op
functionaliteit geteste) standaard systemen ook door de gemeente zelf in de
specifieke bedrijfsomgeving worden getest. Dit geldt niet alleen voor grotere
gemeenten, ook kleinere gemeenten kennen tal van geautomatiseerde
bedrijfsprocessen, die moeten worden aangepast. Het converteren van alle
bestanden van gulden naar euro kan meestal ook niet ineens en vereist enige
try-outs: de zogenaamde proefconversies.
De ervaring die de afgelopen zomer is opgedaan met testen en proefconversies
heeft geleerd dat de activiteiten meestal tegenvallen en langer duren dan van
tevoren is gepland. Systemen die door de leveranciers zijn getest, blijken
toch anders te werken in de omgeving van de individuele gemeente of bevatten
toch nog kleine fouten. Er zijn vaak meerdere testsessies en proefconversies
nodig.
Het is daarom enigszins zorgelijk dat uit de schriftelijke vragenlijsten
blijkt dat niet alle gemeenten voldoende aandacht geven aan het zelf testen
van systemen in de eigen omgeving. Zo geeft 29% aan dat ze de programmatuur
alleen maar hebben ingevoerd en nog niet hebben getest, 61% heeft wel
ingevoerd en getest en 8% heeft de programmatuur nog niet ingevoerd (waaronder
wellicht nog niet geleverde programmatuur, zie hieronder). Een deel van de 29%
geeft aan nog in de laatste drie maanden te gaan testen.
Proefconversies vinden wel op grote schaal plaats; slechts 5% van de gemeenten
geeft aan dat ze geen proefconversie uitvoeren of hebben de vraag niet
ingevuld. De proefconversie vindt op zeer verschillende tijdstippen plaats.
Sommige gemeenten hebben dit reeds in de zomer gedaan; anderen wachten ermee
tot het laatste moment; in december. Soms is slechts een dag ingeruimd, maar
het komt ook voor dat er enkele maanden voor de conversie is uitgetrokken. De
daadwerkelijke conversie van bestanden vindt bij de meeste gemeenten in
december 2001 en voor sommige pakketten in de eerste week van 2002 plaats.
Opvallend is dat er door relatief weinig gemeenten al een datum voor de
conversie is vastgesteld. Dit betekent dat de planning van de conversiefase
nog vorm moet krijgen. Het is verstandig hierbij rekening te houden met een
ruime doorlooptijd van de conversie.
Speciale aandacht is nog nodig voor het testen van euro-acceptgiro's. De
aanlevering van de benodigde testsets door gemeenten bij Interpay verloopt
traag en de kwaliteit van de aangeleverde testen is beneden verwachting. Het
risico dat straks verkeerde bedragen worden afgeschreven of acceptgiro's niet
kunnen worden gelezen, is niet ondenkbeeldig.
De overgang naar eurogeschikte systemen voor betaal- en incasso-opdrachten
en voor het ontvangen van betalingsinformatie loopt evenmin voorspoedig. Het risico van het niet gebruiken van eurogeschikte systemen is o.a. het handmatig moeten verwerken van acceptgiro-ontvangsten (zoals gemeentelijke heffingen).
Niet altijd is alle programmatuur op tijd geleverd door externen. Er blijkt een beperkt aantal kleinere leveranciers te zijn die, al dan niet in overleg met gebruikers, besloten heeft om de normplanning (1 april uitlevering van voor euro aangepaste applicaties) niet te hanteren. De uitlevering van de applicaties van deze leveranciers vindt thans of in een enkel geval de laatste twee maanden van dit jaar plaats. Dit laatste gebeurt echter maar sporadisch en betreft met name kleinere specifieke applicaties. Een groot deel van de voor euro aangepaste systemen is voor de zomer uitgeleverd.
Capaciteit
Gemeenten zullen, indien dit nog niet is gebeurd, op zo kort mogelijke termijn
personele capaciteit en computercapaciteit moeten inplannen voor de periode
rond de jaarwisseling. In sommige gevallen zal de inzet van personeel tijdens
de Kerstvakantieperiode ook met de Ondernemingsraad moeten worden afgestemd.
Ongeveer 84% van de gemeenten geeft aan de benodigde computercapaciteit al te
hebben vrijgemaakt en 72% heeft dat voor de benodigde personeelscapaciteit
gedaan. Een kleine groep heeft nog helemaal niets aan capaciteitsplanning
gedaan.
Continuïteitsmaatregelen
In de vorige voortgangsrapportage is gesteld dat gemeenten aandacht zullen
moeten besteden aan het opstellen van continuïteitsmaatregelen. Vooral voor
de prioritaire (of vitale) systemen en/of werkprocessen is dit zeker aan te
bevelen. Een handreiking vanuit het Landelijk Euro Gemeenten Overleg is
ingegaan op deze problematiek en heeft onderscheid gemaakt tussen preventieve
en correctieve maatregelen. Hierbij geldt dat hoe meer preventieve maatregelen
zijn genomen, waaronder het belangrijke testtraject, hoe minder correctieve
maatregelen achteraf nodig zijn. Voor de belangrijkste processen dienen echter
wel terugvalopties gereed te zijn. Uit de schriftelijke monitor blijkt dat een
behoorlijk deel van de gemeenten (58%) zich dat advies heeft aangetrokken en
inderdaad continuïteitsmaatregelen paraat heeft. Een behoorlijk deel (65%),
geeft aan een risicoanalyse te hebben gemaakt voor de belangrijkste processen.
