Rijksuniversiteit Groningen

16 okt 2001

Nummer 145 15 oktober 2001

'Veilige School' niet veilig voor meisjes

Inventarisatie en evaluatie
Schoolklimaat
Vertrouwenspersoon
Ongewenst seksueel gedrag
Noot voor de pers

Sinds 1995 is het beleid tegen seksuele intimidatie ondergebracht in het bredere veiligheidsbeleid op scholen. Dat beleid is vooral gericht op de aanpak van 'pesten, agressie en geweld'. Met de introductie van 'De Veilige School' is de aandacht voor seksuele intimidatie echter aanzienlijk verminderd, waardoor de school vooral voor meisjes onveiliger is geworden. Dat blijkt uit een onderzoekrapport van het Universitair Centrum Genderstudies van de Rijksuniversiteit Groningen. Een van de belangrijkste conclusies is dat het beleid tegen seksuele intimidatie gemarginaliseerd raakt.

Het onderzoekrapport 'Ongewenst seksueel gedrag en veiligheid op school' is geschreven door Greetje Timmerman, Cristien Bajema, Liesbeth Bargerbos en Carla Geveke. Hun rapport omvat vier deelonderzoeken naar de thema's: inventarisatie en evaluatie van het beleid; schoolklimaat; vertrouwenspersonen; en vier typen van ongewenst seksueel gedrag.

Inventarisatie en evaluatie

De onderzoekers inventariseerden en evalueerden het beleid dat scholen voor voortgezet onderwijs voeren tegen seksuele intimidatie. Ruim 40 vertrouwenspersonen in twee provincies (Utrecht en Groningen) werden tweemaal ondervraagd (1998 en 2000). Volgens tweederde van de vertrouwenspersonen is er op hun school geen structurele aandacht voor seksuele intimidatie (meer) en op 43% van de scholen is er geen expliciete aandacht (meer) voor seksuele intimidatie in het veiligheidsbeleid.

Schoolklimaat

Een op zich 'veilig' schoolklimaat in het algemeen is nog geen garantie voor een veilig schoolklimaat voor leerlingen die over ongewenst seksueel gedrag zouden willen praten met de schoolleiding of een vertrouwenspersoon. Uit het onderzoek onder 2800 scholieren blijkt dat factoren als binding aan school, een goed zorgklimaat en duidelijke, eerlijke regels, niet doorslaggevend zijn om het bespreekbaar te maken. Daarvoor is meer nodig, met name een 'open' schoolklimaat waarin over seksualiteit gesproken kan worden en seksuele voorlichting die op een leuke manier gegeven wordt.

Vertrouwenspersoon

Het gaat niet goed met de preventie en aanpak van seksuele intimidatie. Zo blijkt dat slechts een zeer gering aantal leerlingen contact opneemt met de vertrouwenspersoon. Verder weet de helft van de leerlingen niet dat hun school een beleid tegen seksuele intimidatie heeft. En slechts 8 % van de overige helft geeft aan op de hoogte te zijn van voorlichting over seksuele intimidatie. Er rust geen taboe op het praten over ervaringen met ongewenst seksueel gedrag, maar leerlingen doen dat overwegend met leeftijdgenoten. Toch heeft praten zin, want de meeste jongeren (87 %) verbinden er positieve gevolgen aan. Volgens de onderzoekers kan het inschakelen van leerlingen, mentoren en/of docenten de drempel verlagen.

Ongewenst seksueel gedrag

Type 1: door schoolpersoneel

Ongewenst seksueel gedrag door schoolpersoneel is vaak non-verbaal en fysiek (opdringerigheid, te dichtbij staan of over de leerling heen buigen). Meestal gebeurt het in de klas en in aanwezigheid van andere leerlingen, maar soms is er niemand bij. Ongewenst seksueel gedrag door schoolpersoneel is iets vaker op meisjes gericht. Jongeren vinden vaker het gedrag van de docent vervelend. Ze hebben meer psychosomatische klachten wanneer ze lastig gevallen zijn door schoolpersoneel. De leerlingen voelen zich niet anders in situaties van ongewenst seksueel gedrag door docenten dan door medeleerlingen, behalve dat ze in het eerste geval vaker aangeven een 'vies' gevoel te hebben gekregen.

Type 2: door medeleerlingen

Ongewenst seksueel gedrag door medeleerlingen is vaker verbaal. Meestal gebeurt dit op openbare plaatsen in en rond het schoolgebouw. Veelal is er een klein groepje leerlingen bij. Het gedrag wordt door de meeste jongeren ervaren als vervelend of een beetje vervelend. De leerlingen die seksueel ongewenst gedrag van medeleerlingen meemaken, hebben in mindere mate last van psychosomatische klachten dan leerlingen die dit van docenten hebben ervaren. Dergelijk gedrag van medeleerlingen geeft jongeren relatief vaker het gevoel 'voor schut gezet' te zijn.

Type 3: bij meisjes

Meisjes worden vaker fysiek seksueel lastig gevallen dan jongens. Ook ervaren zij vaker een combinatie van verschillende soorten ongewenst seksueel gedrag. Meisjes worden vaker lastiggevallen door iemand van het schoolpersoneel en ongewenst seksueel bejegend in aanwezigheid van de hele klas. Zij vinden het vaker (heel) erg vervelend, zijn vaker 'bang' en 'overdonderd'. Meisjes die ongewenst seksueel gedrag hebben meegemaakt, hebben vaker last van psychosomatische klachten dan jongens. Ook hun zelfbeeld is negatiever.

Type 4: bij jongens

Bij jongens is ongewenst seksueel gedrag vaak van verbale aard en door toedoen van medeleerlingen. Jongens worden vaker ongewenst seksueel bejegend in een klein groepje. Zij ervaren het gedrag vaker als minder vervelend dan meisjes en geven vaker dan meisjes aan het gedrag 'normaal' te vinden. Jongens hebben minder last van psychosomatische klachten en hun zelfbeeld is positiever.

Noot voor de pers


* Informatie: projectleider Greetje Timmerman, tel. (050)363 6235/6500; e-mail: m.c.timmerman@ppsw.rug.nl
* Het rapport is verkrijgbaar bij Universitair Centrum Genderstudies RUG, M. Strabbing, Grote Rozenstraat 38, 9712 TJ Groningen; tel. (050)363 6500; e-mail: m.m.strabbing-brinkman@ppsw.rug.nl . De prijs is f 50,-.