Communicatie, waaronder rond de nieuwe tarieven
In de vorige voortgangsrapportage is uitgebreid ingegaan op de rol van gemeenten bij voorlichting over de euro-invoering. Communicatie en voorlichting zijn juist in het laatste stadium van het europroject van belang; zowel intern - voor het eigen personeel - als extern. In de laatste maanden zal de gemeente in ieder geval goede gewenningsinformatie moeten verschaffen (dubbel prijzen) en duidelijk moeten communiceren over de nieuwe tarieven.
In de voorjaarsmonitor is aan tariefomrekeningen in het algemeen reeds
aandacht besteed. In de najaarsmonitor is nogmaals gevraagd naar de
tariefomrekening, maar nu met het accent op de communicatie. Dit lijkt steeds
beter te lopen. De helft van de respondenten uit de schriftelijke monitor
geeft aan expliciet te zullen aangeven dat tariefaanpassingen niet in het
nadeel van de burger zullen uitvallen en ruim 70% geeft aan welk beleid ten
grondslag ligt aan tariefaanpassingen . Bij ruim 20% van deze gemeenten
zullen nagenoeg alle tarieven ongewijzigd blijven en alleen technisch worden
omgezet naar de euro.
Enkele gemeenten zijn reeds nu geconfronteerd met commotie over onjuiste
omzettingen van gulden naar euro voor bepaalde gemeentelijke activiteiten
(zelfs voor 'kleine' zaken als het stallen van fietsen in het stadscentrum),
hetgeen door burgers aan de Consumentenbond was doorgegeven.
In het algemeen geldt voor de overheid de stelregel dat de komst van de euro
niet mag worden aangegrepen om de prijzen te verhogen. Tijdens de behandeling
van de Verzamelwet in de Tweede Kamer is een amendement aangenomen, waarin
wordt bepaald dat naast de rijksoverheid ook mede-overheden worden aangespoord
om bij de omzetting van bedragen in wet- en regelgeving zoveel mogelijk
technisch om te rekenen. Dit is uitgebreid onder de aandacht van gemeenten
gebracht.
Chartale omwisseling
Gemeenten worden verondersteld goed voorbereid te zijn op de chartale aspecten
van de euro-invoering. Tijdens de duale periode (van 1 januari 2002 tot 28
januari 2002) kan immers zowel met gulden als met euro worden betaald.
Baliemedewerkers moeten dan weten hoe te handelen en er zal moeten zijn
voorzien in de eigen behoefte aan contante euro's. Het betekent ook dat het
publiek in staat moet worden gesteld om zowel in euro als in gulden te
betalen, dat het wisselgeld in euro wordt teruggegeven en dat de gekozen
oplossingen zo klantvriendelijk mogelijk zullen zijn. Uit de monitor blijkt
dat 79% van de gemeenten gereed is met de voorbereidingen rond de kasfunctie,
dat 94% de aanwezige betaalautomaten aanpast en dat 74% heeft voorzien in
training van baliepersoneel. Minder dan de helft van de gemeenten is nog met
ten minste één van deze drie activiteiten niet gereed.
Gemeenten is verder verzocht in hun hoedanigheid van wegbeheerder mee te werken aan het soepel laten verlopen van de geldtransporten.
Tenslotte hebben veel gemeenten te maken met een afweging over hoe om te gaan met het betaald parkeren op hun grondgebied in de duale periode, waarin zowel met gulden als met euro kan worden betaald. Sommige gemeenten passen parkeerautomaten zodanig aan, dat met beide munten kan worden betaald. Waar dat niet mogelijk is, moet goed worden gekeken naar de datum waarop de apparatuur wordt omgezet. Te vroeg omzetten kan betekenen dat mensen nog over onvoldoende eurowisselgeld beschikken, terwijl een te late omzetting in januari 2001 zou betekenen dat mensen die goed meedoen aan de omwisseling (en hun guldens al in december opmaken) niet meer in alle redelijkheid aan hun parkeerbelasting kunnen voldoen. Oplossingen worden in dit geval vaak gezocht in de om-en-om variant (parkeermeters in gulden afwisselen met parkeermeters in euro) of gedeeltelijk vrij laten parkeren. In ieder geval is goede communicatie over de gekozen strategie belangrijk.
Slechts een enkele gemeente gaat over op het 'chip-only' parkeren, dat in 2001 per AmvB mogelijk is gemaakt. De kosten en distributie van de niet-rekening gebonden kaart vormen voor veel gemeenten nog een obstakel.
2.3 Huursubsidie
Ìn de negende voortgangsrapportage is uitgebreid aandacht besteed aan de
voortgang bij de actoren die zich bezighouden met de huursubsidie, zowel op
rijksniveau (het ministerie zelf, zie daartoe deel 10a van deze
voortgangsrapportage) als op decentraal niveau (voortgang bij gemeenten en
woningcorporaties).
Na de negende voortgangsrapportage is geen monitor meer gehouden naar de
voortgang bij woningcorporaties en gemeentelijke woningbedrijven. In het
algemeen is de indruk dat ook in deze sector het eurobewustzijn is verbeterd.
De specifieke communicatie vanuit VROM via bestuurlijk overleg, brieven,
foldermateriaal en internet heeft hieraan bijgedragen. Onder meer omdat in de
vorige metingen het beeld nog niet geruststellend was, zal er bij VROM een
aparte helpdesk worden opgezet. Bij deze helpdesk kunnen, tijdens de kritische
periode vanaf 1 november 2001 tot ca. 1 februari 2002, zowel gemeenten,
corporaties als medewerkers van het ministerie terecht met eurovragen en
-problemen. De helpdesk is inmiddels bekend bij woningcorporaties en gemeenten
en zal als onderdeel van reguliere communicatie onder de aandacht worden
gebracht.
Sinds de vorige voortgangsrapportage is er ten behoeve van het decentrale
niveau een aantal activiteiten ontplooid. Er zijn door VROM twee brieven
gestuurd aan gemeenten en verhuurders. De eerste brief, die veel opheldering
heeft verschaft, betrof euro en huursubsidie in het algemeen. Een meer
specifieke brief (begin september) gaf uitleg over de impact van de euro op de
uitvoering van de Huursubsidiewet en de Wet bevordering eigen woningbezit.
Verder heeft structureel (tweemaandelijks) overleg plaatsgevonden met de
leveranciers van systemen die de uitvoering van de huursubsidiewet
ondersteunen. Tijdens de regionale voorlichtingsdagen voor de huursubsidiewet
in april 2001 is de euro expliciet aan de orde gekomen.
In september 2001 heeft een integrale ketentest huursubsidie samen met automatiseerders van huursubsidiesystemen bij gemeenten en corporaties plaatsgevonden. Hierbij werden de standaard testgevallen, die tussen VROM en de automatiseerders zijn afgesproken, uitgevoerd. Bij eventuele afwijkingen in de uitkomsten tussen verschillende systemen, zullen acties worden ingesteld om de verschillen tussen de systemen te elimineren.
2.4 Vooruitblik
Het is met nog minder dan drie maanden te gaan lastig in te schatten hoeveel
gemeenten daadwerkelijk problemen zullen ondervinden bij de euroconversie. In
het algemeen geldt natuurlijk dat hoe beter de voorbereidingen, hoe minder
groot de kans is dat er zaken mislopen. Hierbij is men op lokaal niveau
vanzelfsprekend ook afhankelijk van hoe de omwisseling nationaal verloopt:
went de burger snel aan de euro, verloopt het geldtransport inderdaad zoals
gepland en zorgt de omwisseling bij ketenpartners van de gemeente niet voor
problemen?
Teneinde te volgen hoe de chartale omwisseling verloopt bij gemeenten, zullen
ze worden betrokken bij de eurocoördinatiestructuur die rond de jaarwisseling
de invoering in goede banen moet leiden. Alle gemeenten dienen via de
gebruikelijke kanalen te rapporteren over problemen op het gebied van openbare
orde en veiligheid. Daarnaast zal de 60 grotere gemeenten worden verzocht
actief aan te geven hoe de interne omschakeling verloopt. Tevens zullen deze
gemeenten een voelsprietfunctie te vervullen voor wat betreft de
euro-ontwikkelingen op hun grondgebied.
De genoemde aparte helpdesks voor sociale diensten en huursubsidie zullen eveneens worden aangesloten op de eurocoördinatiestructuur.
3. Sociale diensten en uitvoeringsorganisaties
In aanvulling op de activiteiten van het ministerie van Financiën, het
Nationaal Forum en het LEGO, heeft het ministerie van SZW een apart Project
Euro Gemeenten, dat zich richt op ondersteuning en monitoring van sociale
diensten en uitvoeringsorganisaties voor Wiw, Wsw, Wvg en ID-banen bij de
overgang naar de euro. Hiertoe is besloten in verband met de specifieke
toezichtstaak van de minister van SZW op de uitvoering van de regelgeving.
Om invulling te geven aan deze verantwoordelijkheid heeft het Project Euro Gemeenten drie keer een eigen monitor uitgevoerd naar de voortgang van de euro-implementatie bij deze organisaties. In januari en mei bent u geïnformeerd over de uitkomsten van de eerste en tweede monitor. In de volgende paragrafen vindt u de resultaten van de derde schriftelijke monitor, die in augustus en september is uitgevoerd. De resultaten hebben betrekking op sociale diensten en uitvoeringsorganisatie Wiw, Wsw, Wvg en ID-banen en richten zich op de aspecten voortgang, kwaliteit van de aanpak en knelpunten en risico's. Daarnaast wordt aangegeven welke activiteiten er door het ministerie van SZW in de laatste maanden van dit jaar geïnitieerd worden.
3.1 Resultaten SZW-monitor
Totaalscore
Op basis van de uitkomsten van de derde monitor is een score voor sociale
diensten en uitvoeringsorganisaties opgesteld. De totaalscore voor sociale
diensten en uitvoeringsorganisaties is opgebouwd uit twee onderdelen: de
voortgang en de kwaliteit van de aanpak. In de bijlagen bij deze rapportage
vindt u een overzicht van de totaalscores.
In totaal zijn er 504 vragenlijsten naar sociale diensten verstuurd, waarvan er 420 zijn geretourneerd. De respons komt daarmee op 83%. Dit geeft het volgende beeld: Van de sociale diensten die hebben gereageerd scoort 42% goed, 22% redelijk en 36% zorgwekkend. Voor de sociale diensten van de 60 grootste gemeenten, waar zich meer dan 80% van de bijstandscliënten bevindt, liggen deze percentages gunstiger. 95% heeft de monitor ingeleverd. Hiervan scoort 85% goed, 10% redelijk en 5% zorgwekkend.
Wanneer alleen gekeken wordt naar het aspect voortgang zijn de resultaten
beter te vergelijken met de resultaten van de gemeentebrede monitor. Dan
blijkt dat 78% van de sociale diensten redelijk tot goed scoort en 22%
zorgwekkend.
Aangezien de uitvoeringsorganisaties Wiw, Wsw, Wvg en ID-banen in het algemeen
zijn aangehaakt bij het europroject van een sociale dienst en/of de gemeente,
is de totaalscore voor de sociale diensten ook van toepassing op de meeste van
deze uitvoeringsorganisaties. Voor de zelfstandige uitvoeringsorganisaties
wordt de score op de aanpak en de voortgang apart vermeld (zie bijlage 2). Er
zijn in totaal 200 monitors naar zelfstandige uitvoeringsorganisaties
verstuurd, waarvan er 114 zijn geretourneerd. Dit is een respons van 59%.
Hiervan scoort 52% van de zelfstandige uitvoeringsorganisaties goed, 17%
redelijk en 31% zorgwekkend.
Afwijking ten opzichte van gemeentebrede monitor
Het beeld bij sociale diensten wijkt enigszins af van het gemeentebrede beeld.
De verklaring hiervoor zit in het verschil in monitoren. De SZW-monitor is
speciaal ontwikkeld om - in aanvulling op de gemeentebrede monitor - een
gedetailleerder beeld te krijgen van de voortgang én de kwaliteit van de
aanpak bij de sociale diensten en uitvoeringsorganisaties. In de beoordeling
weegt de kwaliteit van de aanpak net zo zwaar als de voortgang ten opzichte
van de normplanning. Voor SZW is een dergelijk gedetailleerd beeld
noodzakelijk om invulling te kunnen geven aan de specifieke
toezichtsverantwoordelijkheid van de minister van SZW. Met ingang van 2002
moet de minister immers kunnen bepalen of eventuele onrechtmatigheden bij
sociale diensten een gevolg zijn van een onvoldoende aanpak van de euro door
sociale diensten.
Ondanks het feit dat een aanzienlijk deel van de sociale diensten nog
zorgwekkend scoort, is er ten opzichte van de tweede monitor in het voorjaar
van 2001, qua voortgang, door sociale diensten progressie geboekt. Ditzelfde
geldt voor de uitvoeringsorganisaties. Hier wordt in de volgende paragraaf
dieper op ingegaan. Dat een deel van de sociale diensten en
uitvoeringsorganisaties toch zorgwekkend scoort, kan verklaard worden door een
als matig beoordeelde aanpak.
Ondanks een matige voorbereiding, maken draaiboeken en noodscenario's het
mogelijk de uitbetaling van uitkeringen en lonen te waarborgen. Sociale
diensten en uitvoeringsorganisaties worden dan ook nadrukkelijk gewezen op het
belang hiervan. Ter ondersteuning biedt SZW, in samenwerking met leveranciers,
sociale diensten en uitvoeringsorganisaties, handreikingen voor het
ontwikkelen van noodscenario's en draaiboeken voor de overgangsfase.
Bepaling van de scores
Bij de bepaling van de totaalscores is zoveel mogelijk aangesloten bij de
criteria die ook zijn toegepast bij de beoordeling van de gemeentebrede
monitor:
Zorgwekkend: Een sociale dienst of uitvoeringsorganisatie scoort zorgwekkend
als men een grote achterstand heeft op de LEGO-normplanning (de realisatiefase
is nog niet afgerond en men is niet voornemens te gaan testen of hier nog maar
net mee begonnen) én de kwaliteit van de aanpak van de sociale dienst
onvoldoende waarborgen biedt om de grote achterstand in korte tijd in te
lopen.
Goed: Een sociale dienst of uitvoeringsorganisatie scoort goed als men de
testfase (nagenoeg) heeft afgerond en men gestart is met de laatste
voorbereidende fase (eurocontinuiteitsplanning). Hierbij geldt als aanvullende
eis dat er tevens sprake moet zijn van een kwalitatief goede aanpak.
Redelijk: In alle overige situaties is de score redelijk. Het gaat hierbij veelal om sociale diensten en uitvoeringsorganisaties die de afgelopen maanden een aanzienlijke inhaalslag hebben gemaakt, maar de achterstand op de LEGO-normplanning nog niet volledig hebben ingelopen.
De totaalscore bestaat dus uit twee componenten: de voortgang en de kwaliteit
van de aanpak. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de scores op
beide onderdelen.
3.2 Deelaspect voortgang
In de negende voortgangsrapportage werd aangegeven dat de voortgang van de
euro-implementatie bij sociale diensten achterbleef bij de normplanning zoals
die door het LEGO is opgesteld. Voor rond de 35% van de sociale diensten en
ruim 45% van de uitvoeringsorganisaties kon op basis van de meting in het
voorjaar gesteld worden dat de voortgang als zorgwekkend moest worden
beschouwd: deze organisaties gaven aan de inventarisatiefase en ook de
planning- en analysefase nog niet achter de rug te hebben. Een aanzienlijke
inhaalslag was dus noodzakelijk.
Conform de LEGO-normplanning dienen organisaties op dit moment feitelijk klaar
te zijn met de realisatiefase en ook de testfase grotendeels te hebben
afgerond. Als dat het geval is scoort men goed op de voortgang. Als men de
realisatiefase nog niet heeft afgerond en men is nog maar net gestart met het
testen dan scoort men zorgwekkend op de voortgang. In alle overige situaties
scoort men redelijk. Vanuit de derde monitor komt het volgende beeld naar
Figuur 2: Het aspect voortgang bij sociale diensten per fase
boven voor sociale diensten en zelfstandige uitvoeringsorganisaties Wiw, Wsw,
Wvg en ID-banen.
Voor alle sociale diensten kan gesteld worden dat men sinds de vorige monitor
een aanzienlijke inhaalslag heeft gemaakt. Het percentage dat zorgwekkend
scoort op het aspect voortgang bedraagt 22%. Een belangrijk aandachtspunt is
dat meer dan de helft van de sociale diensten bij het testen achterloopt op de
normplanning. Wel hebben verreweg de meeste sociale diensten (88%) aangegeven
nog testactiviteiten te gaan uitvoeren.
Het beeld bij de uitvoeringsorganisaties Wiw, Wsw, Wvg en ID-banen is eveneens een stuk positiever geworden ten opzichte van de tweede monitor.
Het percentage organisaties dat zorgwekkend scoort op de voortgang omdat men
de realisatiefase nog niet heeft afgerond en net gestart is met het testen
bedraagt 23%. De voortgang op het onderdeel testen blijft achter bij de
verwachtingen, hoewel 90% van de zelfstandige uitvoeringsorganisaties heeft
aangegeven te gaan testen.
Figuur 3: Het aspect voortgang bij zelfstandige uitvoeringsorganisaties per
fase
3.3 Deelaspect aanpak van het europroject
Voor het bepalen van het totaalbeeld is, net als in de tweede monitor, ook aandacht gegeven aan de kwaliteit van aanpak van het europroject door sociale diensten. In de beoordeling weegt de kwaliteit van de aanpak net zo zwaar als de voortgang ten opzichte van de normplanning. Voor beide aspecten zijn elk vier beoordelingspunten vastgesteld die even zwaar wegen.
Voor de kwaliteit van de aanpak is specifiek gekeken naar de elementenketenafstemming encommunicatie.Voorts is er gevraagd of en zo ja op welke wijze men invulling gaat geven aan de nog resterende projectfasen (testen, noodscenario's, proefconversie).
Ketenafstemming en ketentests: Uit de monitor blijkt dat een deel van de sociale diensten geen afspraken heeft gemaakt met of (nog) niet op de hoogte is van de eurostrategie van belangrijke ketenpartners zoals UVI's (32%) en banken (14%). Voorts geeft een groot aantal met name kleinere sociale diensten (64%) aan nog geen beslissing te hebben genomen over het al dan niet gaan testen van belangrijke interfaces tussen systemen.
Communicatie: De score op het onderdeel communicatie is aanzienlijk
positiever. 73% van de sociale diensten beschikt over een communicatieplan en
besteedt gerichte aandacht aan de communicatie over de euro met medewerkers en
cliënten.
Proefconversie: Voorts is in de monitor specifiek gevraagd naar het testen van
de bestandsconversie en of sociale diensten voornemens zijn een draaiboek op
stellen voor de overgangsperiode. Uit de monitor blijkt dat vrijwel alle
sociale diensten (88%) de conversie (nog) gaan testen en 75% aanvullende
maatregelen gaat treffen en een draaiboek gaat opstellen voor de
overgangsperiode.
3.4 Knelpunten en risico's
In de SZW-monitor is ook aan de sociale diensten en zelfstandige
uitvoeringsorganisaties gevraagd aan te geven of, en zo ja welke knelpunten
zij ervaren bij de euro-implementatie en welke risico's men zelf het hoogst
inschat in de periode na 1 januari 2002.
De belangrijkste knelpunten in de voorbereiding op de euro die door sociale
diensten worden genoemd zijn: de samenloop met andere projecten en de
samenloop met de belastingherziening (door respectievelijk 36% en 31% van de
sociale diensten genoemd). Veel sociale diensten geven verder aan dat het
europroject 'hinder' ondervindt van een gebrek aan capaciteit (19%). 42%
ondervindt overigens geen knelpunten.
Figuur 4: Overzicht meest genoemde knelpunten
Gevraagd naar welke risico's sociale diensten het hoogste inschatten, kan het
volgende overzicht worden opgesteld. De extra werkdruk voor medewerkers en
extra vragen van cliënten worden het meest genoemd. Oplossingen voor deze
risico's liggen bijvoorbeeld in het aantrekken van extra (tijdelijk)
personeel.
Figuur 5: Door sociale diensten genoemde risico's
In hoofdstuk 5 wordt een overzicht gegeven van (a) hoe de actiepunten uit de negende voortgangsrapportage zijn opgepakt en (b) welke nieuwe actiepunten zijn geformuleerd voor de laatste maanden van dit jaar.
4. Provincies en waterschappen
4.1 Provincies
Bij de laatste monitor is sprake van behoorlijke voortgang (zie figuur 6).
Nagenoeg alle provincies scoren goed en zitten aan de bovenzijde van de
voortgangsschaal. Slecht Noord-Brabant en Friesland vielen iets terug, maar
dat had te maken met iets andere antwoorden op minder belangrijke vragen in
het geval van Noord-Brabant en personele wijzigingen in het geval van
Friesland.
Voor de provincies moet het beeld van dit voorjaar gedeeltelijk in positieve
zin worden bijgesteld. In de vorige voortgangsrapportage leek aanvankelijk het
gemiddelde beeld maar nauwelijks veranderd te zijn sinds de laatste
monitorronde, maar na correctie van enkele methodologische onvolkomenheden bij
de berekening van de voortgangsindex voor provincies bleek er toch sprake te
zijn van vooruitgang. De individuele terugkoppeling aan de provincies was al
wel op de juiste gegevens gebaseerd, zodat deze terugkoppeling geen aanpassing
behoefde.
Figuur 6: Voortgang bij de provincies
Bij de externe communicatie is duidelijk vooruitgang geboekt. Zo heeft Limburg
een apart communicatieplan opgesteld dat zich richt op gemeenten, bedrijven,
instellingen en organisaties waarmee de provincie een directe relatie heeft.
De meeste provincies geven aan te testen en draaien ook proefconversies, die
meestal in de zomermaanden hebben plaatsgevonden. Alle provincies die de
schriftelijke vragenlijst hebben ingevuld (8), hebben een risicoanalyse
gemaakt.
4.2 Waterschappen
Risico's bij de euro-invoering bij waterschappen liggen niet in het
waterbeheer, maar met name bij het te laat aanpassen van belastingssystemen en
de conversie van bijbehorende bestanden. Oorzaak hiervan kan liggen bij een
vertraging in het eigen europroject of in de late uitlevering van
softwareleveranciers. Het niet op tijd gereed zijn van waterschappen kan tot
gevolg hebben dat waterschapsaanslagen later aan de burger worden verstuurd,
hetgeen leidt tot renteverlies bij het waterschap en uiteindelijk tot hogere
maatschappelijke kosten.
Mede gezien deze risico's heeft de Unie van Waterschappen op peildatum 1 juli
jl. de vijfde monitor onder de waterschappen uitgevoerd. De resultaten op
basis van 91% respons laten een positiever beeld zien dan de vorige
monitorronden. De bewustwordingsfase en inventarisatiefase waren op dat moment
- halverwege het jaar - door de meeste waterschappen doorlopen.
Veel waterschappen zijn thans druk doende met het testtraject en met de
realisatie van de benodigde aanpassingen. Het testen van de belangrijkste
systemen betreft met name het financieel pakket en het heffingenpakket.
25% van de waterschappen had het testtraject al op 1 juli afgerond. Ongeveer een derde wacht hiermee tot de laatste drie maanden van het jaar. Ruim 10% geeft aan enige vertraging ten opzichte van de eigen planning op te lopen.
70% van de waterschappen geeft aan veel aanpassingen in de laatste drie
maanden van dit jaar te willen afronden. Als hierbij dezelfde medewerkers
worden ingeschakeld of onverwacht alsnog een beroep op externe ondersteuning
gedaan moet worden, bestaat de kans dat onvoldoende capaciteit beschikbaar
is. De Unie van Waterschappen zal betreffende waterschappen nog eens
nadrukkelijker wijzen op dit risico.
Acties
Individuele brieven aan de waterschappen en negen regionale bijeenkomsten
in het voorjaar van 2001 hebben bijgedragen aan de voortgang bij de laatste monitor. De Unie organiseert in oktober nog een aantal extra voorlichtingsbijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten wordt stilgestaan bij o.a. de gesignaleerde risico's, het testen, de conversieproblematiek en het voorbereiden van de daadwerkelijke overgang.
5. Actiepunten
De volgende actiepunten uit de negende voortgangsrapportage zijn als volgt
opgepakt:
Gemeentebreed
· De handreiking continuïteitsmaatregelen van het LEGO is gepubliceerd
en verspreid aan alle gemeenten.
· Het overzichtsdocument met de eurostrategieën bij de belangrijkste
ketenpartners van de gemeenten (zie ook sociale diensten) is gepubliceerd en
verspreid.
· Voor de huursubsidie zijn twee brieven aan de gemeenten en
verhuurders verstuurd, is het overleg met de leveranciers van
huursubsidiesystemen geïntensiveerd (tweemaandelijks) en is uitgebreid
aandacht aan de euro gegeven tijdens de regionale voorlichtingsbijeenkomsten.
· Er is contact opgenomen met gemeenten die voornemens waren een afwijkend tarievenbeleid te voeren en met herindelingsgemeenten.
· Deel 9b van de voortgangsrapportage is met een begeleidend schrijven van de ministers naar alle gemeenten gestuurd.
· In het LEGO is aandacht gegeven aan de opleidingsmogelijkheden voor baliemedewerkers bij gemeenten. De bestuursacademie organiseert in november een aantal opleidingsdagen voor kas- en baliemedewerkers. De BNG verzorgt de cursus met een 'train de trainer' programma.
Sociale diensten en uitvoeringsorganisaties
· In de periode mei-juli zijn alle sociale diensten, met een
zorgwekkende achterstand op de tweede monitor, bezocht door medewerkers van
het ministerie van SZW;
· Daarnaast zijn in deze periode ook de sociale diensten bezocht die
op maat gesneden ondersteuning behoefden. Voorbeelden hiervan zijn de kleinere
gemeenten en de gemeenten die te maken hebben met een herindeling en/of
overgaan naar een nieuw software-systeem.
· In juni hebben de colleges van B&W een brief ontvangen van de
minister van SZW. In deze brief is de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten
benadrukt en is tevens aangegeven hoe SZW -in haar maatregelenbeleid- zal
omgaan met gemeenten die onvoldoende voorbereidingen voor de euro hebben
getroffen.
· In juli zijn de resultaten van een aanvullend ketenonderzoek, dat in
opdracht van de ministeries van SZW en Financiën is uitgevoerd, aan gemeenten
verzonden. In het onderzoek zijn de eurostrategieën van de belangrijkste
(landelijke) ketenpartijen van gemeenten geïnventariseerd en worden concrete
aanbevelingen gedaan op welke punten gemeenten zelf afspraken moeten maken met
deze partijen.
· In juli heeft het periodieke informatiebulletin Euroscope een
speciale uitgave gewijd aan de communicatie met cliënten en de opleiding van
medewerkers.
· In de maanden mei tot en met augustus heeft het ministerie van SZW,
in samenwerking met de IT-leveranciers en een aantal gemeenten, gewerkt aan
een Euro Continuïteitsplanning (ECP) en de handreiking voor de conversie- en
overgangsperiode. Het ECP is in september aan gemeenten toegezonden. De
handreiking voor de overgangsperiode wordt medio oktoberaan gemeenten
toegezonden.
Provincies/Waterschappen
· In juni/juli 2001 is de vijfde euromonitor voor waterschappen
gehouden.
· In september 2001 heeft de Unie de waterschappen over de resultaten
geïnformeerd en hen daarbij gewezen op de belangrijkste risico´s.
· Er is contact over de voortgang onderhouden met de provinciale
eurocoördinatoren.
Nieuwe actiepunten zijn:
Gemeenten
· Betrekken van gemeenten bij de eurocoördinatiestructuur.
· Ondersteuning van nu nog achterlopende gemeenten, waar nodig via de
LEGO-gemeenten.
· Alle gemeenten ontvangen naar aanleiding van de najaarsmonitor een
op de score toegesneden terugkoppelingsbrief.
Sociale diensten
· In september ontvangen alle gemeenten een individuele terugkoppeling
op de derde monitor. Alle sociale diensten met een zorgwekkende score
ontvangen hierbij een brief van de minister van SZW waarin hij nadrukkelijk
zijn zorgen kenbaar maakt;
· Daarnaast wordt in september/oktober de volgende actie richting het
ambtelijk gemeentelijk niveau ondernomen: alle sociale diensten met een
zorgwekkende achterstand en alle sociale diensten die op maat gesneden
ondersteuning behoeven, worden bezocht door medewerkers van het ministerie;
· Voor de zorgwekkend scorende sociale diensten van de 60 grootste gemeenten wordt in september tevens een actie richting het politiek gemeentelijk niveau ondernomen: de wethouders van de betreffende gemeenten worden voor een gesprek uitgenodigd op het ministerie van SZW;
· In november 2001 zal het ministerie een laatste quick scan uitvoeren bij alle sociale diensten. De in september zorgwekkend scorende sociale diensten van de 60 grootste gemeenten, zullen in november voor een vervolggesprek uitgenodigd worden op het ministerie.
· In november worden themadagen georganiseerd voor zowel sociale diensten als uitvoeringsorganisaties, waarin de thema's noodscenario's, overgangsdraaiboeken en het opleiden van medewerkers centraal staan.
· Eind december is er een helpdesk operationeel waar sociale diensten
en uitvoeringsorganisatie vanaf januari eventuele problemen in de uitvoering
kunnen melden. Bij escalatie van de problemen worden meldingen doorgegeven aan
het NCC.
· In de laatste maanden van het jaar wordt (in samenwerking met het
ministerie van Financiën) de meldingsprocedure richting het Nationaal
Coördinatiecentrum (NCC) nader vormgegeven.
Waterschappen
· De Unie van Waterschappen organiseert in oktober nog 4 extra
eurodagen voor waterschappen.
De minister van Financiën,
Leeswijzer bij bijlage 1: Lijst met stand van zaken eurovoorbereidingen per
gemeente en sociale dienst.
1e kolom 2e kolom 3e kolom
(gemeentebreed)
(sociale diensten) (gemiddelde)
Bron Gebaseerd op de Gebaseerd op de Gemiddelde van schriftelijke gemeentebrede monitor eerste en tweede monitor van de (mondeling en kolom, afgerond naar sociale diensten schriftelijk), het minste exclusief het resultaat. gedetailleerde beeld van de sociale dienst.
? Non-response Non-response (? telt als oranje)
-- Zorgwekkend: Zorgwekkend: Gemeld Gemiddelde van
rood Realisatiefase nog dat realisatiefase nogeerste 2 kolommen
niet afgerond en niet is afgerond en/ofnaar beneden
aanpak kwalitatief lage score bij afgerond.
onvoldoende. mondelinge monitor.
o Redelijk: Alles wat Redelijk: Alles wat Idem oranje niet in beide andere niet in beide andere categorieën kon categorieën kon worden worden ingedeeld. ingedeeld.
Risicovol: Beperkt invulling gegeven aan het testen.
+ Goed: Testfase Goed: Testfase Idem.
(nagenoeg) afgerond. (nagenoeg) afgerond enZowel gemeentebreed
groen Aanpak kwalitatief goede score bij als bij sociale
goed. mondelinge monitor. dienst goed op
Bij schriftelijke schema.
non-response is hogere
score op mondelinge
monitor vereist.
Verantwoording:
1. Resultaten: het kan voorkomen dat de uitkomsten van de monitor van de
sociale diensten en de gemeentebrede monitor van elkaar verschillen, zelfs als
het slechts één europroject binnen de betreffende gemeente betreft. In de
meeste gevallen wordt dat veroorzaakt door het feit dat bij sociale diensten
naast het voortgangsaspect meer in detail is gekeken naar het aspect kwaliteit
van de aanpak.
2. Rangschikking: Gemeenten zijn alfabetisch gerangschikt, waarbij de lange ij
gelezen wordt als I en J apart. (met IJsselstein dus tussen H en J). Verder is
het Den Haag (onder de D) en 's Hertogenbosch (onder de H).
---
De vorige (negende) voortgangsrapportage Euro en Overheid: deel 9b
medeoverheden is te vinden als Kamerstuknummer 25107-52.
In het Landelijk Euro Gemeenten Overleg (LEGO) is met gemeenten een
normplanning opgesteld die dezelfde fasen kent als die voor de rijksoverheid,
maar met verschillende mijlpalen. Hierbij moet de realisatiefase op 1 april
2001 zijn afgerond, de testfase op 1 oktober 2001 en de implementatie- en
conversiefase op 1 januari 2002.
Zie ook de rapportage "Veiligheidsdimensie euro-omwisseling",
Kamerstuknummer 25107-55.
66% van de vragenlijsten is ingevuld teruggestuurd. De verwachting is dat
na de verstuurde rappel de respons uiteindelijk hoger uitvalt. De resultaten
hiervan konden echter niet meer worden meegenomen in de 10e
voortgangsrapportage.
Met de kanttekening dat 100% scores niet gehaald (hoeven te) worden en de
uiterste grens van de grafiek dan ook meestal niet bereikt wordt. Meestal
stokt een complete eurovoorbereiding op ongeveer 90%, omdat niet alle gemeten
opties en activiteiten voor alle gemeenten relevant zijn.
Ook wel aangeduid met noodscenario's, crisisdraaiboek of terugvaloptie(s)
Bijvoorbeeld jaarlijkse indexaties.
O.a. voor toeristen die niet over een Nederlandse bankpas met
chipfaciliteit beschikken.
De totaalscore betreft een gewogen gemiddelde van de resultaten op (a)
voortgang en (b) aanpak. Organisaties die goed scoren op het ene en slecht op
het andere krijgen een totaalscore 'redelijk'.